De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 760]
| |
Het vierde bedryf.
HIEROFANT. FILOTIMIE.
Hierofant:
1135[regelnummer]
Nu Bazilides niets op Theofrastus wint,
Die zijn hardtneckigheit, te krachtigh boos en blint,
Verdadight, staet ons eens het uiterste aen te vatten.
Een werck, zoo zwaer als dit, loopt groot gevaer van spatten,Ga naar voetnootvs. 1138
Indien men 't ondermijne, en ramme slagh op slagh.Ga naar voetnoot1139
Filotimie:
1140[regelnummer]
Wat middel dunckt u dan het uiterste.Ga naar voetnoot1140
Hierofant:
Uw gezagh
In 't werck te stellen.
Filotimie:
Och, hoe ick den Vorst bejegen,
Hy zwicht van achterdocht, en stemtme t'elckens tegen.Ga naar voetnoot1142
Hierofant:
Gebruick zijn mogentheit. hy volge u met zijn stemGa naar voetnoot1143
En scepter eenen nacht.
Filotimie:
Hoe overstem ick hem?
Hierofant:
1145[regelnummer]
U past het hem, die niet wil luisteren, te dwingen.
Filotimie:
Zoo most ick verder dan mijn staet en paelen springen.Ga naar voetnoot1146
Hierofant:
Ia sleip hem, wil hy u niet volgen met gemack.Ga naar voetnoot1147
Filotimie:
Dan gaef ick zijn gezagh en Godtheit eerst een' krack.Ga naar voetnoot1148
Hierofant:
Wat tusschen u en hem gesmoort wort, blijft verholen.Ga naar voetnoot1149
Filotimie:
1150[regelnummer]
De kroon is eerst aen hem, en lest aen my bevolen.
Hierofant:
En of hy suffen blijft, en geen gevaer beseft?
| |
[pagina 761]
| |
Filotimie:
Hy zal 't beseffen, maer te spade, als 't onheil treft.
Hierofant:
Dat treffen zult gy zwaerst bezuuren, en gevoelen.Ga naar voetnoot1153
Filotimie:
Rechtschapenheit zal aen een vrou haer moedt niet koelen.Ga naar voetnoot1154
Hierofant:
1155[regelnummer]
Gy zijt by Theofrast te schendigh in den haet.Ga naar voetnoot1155
Filotimie:
Die slijt wel, wort hy slechts gehanthaeft by zijn' Staet.
Hierofant:
Hy dreight het lasterstuck der Godtheit fel te wreecken.Ga naar voetnoot1157
Filotimie:
Zijn grimmigheit bedaert, indien het werck blijf steecken:Ga naar voetnoot1158
Hierofant:
Men zoent het Priesterdom met afstant niet zoo licht.Ga naar voetnoot1159
Filotimie:
1160[regelnummer]
Het springt niet verder dan 't besteck van zijnen plicht.Ga naar voetnoot1160
Hierofant:
Dees eischt vergoeding van geleden schimp en schade.
Filotimie:
De Priesters drijven op der Koningen genade.
Hierofant:
Zy stellen wetten zelfs den Vorsten, en hun Rijck.
Filotimie:
In 't punt van godtsdienst is de Vorst hun naeste wijck.
Hierofant:
1165[regelnummer]
Hier over kraeit men, dat het hair te berge rijze.Ga naar voetnoot1165
Filotimie:
De Godtsdienst blijft de zelve, al scheelt het in de wijze.
Hierofant:
Zagh Theofrastus dit ick zagh den Staet geredt.Ga naar voetnoot1167
Filotimie:
Geen tong verzet hem, wort hy door geen maght verzet.
| |
[pagina 762]
| |
Hierofant:
Dat is het eenigh punt, waer op deze as moet draeien.
Filotimie:
1170[regelnummer]
Ons dreight een felle storm.
Hierofant:
Die zal wel overwaeien.
Men steeck' maer rustigh af in deze bare zee.
Filotimie:
En waer in 't endt belant?
Hierofant:
Op een geruste ree.
Ick zie van verr' den mont van een behoude haven.
Folotimie:
Behouden, of te gronde, en levendigh begraven.
1175[regelnummer]
Ick toetste u slechts, getroost al wat my wedervaert.
Wie omziet, en noch vreest, is zulck eene eer niet waert.Ga naar voetnoot1176
Een hemel hier op aerde, een Godtheit verre ons leven
Opweegen: maer al wat ick naer mijn oogh bestevenGa naar voetnoot1177-78
Bezeilt mijn moedt, die zwicht voor wederspoet, noch last,
1180[regelnummer]
Noch dreigementen van Jupijn, noch Theofrast.
Dees weerelt valt te klein: men sta naer hooger percken.Ga naar voetnoot1181
Nu middelen beraemt om 't opzet uit te wercken.
Salmoneus moet 'er aen, oock tegens wil en zin,
Hy aengebeên als Godt, en ick als een Godin.
SALMONEUS. FILOTIMIE.
