De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 744]
| |
Het derde bedryf.
PIZANERS. BAZILIDES. SALMONEUS.
Pizaners:
Is dit een stadt van Rechte, of woestheit en gewelt?
Bazilides:
Wat jaeght u herwaert aen? hoe hijghtge dus ontstelt?
695[regelnummer]
Hoe dus verbaest?
Pizaners:
Jupijn, ô vader van de Goden
En menschen, help och help. waerheene best gevloden?
Waer bergen wy het lijf? waer vinden wy een wijck?
Bazilides:
Daer komt de Koning aen, de toevlught van dit Rijck,
En alle vroomen. zijt goedsmoeds, en wilt niet schroomen.
Salmoneus:
700[regelnummer]
Wie zijtge? van wat oort?
Pizaners:
Van Pize eerst aengekomen,Ga naar voetnootvs. 700
In 't vallen van den dagh.Ga naar voetnoot701
Salmoneus:
wat deert u dat gy klaeght?
Pizaners:
Wy zoecken heul ten hove, en worden voorgejaeghtGa naar voetnoot702
Van 't opgehitste graeu. heer Koning, bergh ons leven.
Jupijn heeft Koningen op zijnen troon geheven.
705[regelnummer]
d'Onsterfelijcke maght, die klaer op 't voorhooft straelt
Der sterfelijcken, heeft alle aertsche maght bepaelt,Ga naar voetnoot706
Uit stof in top gebeurt, met last aen zijn vertrouden
Dat zy rechtvaerdighlijck het Recht hanthaven zouden.
Wy, onderzaeten van uw leenrijck en gebiet
710[regelnummer]
Te Pize, twijfelen aen uw genade niet,
Als aen een zelve wet verbonden en altaeren.Ga naar voetnoot711
't Is Godtheên eigen den ootmoedigen te spaeren.Ga naar voetnoot712
Salmoneus:
Wie heul zoeckt aen Jupijn, betrouw' hy is niet verr'.Ga naar voetnoot713
Hier is de majesteit van Koning Jupiter,
715[regelnummer]
Tot voorstant van oprechte en onderdaene zielen,Ga naar voetnoot715
| |
[pagina 745]
| |
Die wieroock offren, en voor zijne altaeren knielen.
Maer hoe verstaenwe dit? wat gloeit'er in uw hant,
Dat als een roode gloet van slingerstraelen brant?Ga naar voetnoot717-18
Pizaners:
De gloende blixem, uit de vuist van 't beelt gesmeeten,
720[regelnummer]
Omtrent de kopre sluis, door 't vinnigh graeu, bezetenGa naar voetnoot720
Van helscheit, en verhit op beeldestormery.
Wy berghden dit op straet.Ga naar voetnoot722
Salmoneus:
Geef hier, ô razerny!
Hoe ving het oproer aen? verhaelt uw wedervaeren.
Pizaners:
Terwijlwe bij de maen verwondert staen en staeren
725[regelnummer]
Op 't wonderwerck der brugge, uit erts en klaer metael,
Zoo levendigh als oit Korinthus tot een praelGa naar voetnoot726
Aen eenigh Koning schonck, en meesterlijck gegooten;
Terwijlwe' t heiligh beelt, verbaest en onverdroten,
De Godtheit van Jupijn den gouden adelaerGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
Beschrijden zien om hoogh, en op den booghpylaerGa naar voetnoot730
Den blixem voeren, die de boosheit schijnt te dreigen;Ga naar voetnoot725-31
Waerop de burgers uit ontzagh hun hoofden neigen,
En buigen voor dien Godt; zoo wort'er, van de poort,
In 't noorden, langs den vliet, een mompeling gehoort,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Een oproer. het gerucht, van verre, allengs wat nader,
Wint aen, en heldert op, als beeck by beeck te gader,Ga naar voetnoot736
Naer eenen boezem bruischt, en, van den steenrots neêr
Gestort, ten leste groeit, en aenwast tot een meer.
Zoo groeide oock 't oproer aen, in menighte en geluiden,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Eer iemant vatte wat dit onweêr wou beduiden.
Ten leste dondrenze op; een toomeloos gespuisGa naar voetnoot741
Van allerhanden slagh, omtrent de Godensluis,Ga naar voetnoot742
Daer schreeuwenze overluit: waer zijtge, ô Salmonisten,
Met uwen Jupiter? gy zuivere godisten,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Wy brengen wieroock aen. ô yverige rot,
| |
[pagina 746]
| |
Wy brengen wieroock aen: bewieroock uwen Godt:
Maer neen, wy zoecken hem. dees afgodt moet'er onder.Ga naar voetnoot747
Heeft nu zijn blixem vier, en kan hy met dien donder
Zijn eer verdaedigen, het is verweerens tijt,
750[regelnummer]
Het hagelt kaien. noch gewijt noch ongewijt
Wort aengezien: en wie deze onrust ondertusschen
Wil stillen loopt gevaer: dit vier is niet te blusschen.