Salmoneus:
1185[regelnummer]
Men draeft en woelt vergeefs. geen middel van verdragen,Ga naar voetnoot1185
Nu Theofrast zoo los heeft in den wint geslagen
Wat Bazilides riedt, en t'zamenhaelen kost.Ga naar voetnoot1187
d'Aertspriester onverwrickt, als een metaelen post,Ga naar voetnoot1188
Door gunst noch ongunst van zijn opzet is te brengen.
1190[regelnummer]
Wy moeten voor een poos wat dulden en gehengen,
En stellen 't nachtfeest uit, tot op een zachter luim.Ga naar voetnoot1191
Schoon Bazilides dringt om al dit tempelschuimGa naar voetnoot1192
Te vaegen uit mijn Rijck, en moedigh voort te vaeren.
Een verreziende heer weet zijn gezagh te spaeren,Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Gebruickt het op zijn tijt, en waeght het zonder noot
Zoo licht niet: neen gewis. een tegenstant, een stoot
| |
[pagina 763]
| |
Helpt al 't gezagh in d'asch. de Majesteit is teder.
Zy lijd geen' schimp, stortze eens in d'asch, wie brengze weder
Tot haeren ouden glans, zoo luisterschoon al oit?
1200[regelnummer]
Dat kon Athene zelf met al zijn Wijzen noit.Ga naar voetnoot1200
Het Koningklijck gezagh wast op, als heilige eicken,
Die hoeven jaeren om hun hooghte te bereicken;Ga naar voetnoot1202
Dies laet ons 't zekere om 't onzekere eergenot
Niet waegen zonder kans. Mevrou, dit is het slot,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
En hier op afgetreên, eer wy dit paert berijden,Ga naar voetnoot1205
Eer 't schichtigh wort, en ons den breidel koomt' t'ontglijden.
Filotimie:
Een schoone wijsheit: waer heeft die zoo langh geschuilt?
Het eene beelt staet hier in 't kerckpoortael en pruilt;Ga naar voetnoot1208
Het andere op de brugh. de paerden voor den wagenGa naar voetnoot1208-09
1210[regelnummer]
Staen reede, om in triomf uw Godtheit om te draegen.Ga naar voetnoot1210
De Priesters, 't offervee, zoo groot een toestel wachtGa naar voetnoot1211
En reckhalst, van verdriet, om met den middernacht,Ga naar voetnoot1212
Den Melckwegh langs, (zo heet die straet met starre en wolken
Van wederzy bekleet,) in 't oogh van alle volcken,
1215[regelnummer]
U endelijck te zien braveeren, en 't besluitGa naar voetnoot1215
Van al dien toestel komt ten leste op uitstel uit.
Is dat de Majesteit verzeekren, en bewaeren?
't Geberghte zweet van last, in arbeit om te baeren,
En na dien arbeit komt een veltmuis voor den dagh.Ga naar voetnoot1218-19
1220[regelnummer]
Dat heet voorzichtigheit, en 't Koningklijck gezagh
Verzekeren. 't gaet wel. waer blijven d'offervieren?
Brengt wieroockvaten, flux: men slaghte hondert stieren,Ga naar voetnoot1222
Ter eere van den Godt, die dus den blixem voert.
O liever duizentwerf dees koorde noit geroertGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Dan zich en zijnen stam in zoo veel smaets gedompelt.
Indien dit haepren blijf, wy worden overrompeltGa naar voetnoot1226
Van rampen, zonder ende, en plotsling met een' slagh
Getroffen, dat men noit om opstaen dencken magh.
Salmoneus:
Mevrou, gy kunt hier aen mijn oprecht hart bespeuren,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
En hoe ick u in top der Godtheit zocht te beuren,
| |
[pagina 764]
| |
Te heffen aen mijn zijde, indien 't gelucken wou.
Nu 't weiflende geluck der weerelt, luttel trou,
Ons aenziet met den neck, en komt dit spel te hinderen
Door tegenspartlen, raet ons 't voorspoock zeil te minderen,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Te strijcken, geenen storm te loopen in den mont.
Dat 's veiliger dan 't schip te jaegen in den gront,
En, tegens wint en stroom, door al die blinde rotsen
Het uiterste gevaer te tergen, en te trotsen.
Vergeef het uwen heer, dat hy uw leven berght,
1240[regelnummer]
En eer, en staet, en kroon.
Filotimie:
Gy berghtze niet, maer terght
Een' grondeloozen poel, vol helsche Razernijen,
Brengt teffens my en u en duizenden in lijen.
Salmoneus:
Uw oordeel en het mijn staen tegens een gekant.
Wanneer ons glori zit, gelijck een schip, gestrant:
1245[regelnummer]
Dan zal het blijcken wie best oordeelt van ons beide,
Helaes, maer al te spade. ick waeckte, en overleide
Te nacht het heele stuck, terwijl 't gestarrent doock,
Tot dat de Slaepgodt quam, en bey mijne oogen loock.Ga naar voetnoot1248
De Droomen volghden hem, die zijne vleugels spreide
1250[regelnummer]
En om mijne ooren sloot. ick droomde, en zat en schreide
Op 't achterschip alleen, als 't voorschip, schier te gront
Geslingert, hulp noch troost aen stuur noch stuurman vondt,
Waer na een noortsche buy met kracht haer vinnen roerde,Ga naar voetnoot1253
De hulck aen lager wal door klip en steenrots voerde:
1255[regelnummer]
Toen stietze op eene plaet, die stroom en baren stuit.Ga naar voetnoot1255
De golven gingen hol, en 't zagh 'er byster uit.
Filotimie:
Dit voorspoock hoop ick zal in ydelheit verdwijnen.
Salmoneus:
Elenden naecken, eer de zon beginn' te schijnen.
Mijn geest getuight geen heil: het onheil is naby.
Filotimie:
1260[regelnummer]
Laet vaeren uwen droom.
Salmoneus:
Wat eischt Mevrou van my?
| |
[pagina 765]
| |
Filotimie:
Dat gy dees godtstriomf uitvoeren wilt met orden.Ga naar voetnoot1261
Beveel de zaeck aen ons; laet ons hier mee geworden.
Salmoneus:
Wat raet om Theofrast te zetten naer uw hant?
Noch Bazilides, noch de kloecke Hierofant,
1265[regelnummer]
Noch mijn gezagh heeft hem het alderminst bewogen.
Filotimie:
Wie niet gewilligh buight wort met gewelt gebogen.
Salmoneus:
En buight hy niet?
Filotimie:
Zoo gaet de handel echter voort.Ga naar voetnoot1267
Men klamp' dien Amirael met al ons maght aen boort.Ga naar voetnoot1268
Laet kraecken al wat kan: men zal hem zien verstommen,
1270[regelnummer]
Ons tegenwoordigheit aen uwe zijde brommen.Ga naar voetnoot1270
Bezat de stoutheit oit des weerelts derde deel;Ga naar voetnoot1271
Wy laeten zijnen Godt den hemel niet geheel.Ga naar voetnoot1272
Salmoneus:
Ick ben het stuck getroost.Ga naar voetnoot1273
Filotimie:
welaen, om tijt te winnen,
Is 't meer dan tijt dat wy dit heerlijck stuck beginnen,
1275[regelnummer]
En 's Rijcks geheimraet eerst verspreecken in het hof,Ga naar voetnoot1275
Om met een majesteit op d'aengevange stof
Te wercken, en uw beelt, gestuit voor dezen drempel,Ga naar voetnoot1276-77
Gewilligh of door dwang te voeren in den tempel:
Dan, na een dans van eere op Godtsvelt, met de prachtGa naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Der Goden voort getreên, daer d'offerhande u wacht.Ga naar voetnoot1280
REY VAN PRIESTEREN. THEOFRASTUS.
Rey van Priesteren:
Wy treden naer het hof, en bleven nutter buiten.Ga naar voetnoot1281
Theofrastus:
Gaef Jupiter dat wy dien afgodt moghten stuiten.
Het waer een parel aen de kroon van 't Priesterdom.
| |
[pagina 766]
| |
Rey van Priesteren:
De Koningin, te trots, te moedigh, ziet niet om
1285[regelnummer]
Naer Godt noch Priesterschap, om Junoos rol te speelen.
Theofrastus:
En zou men luisteren naer 't hof en zijn bevelen;Ga naar voetnoot1286
Zou een verwaende vrou haer wetten in de kerck
Bekrachtigen? waerom verscheuren wy dit zwerck,Ga naar voetnoot1288
Dees hemelschildery en wolcken niet aen sleters?Ga naar voetnoot1289
Rey van Priesteren:
1290[regelnummer]
Verschoon het dezen nacht, met hoope van wat beters.Ga naar voetnoot1290
Wat deert ons spinnewebbe en kranck tooneeltapijt
Van dezen Jupiter, die met den hemel strijt,
Zijn Juno te geval? hoe laet hy zich misleien!
Men moght zijn dolheit eer beklaegen en beschreien
1295[regelnummer]
Dan lasteren. wanneer een vrou de Kerck regeertGa naar voetnoot1295
Dan draeit de weerelt om, dan staet haer hooft verkeert.Ga naar voetnoot1296
Theofrastus:
De vrouwen midlerwijl beschicken groote zaecken.
Zy spoocken door de lucht, gelijck Medeas draecken.Ga naar voetnoot1298
Rey van Priesteren:
Een heer hou best de hand aen 't roer van zijnen staet.Ga naar voetnoot1299
Theofrastus:
1300[regelnummer]
By wijlen heeft de heer den naem, mevrou de daet.Ga naar voetnoot1300
Rey van Priesteren:
Zoo gaet het hier: zoo raeckt het heele Rijck op hollen.Ga naar voetnoot1301
Theofrastus:
Dees donderkloot moght hun wel voor de scheenen rollen.
Rey van Priesteren:
Kan Hierofant dien storm, dat onweêr niet voorzien?Ga naar voetnoot1303
Theofrastus:
By wisseling van Staet zal hy de Kerck gebiên.