De kaien klincken vast op 's Konings bruggeprael,Ga naar voetnoot753
Tot dat een straetgerucht uit schrick hen altemael
755[regelnummer]
Een wijl te rugge drijft. toen rustten al de steenen.
Een roep ging op: vertreckt, het hof is op de beenen.Ga naar voetnoot756
Wy naderen, en zien het heiligh beelt geschent.
De hemel schenn' dien schelm, van niemant noch bekent.
Wy vinden dit geweer der Godtheit, en vertoonenGa naar voetnoot759
760[regelnummer]
Dees schennis zommigen, die by de godtsbrugh woonen.Ga naar voetnoot760
Het graeu omcingelt ons. een woest baldadigh gast
Vlieght toe in al dien hoop, en schuift zijn schelmstuck vast,
Helaes, op onzen hals. dit baert een strijt van monden.
Geen onschult baet, men schreeuwt: gy zijt op 't stuk bevonden,Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Op 't plonderen betrapt. in zulck een straetgeschrey
Roept een: houdt stil: dit zijn Pizaners alle bey.
Houdt stil: verschoontze toch; het zijn ons ledemaeten.Ga naar voetnoot767
Zoo worden wy geberght, en naulijx vrygelaeten,Ga naar voetnoot768
Ontslippen 's doots gevaer, eer iemant ons verrass',
770[regelnummer]
Heer Koning, bergh ons lijf.
Salmoneus:
voort Bazilides, pasGa naar voetnoot770
Gewelt te keeren met een' drommel hofsoldaeten.Ga naar voetnoot771
Treck heene: stil dien twist, men zal u niet verlaeten:
Pizaners, volght hem. nu zal 't blijcken dat men schent
Een Godtheit, die geen aerdtsch noch bluschbaer elementGa naar voetnoot774
775[regelnummer]
Tot haeren scepter voert, maer eenen staf, die reuzen,
Bestormers van de lucht, het beckeneel kan kneuzen,
Bestulpen, onder klip, en steenrots, en geberght,
De radelooze maght, die onzen donder terght:Ga naar voetnoot775-78
Men dient nochtans wel rijp dit opzet t'overweegen.
780[regelnummer]
In zwaere zaecken staet den wijsten raet te pleegen.
| |
[pagina 747]
| |
Vertreckt, trouwanten, daer verschijnt de Koningin,Ga naar voetnoot781
Ons Juno met haer sleip. zy treet als een Godin.Ga naar voetnoot782
FILOTIMIE. SALMONEUS.
Filotimie:
Wat onraet hooren wy? wie wederstreeft ons wetten?
Salmoneus:
Men gaet d'oploopenheit van 't graeu wat nederzetten.Ga naar voetnoot784
Filotimie:
785[regelnummer]
Het is geraden dat zich ieder hou gerust.
Salmoneus:
De brant van oproer wort in 't opgaen licht geblust,
Maer zwaerlijck als de vlam ten daecke is uitgeslagen.
Dat dit geen voorspel zy van ongemack en plaegen.
Filotimie:
Hoe nu toe? zwicht een Godt, zoo trots en groot als gy?
790[regelnummer]
Wat vrees ontstelt uw brein? dit schijnt wel suffery.Ga naar voetnoot790
Salmoneus:
Getrouwe bedtgenoot, gy zoudt bedachtzaem spreecken,
Indien uw wijsheit lette op dit rampzaligh teken.
Filotimie:
Wat teken?
Salmoneus:
Wist men wie ons beelt heeft aengerant.
Jupijn, mijn brughbeelt, is de blixem uit de hantGa naar voetnoot794
795[regelnummer]
Gekloncken met een' steen. ons Godtheid mist haer wapen.
Daer zietge Godts geweer. hoe is 't met ons geschapen,Ga naar voetnoot796
En 't Rijck? wat brommen wy met dezen hemel hier!Ga naar voetnoot797
Mijn donder heeft geen kracht, mijn blixem vlam noch vier
Filotimie:
Wy kennen deze nuck. dit spelen ons die gasten.
800[regelnummer]
Dit oproer wort gestoockt van 't schuim der Theofrasten,
Op dat men 't hooghtijt steure, ons opzet overschreeuw'Ga naar voetnoot801
Maer laetze toezien: want zy tergen geenen leeuw,
Noch brullende leeuwin, door 't steuren van haer nesten,
Maer onze almogentheên, die rechte burgerpesten!
805[regelnummer]
Zy dienen uitgevaeght, als vloecken van den Staet.
| |
[pagina 748]
| |
Salmoneus:
Pizaners raepten by geval dit op van straet.Ga naar voetnoot806
Men leght de schult op hen. wat zullen wy gelooven?