Rey van Priesteren:
1305[regelnummer]
Die wulp de Kerck gebiên? hy moght zich billijck schaemen.Ga naar voetnoot1305
| |
[pagina 767]
| |
Theofrastus:
De wulpen weeten minst wat zeden hun betaemen.
Rey van Priesteren:
Zv willen dat men hen gelijck orakels hoor'.
Theofrastus:
Zy vangen simpelen, en hangenze op by 't oor.Ga naar voetnoot1308
Rey van Priesteren:
Noch vintmen deftigen, die voor de wulpscheit duicken.Ga naar voetnoot1309
Theofrastus:
1310[regelnummer]
In schijn. zy weeten loos hun wulpscheit te gebruicken.
Rey van Priesteren:
Misbruicken, zeit gy liefst, als in een mommery.Ga naar voetnoot1311
Theofrastus:
Gebruick of misbruick, 't hof zoeckt zijn fortuin hier by.
Rey van Priesteren:
Oprechten worden dus aen laeger wal geschoven.
Theofrastus:
Wie met dees grijns niet speelt raeckt kommerlijk te boven.Ga naar voetnoot1314
Rey van Priesteren:
1315[regelnummer]
Het Hof ziet uit, om u te troonen door genot.Ga naar voetnoot1315
Theofrastus:
Wy wislen Godts altaer om geenen aerdtschen Godt.
Rey van Priesteren:
d'Aertspriester sta maer vast: wy zullen niet bezwijcken.Ga naar voetnoot1317
Theofrastus:
Voor 't outer van Jupijn, en zonder ommekijcken.Ga naar voetnoot1318
Rey van Priesteren:
Met wat bewijzen zal het hof dit spel bekleên?Ga naar voetnoot1319
Theofrastus:
1320[regelnummer]
Met vonden, zonder gront.Ga naar voetnoot1320
Rey van Priesteren:
die zacken ginder heen.
Theofrastus:
Een reden, lang erkaut, bevestight door de tijden,Ga naar voetnoot1321
Die op elckandre slaen, en die de proef kan lijden,Ga naar voetnoot1322
| |
[pagina 768]
| |
Behout haer waerde, als munt van 't louterste metael,
Ontziet noch vier, noch toets, noch klank, gewigt, noch schael,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Dat zult gy hooren, nu ick, Godt Jupijn ter eere,
Dien valschen Godt ten schimp, ons zaek voor 't hof verweere.Ga naar voetnoot1326
Daer treet het gansche hof ons tegen. houdt u vast
Aen Godt, en zijn altaer: de Godtsdienst lijdt geen' last,
Al ramdenze met kracht ons godtgewijde muuren.
Rey van Priesteren:
1330[regelnummer]
Wy zullen hun gewelt door lijden best verduuren.
SALMONEUS. THEOFRASTUS. FILOTIMIE. HIEROFANT. REY.
Salmoneus:
Eerwaertste vader, hoe? wat drift, wat onbescheit
Is dit? zal 't Priesterdom Salmoneus majesteit
In 't licht staen? kan men u met reden niet beweegen?
Gy staet alleen geen' Vorst, maer Godt op aerde tegen.
1335[regelnummer]
Een wijze hoedt zich wel dat hy geen Godtheit steurt.
Theofrastus:
Zoo wort onnozelheit, die nergens in verbeurt,Ga naar voetnoot1336
Beschuldight, zonder blijck en merck van schult te noemen.
Filotimie:
Een onbeschaemde durf zijn schande noch verbloemen.
Theofrastus:
Verbloemen? niemant wijst ons schande of misdaet aen.
Hierofant:
1340[regelnummer]
Ziet gy 't geheilight beelt niet voor den tempel staen?
Theofrastus:
Zoo 't beelt een misdaet heet, ick heb het niet gehouwen.Ga naar voetnoot1341
Salmoneus:
Gy keert het uit de kerck,
Theofrastus:
men magh geen godtsgebouwen
Ontwijden door een beelt, dat Jupiter ontwijt,
Een Godtheit, aen wiens eer gy zelf verbonden zijt,
1345[regelnummer]
Dies wacht u zijn altaer en tempel te bestormen.
Hierofant:
De minste Koning giet een' Godt in zulcke vormen,
Daer zijne zinlijckheên op speelen. is 't niet waer?Ga naar voetnoot1347
| |
[pagina 769]
| |
Scheep over naer den Nijl: de schrandre Egyptenaer
Schept Goden, zonder endt, uit zijn gedroomde vonden,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Bidt koey, en kalvers aen, en krokodil, en honden,
Griffoen, en gans, en haen, oock zelf ajuin, en loock,Ga naar voetnoot1351
Gedient door offervee, en geur, en offersmoock.
Dat leert hem Zonnestadt, in zijn befaemde schoolen,Ga naar voetnoot1353
Aen Isis Priesterdom van overouts bevolen.Ga naar voetnoot1354
Theofrastus:
1355[regelnummer]
Wy keeren ons geensins aen ongrieck, nochte Nijl.Ga naar voetnoot1355
Het wijze Griecken volght en houdt den ouden stijl,Ga naar voetnoot1356
Door Cekrops ingevoert t'Athene, en streng geboden.Ga naar voetnoot1357
Hy leerde ons eerst Jupijn, den Koning aller Goden
En menschen te gelijck, aenbidden; vee, en stier,
1360[regelnummer]
Brandtoffer, wieroockgeur, en zuiver offervier
Opdraegen, en dien Godt in marmerbeelden eeren.
Wie dezen godtsdienst nu in Elis om wil keeren,
En 't beelt van Koningen op 't heiligh outer plant;
't Gebruick der ouderen, getrou van hant tot hant
1365[regelnummer]
Hunn' kindren toegereickt, verandert in de steden,
Wort geensins ingevolght met d'allergrootste reden.Ga naar voetnoot1366
Wat wijs en wet een Vorst in zijne Rijcken zet,
d'Aeloutste godtsdienst is en blijft de hooghste wet,
En hierom keeren wy dien nieuwen afgodt buiten.
Filotimie:
1370[regelnummer]
Laet Cekrops Heiligheên in zijne kercken sluiten,
En buiten keeren wat hy raedzaem vint of niet:
Salmoneus is een Godt en heer in zijn gebiet.
De lantzaet hou zich stil: men vint en stelt geen wetten.Ga naar voetnoot1373
Wie dit mishaeght vertreck' (men zal 't hem niet beletten,)
1375[regelnummer]
Naer Cekrops stadt, en zoecke alleen by Cekrops prijs.Ga naar voetnoot1375
Theofrastus:
Geweldigh heerschen, en met dwang, is geen bewijsGa naar voetnoot1376
Van wettigheit in 't stuck van godtsdienst en Godts kercken,
By duizentduizenden gezaeit op 't aerdtrijck, wercken
Van menschenhanden niet, maer Goden opgebout.Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
d'Almaghtige Jupijn heeft ons zijn' dienst betrout,
| |
[pagina 770]
| |
Met dit beding van trou voor Godts altaer te waecken.
Dit wettige beroep verbiet dien dienst te staecken,
Verbiet een' sterflijck mensch t'aenbidden voor een' Godt.
Hierofant:
Eert Herkles Priesterdom dan, tegens 't hoogh gebodt
1385[regelnummer]
Van Jupiter, zijn' zoon gewonnen by Alkmene?Ga naar voetnoot1384-85
Waer is de wijsheit nu van Cekrops, en Athene?
Was Herkules geen mensch met sterflijckheit bekleet,
Toen dat venijnigh hemd, zoo schrickelijck en wreet,
Hem naer het lijckvier dreef, daer hy tot asch verteerde?
1390[regelnummer]
Wat plaets leedt opspraeck, die dien Helt met offer eerde?Ga naar voetnoot1388-90
De zoon van Actor slaght den allereersten stier,Ga naar voetnoot1391
Ter eere van dien Godt. de krans van popelier
Bekranst zijn Priesterdom. Thebaner en Arkader,Ga naar voetnoot1393
Tyrinte, Tybur, en de Gades dezen vaderGa naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Gezangen zingen. hem ontbreeckt noch kerck, noch feest.
Nu lochen dat hy is een sterflijck mensch geweest.Ga naar voetnoot1395-96
Zijn daeden dienen u tot onschult, noch verschooning,
Te min dewijl hy noit een Rijck beheerschte als Koning.
Theofrastus:
Alcides heeft men eerst geoffert na zijn doot,Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
En, als een Godt, geviert.
Hierofant:
dat onderscheit is groot,
Het scheelt den lesten snick en dootsnick tusschen beiden,
Dat kan hier Godendom en menschdom onderscheiden.Ga naar voetnoot1400-02
Theofrastus:
Ons Godtgeleertheit leert ons klaer hoe veel dit scheelt,
Als zy de Godtheit in drie ordens heeft gedeelt,Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Het hooghste Wezen stelde in d'eerste hemelsche orden;Ga naar voetnoot1405
Het tweede in zielen, die van menschen Goden worden,
Geheilight om hun deught, hoedanigh Herkles was;
| |
[pagina 771]
| |
Het derde in Deught en Eer. hoe komt nu dit te pas,
Dat wy altaer, en kerck, en beelt, en offer schencken
1410[regelnummer]
Aen sterffelijcken ('t is een gruwel om te dencken,)
Al waren 't Koningen? hier hapert uw bewijs.
Keer om dit speeltooneel: gy haelt noch eer noch prijsGa naar voetnoot1412
By mannen van verstant, by geenerhande volcken,
Met schilderhemelen, gemaelde lucht, en wolcken,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
En starren, zonder vier: men voer' dit beelt in 't hof.
Wie glimpigh mommen wil, die momme niet zoo grof.Ga naar voetnoot1416
Filotimie:
Wert niemant by zijn tijt een godtheit toegeschreven,Ga naar voetnoot1417
Salmoneus zal dan eerst naer dezen pallem streven.Ga naar voetnoot1418
Theofrastus:
Mevrou, al waren wy den Koning onderdaen,Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Dees tempelschennis kan niet ongestraft vergaen.Ga naar voetnoot1420
Geen Goden lieten oit zich ongestraft beschimpen.
Verbloemen baet hier niet, noch verf, noch schijn, noch glimpen.
Geen grooter schennis dan die Godt zijn eer ontsteelt,
Het zy door offersmaet, of een onheiligh beelt.
1425[regelnummer]
Wie zich wil spiegelen, geen spiegels hem ontbreecken.
De nacht verloopt te snel, om breet hier af te spreecken.Ga naar voetnoot1426
Waer bleef de Reuzerot, die, staende naer den stoelGa naar voetnoot1427
Des Dondergodts, zoo diep in Plutoos jammerpoel
In eeuwigheit verzonck, van boven neêr gekloncken?
1430[regelnummer]
Prometheus, die de zon haer levendige voncken
En straelen steelt, om 't beelt t'ontvoncken, streckt helaes,
Geketent aen zijn rots, den Arent tot een aes.Ga naar voetnoot1430-32
Geen Flegias vergeefs Apolloos tempel blaeckte.Ga naar voetnoot1433
Geen Pentheus Bachus feest vergeefs beschimpte, en laeckte,Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Noch Glaukus Venus; dees verbeten en gesleurtGa naar voetnoot1435
Van 't paert, en d'ander door zijn moeders hant verscheurt.
De bijl, die Ceres woudt vermeeten aen dorst randen,
Zagh hoe haer heer zijn spier most knaegen met de tanden,
| |
[pagina 772]
| |
Uit dollen honger. och, indien hier raden gelt,Ga naar voetnoot1437-39
1440[regelnummer]
Och, schen uw handen aen geen tempels door gewelt.
Hierofant:
Zoo wort een lichte pluim, een' roock, een' damp verblazen.
Hy pooght den Koning dus met dreigen te verbaezen,Ga naar voetnoot1442
Vergeefs: wy troosten ons deze ydele ongena.Ga naar voetnoot1443
Theofrastus:
Verleider van ons hof, de felle donder sla
1445[regelnummer]
Uw boosheit, het bederf, de pest der vroome heeren.
Hierofant:
De Vloecken zijn gewoon in hunnen hoeck te keeren,Ga naar voetnoot1446
Van waerze quamen.
Theofrastus:
wacht, de Vloecken zijn niet wijdt.Ga naar voetnoot1447
Salmoneus:
Krackeelen vordert niet. men staecke dezen strijt.
Theofrastus:
Indien het u behaegh', men stell' de strijt ter zijden.
1450[regelnummer]
Niet een der Priesteren zal 's Konings beelt ontwijden:
Het ruste dezen nacht alleen voor 's tempels poort.
De Koning vaer' terwijl met dees triomffeest voort,
Getroost hy zich den slagh van boven te verwachten.
Wy zullen midlerwijl ons Godtheit offer slaghten,
1455[regelnummer]
En wieroocken. zy zal gewis dien hoon en smaet
Haest wreecken aen dit hooft, een' stokebrant van 't quaet!Ga naar voetnoot1456
Hierofant:
Aen my? de donder kan my hinderen noch deeren:
Maer mooght gy in dit beelt des Konings wil onteeren,Ga naar voetnoot1458
En Koningklijck gezagh, zoo blijckt het al te wis
1460[regelnummer]
Waer toe de mogentheit des Rijcks vervallen is.Ga naar voetnoot1460
Filotimie:
Dan waer de gront geleit tot wederspannigheden.
Theofrastus:
Ziet toe, gy haelt den vloeck van alle Griecksche steden
En alle ongriecken u te schendigh op den hals:Ga naar voetnoot1463
Zoo staen d'orakels stom: de wichlery is valsch.Ga naar voetnoot1464
| |
[pagina 773]
| |
1465[regelnummer]
Waertoe Jupijn gedient in hondertduizent kercken?
Waertoe zijn beelt, de kroon van zeven wonderwercken,Ga naar voetnoot1466
Zoo heerlijck opgerecht? waertoe 't Olympisch feest
Van Herkles ingevoert, daer zich vernuft en geest
En pracht van Koningen en Vorsten vinden laeten,
1470[regelnummer]
Als Pize, en Elis, elck om 't vijfde jaer, heur straeten
Van toeloop zien gepropt, en woelen naer heur' wensch?Ga naar voetnoot1467-71
Nu wijdt deze eer eens toe een kranck een sterflijck mensch,
En ziet wat opspraeck wat al laster dit zal draegen.
Hierofant:
Zoo dit Salmoneus en zijn Juno kan behaegen,
1475[regelnummer]
Wy keeren ons aen 's volcks oploopentheit, noch haet.Ga naar voetnoot1475
Filotimie:
In 't minste niet.
Theofrastus:
Jupijn, hoe wort uwe eer versmaet!
Filotimie:
Hier gelt geen weigeren. als 't hof het volck moet schroomenGa naar voetnoot1477
En naer den mont zien, dan is 't verr' genoegh gekomen.
Salmoneus:
Zoo doet het. zet dit beek op 't outer: haest u, voort.
Theofrastus:
1480[regelnummer]
Gy opent uw bederf in eeuwigheit de poort,
Waer door Godts plaegen vast van alsins innetrecken.Ga naar voetnoot1481
Filotimie:
Trouwanten, by der hant.Ga naar voetnoot1482
Theofrastus:
Geen water kan de vlecken
Van tempelschendery afwasschen, geene zee
U zuiveren. helaes, o wee, o wee, o wee.
1485[regelnummer]
Stijgh op, o Rey: bezet den godtgewijden drempel.
Filotimie:
Trouwanten, rept u: voert dit godtsbeelt in den tempel.
Theofrastus:
Om Godts wil, Koningin, hou stil, verhaest u niet,Ga naar voetnoot1487
In tegenwoordigheit van 't oogh, dat alles ziet,
| |
[pagina 774]
| |
Van 't oor, dat alles hoort, en zonder aenzien oordeelt.Ga naar voetnoot1488-89
1490[regelnummer]
Ten minste spiegel u by tijts, aen 't eeuwigh voorbeelt
Van Niobe, de trotse en stoute Koningin,
Die niet ontzagh, verwaent en met een' dollen zin,
Latonaes offerfeest t'ontwijden en te stooren,
Op 't spoor van Tantalus, haer' vader, die den toren
1495[regelnummer]
Der Goden had geterght, met hun geheimenis
Te brengen aen den dagh, waerom hy eeuwigh is
Ter helsche straff' gedoemt. Latone, aldus ontsteecken,
Beweeght Diane en Godt Apollo met haer smeecken
Te straffen 's moeders hoon, van Niobe geleên,
1500[regelnummer]
Wiens kinders niet zoo haest vergaderen by een
Voor Thebe, om in het perck hun paerden te berijden,
Of 't hagelt pijlen uit de lucht, van alle zijden.
De trotse Niobe, half doot, aenschout dees plaegh,
Bezuurt in al haer bloet, een droeve nederlaegh.
1505[regelnummer]
Een dochter wenschtze alleen, in 't midden van het treuren,Ga naar voetnoot1505
Te bergen in haer' schoot, maer 't magh haer niet gebeuren:
En zy, die flus verwaent de Godtheit terght zoo trots,Ga naar voetnoot1507
Besterft zoo kil als ys, verandert in een rots,
En leert u wat het is zich tegens Godt te kanten.Ga naar voetnoot1490-1509
Salmoneus:
1510[regelnummer]
Nu Bazilides, voort, vaert voort, gy hoftrouwanten.
Rey:
Jupijn, aenschoutge dit? aenschou wie u onteert.
Gewelt, gewelt. Godts kerck wort schendigh geschoffeert.Ga naar voetnoot1512
Theofrastus:
Godtvruchte Priesters, rust: treet binnen om, in 't midden
Der zwaericheên te koor, den Dondergodt te bidden,
1515[regelnummer]
Dat hy zijn heilighdom beschutte in dit gevaer.
Hierofant:
Het stuck is uitgevoert, het godsbeelt op 't altaer.Ga naar voetnoot1516
Salmoneus:
Nu 't hooghtijt met triomfe en danssen en gezangen,
Ter eere van ons Rijck en Godtheit, aengevangen.
| |
[pagina 775]
| |
Laet volstaen al wat kan. mijn Ganimedes, fierGa naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Op uw dischschenckersdom, en gy, o kamenier
Van Iuno, Iris, brengt ons nu de godtsgewaeden.Ga naar voetnoot1521
My past die mantel, rijck van licht, en overladen
Van starren. reick Mevrouw den mantel van azuur.
Alree verandren wy van wezen. de natuur
1525[regelnummer]
Der sterflijckheit begint de Godtheid aen te neemen,
De leest der menscheit naer d'onsterflijckheit te zweemen.Ga naar voetnoot1526
Nu heeft de Godtheit haer voltoisel en beslagh.Ga naar voetnoot1527
Wy zien de weerelt aen uit eenen andren dagh,
En uit een ander oogh. de velden, en waeranden,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Geberghte en zee en stroom staen reede om offerhandenGa naar voetnoot1530
t'Ontsteecken op 't altaer. mijn bedgenoote, aenvaert
Dien scepter, u alleen, u past die pauwestaert,Ga naar voetnoot1532
Zoo rijck en dicht bezaeit met Argus blinckende oogen.
De hemel daelt alreede, en opent zijne boogen.
Filotimie:
1535[regelnummer]
Apollo, die het al verlicht met uwen glans,Ga naar voetnoot1535
Verschijn nu op dit feest: verheerlijck onzen dans
En staetsi. Vader Mars, die bloedige oorelogenGa naar voetnoot1537
Bestiert, verzelschap ons: dael neder uit den hoogen.
Merkuur, die op de pen van hoedt en hielen zweeft,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Met uwe slangeroe verdaghvaert al wat leeft,Ga naar voetnoot1540
En niet en leeft, verschijn, en help den dans beginnen.Ga naar voetnoot1540-41
O dochter van Jupijn, en moeder van het minnen,Ga naar voetnoot1542
Verschijn op deze feest met uwen vluggen zoon.Ga naar voetnoot1543
O strijtbre Pallas, dael om laegh uit 's hemels troonGa naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Met helm, en beuckelaer, en speere. dat DianeGa naar voetnoot1545
Met haeren jaghtspriet daele in 't schijnen van de maene.
Salmoneus:
De rey der Goden stijght uit 's hemels gouden troon.Ga naar voetnoot1547
| |
[pagina 776]
| |
Men zweefze te gemoet. zy buigen voor ons kroon,
En eeren ons van verre, als eerste en opper goden.
1550[regelnummer]
O Godtheên, wellekom. die, reede op ons geboden,Ga naar voetnoot1550
Dit Godtsfeest eeren wilt, en elck uit zijnen transGa naar voetnoot1551
En onzen hemel daelde, om dezen Godendans
Eendraghtigh te bekleên op schuiftrompet, op veêlen,Ga naar voetnoot1553
Schalmejen, en muzijck van goddelijcke keelen.
1555[regelnummer]
Wy zullen uit den troon van wolcken, aen de zy
Van onze gemalin gezeten, beide bly
Bestraelen uwen zwier, en letten op de zwaejen
Van deezen dans en trant, waerop de starren draejen.
Hierofant:
Genoegh gedanst: uw dans vernoeght de majesteitGa naar voetnoot1558-59Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Van onzen Jupiter. de Priesters staen bereit
Met facklen, offertuigh, en geur van wieroockvatenGa naar voetnoot1561
U door den Melleckwegh en starrelichte straetenGa naar voetnoot1562
Op 't staetighst' voor te treên, te leiden met de pracht
Van Goôn en hofsleip naer de brugh, daer 't offer wacht
1565[regelnummer]
Op d'aenkomst van Jupijn.
Salmoneus:
Mijn Juno, tre naer binnen,
Verwacht ons in het hof met deze feestgodinnen,
Terwijl ons priesterdom zijn offerschult betaelt:
Dan met triomfe 't hooft der Goden ingehaelt,Ga naar voetnoot1568
Dan mooght gy en uw sleip ons triomfant ontmoeten.
Filotimie:
1570[regelnummer]
Het zal ons lusten u, zoo groot een' Godt, te groeten.Ga naar voetnoot1570
Theofrastus:
O Priesterlijcke Rey,
Hef aen een droef geschrey,
En pas de jammerzangen,
Rontom den tempel heen,
1575[regelnummer]
Op uw bedruckte treên,Ga naar voetnoot1573-75
| |
[pagina 777]
| |
Rey van Priesteren:
Aertsvader, wou Jupijn u spaeren,
1580[regelnummer]
En uwe grijze hairen,
Om out en stram te lijen
De tempelschenderyen?
Om deze gruwellasterenGa naar voetnoot1583
Te hooren? dit verbasteren
1585[regelnummer]
't Aenschouwen voor uwe oogen,
Met nevelen betogen,
Terwijl uw beenen beven,
De krachten u begeven?
Wat baeten offerhanden?
1590[regelnummer]
Wat helpt het wieroock branden?
Wat vorderen gebeden?Ga naar voetnoot1591
De tempelplechtigheden
Zijn ydel en verloren.Ga naar voetnoot1592-93
Och, liever noit geboren,
1595[regelnummer]
Zoo droegen wy geen kennis
Van dees gevloeckte schennis.
De hemel blijft gesloten.
Hy hoort geen kerckgenooten.Ga naar voetnoot1598
Theofrastus:
O Priesterlijcke Rey
1600[regelnummer]
Vervolgh dit nachtgeschrey.
Vervolgh uw jammerklaghten,
En klaeg uw droefheit uit,
Op hoop of dit geluit
Den hemel moght verzachten.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
O wee, o druck, o strijt,
Ons outer is ontwijt.
Rey van Priesteren:
Aertsvader, och, wat helpt dit kermen,
Daer ons geen Goôn beschermen?
Zy vlieden dieze haeten.
1610[regelnummer]
De tempel treurt, verlaeten
| |
[pagina 778]
| |
Van zijne heilighdommen.
De schennis zit geklommen
In 't hooge koor der kooren.
't Orakel heeft geene ooren.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Wy klaegen de pylaeren,Ga naar voetnoot1615
Gewelf, en doove altaeren,
Daer torts, noch eicke kranssen,Ga naar voetnoot1617
Noch kerckbancket, noch danssen
Den Goden meer behaegen.
1620[regelnummer]
Men past op donderslagen,
Noch blixemvier, noch schichten.
Men hoeft geen kerck te stichten
Den opperste ten prijze.
't Is uit met d'oude wijze.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
De hemel blijft geslooten.
Hy hoort geen kerckgenooten.
Theofrastus:
O Priesterlijcke Rey,
Hou aan met nachtgeschrey,
Volhardt al stil, in 't midden
1630[regelnummer]
Van 't binnenkoor met my,
En zet u zy aen zy.
Bestorm de lucht met bidden.
O wee, o druck, o strijt,
Ons outer is ontwijt.
|
|