De schult wort dickwijl op onschuldigen geschoven,
In zulck een dwarreling van zinnen en verstant.
Filotimie:
810[regelnummer]
Die stout zich tegens d'eer van uwe Godtheit kant,Ga naar voetnoot810
Heeft, zonder twijfel, dit door iemant loos besteecken,Ga naar voetnoot811
Op dat het u aen hart en yver zou gebreecken
Om 't godtgeheilight beelt te voeren op 't altaer,
Uit schrick en angst voor moeite, en oploop, en gevaer.
815[regelnummer]
Wort dit gestuit, zoo legh den scepter uit de handen,Ga naar voetnoot815
Met een den blixemschicht. zy wetten vast hun tanden
Op uw lafhartigheit, die bouwt de stercke brugh,Ga naar voetnoot817
Waer langs de Wraeck u dreight. men lacht u achter rugh
Wel schimpigh na. zie om: zy schuifelen, zy schimpen
820[regelnummer]
Met dezen Jupiter, om straetgerucht aen 't krimpen.Ga naar voetnoot820
Een Vorst, die 't spel begint, en 't spel ten halve staeckt,
Wat wonder is 't zoo hy ons have en hals geraeckt?
Salmoneus:
In groote zaecken draeft een wijs regeerder zachter.
Filotimie:
Zoo raeckt men niet den stroom te boven. hy raeckt achter,
825[regelnummer]
Die niet zijne armen rept, daer 't water voor de boegh
Geweldigh bruischt, en ruischt. dan kan men niet genoegh
Zijn krachten spannen, en zich reppen in het roeien.
Salmoneus:
Liet Theofrastus na zich met dit stuck te moeien,Ga naar voetnoot828
Het gansche Priesterdom ging willigh aen de hant.
Filotimie:
830[regelnummer]
Geloof dit onweêr komt ons op van dezen kant.Ga naar voetnoot830
Men ziet hem naer den mont alleen, en niemant anders.Ga naar voetnoot831
Een lastertong ontsteeckt zoo veele stokebranders.Ga naar voetnoot832
d'Orakels staen verstomt voor zijne orakelstem.
Salmoneus:
Wat raet in dit geschil? hoe wint, hoe stilt men hem?
| |
[pagina 749]
| |
835[regelnummer]
De Tempelier wil noo voor Majesteiten duicken.Ga naar voetnoot835
Filotimie:
Volhardt dit hooft, zoo moet gy flux uw maght gebruicken.Ga naar voetnoot836
Salmoneus:
Gebruicken? dat ziet verre: en zoo het ons misluckt?Ga naar voetnoot837
Een ingewortelde aert wort langsaem onderdruckt.
Filotimie:
Hier gelt geen langsaemheit: wy zijn te hoogh geloopen.Ga naar voetnoot839
Salmoneus:
840[regelnummer]
Hier gelt beleit, dat zet de heirbaen voor ons open.
Filotimie:
Indienge deist uit schrick, zoo wint uw vyant velt.
Salmoneus:
Men wint door tusschenspraeck dat met geen aertsgeweltGa naar voetnoot842
En volle krachten wort gewonnen en verkregen.
Filotimie:
Door tusschenspreecken krijght hy maght op uwen degen.Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Hy vlamt op uw geweer, de Godtheit van uw kroon.Ga naar voetnoot845
Dat winnende, zoo voert hy uw gezagh ten toon,Ga naar voetnoot846
En speelt met eenen Godt, gelijck met een' gevangen.
Salmoneus:
Daer zouden wy ons kroon en 't gansche Rijck aen hangen.
Filotimie:
Wat Rijck? wat kroon? dan zijtge een Koning, zonder Rijck.
Salmoneus:
850[regelnummer]
Dan stelt rechtvaerdigheit party in 't ongelijck.Ga naar voetnoot850
Filotimie:
En zoo Rechtvaerdigheit voor 't ongelijck moet bucken?
Salmoneus:
Dan staen de wetten stom: dan springht die draet in stucken.
Filotimie:
En echter blijft de heer vermeestert van den knecht.Ga naar voetnoot853
| |
[pagina 750]
| |
Salmoneus:
Wat heet dan Recht?
Filotimie:
al wat de Koning wil, is Recht:
855[regelnummer]
Dat lijdt geen tegenspraeck, besnoeien, noch bedillen.
Gezagh kan met een' slagh den knoop van hooftgeschillenGa naar voetnoot856
Ontwarren, en zoo leght de weerelt. neem vry achtGa naar voetnoot857
Op 't geen ick zegh: gebruick uwe onbepaelde maght.
Mijn trou is uit, (indien gy 't vat, en kunt beseffen,)Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Om u tot zulck een' Staet van glori te verheffen,
Daer noit geen Koning, geen Monarch toe steigren kon,
Terwijl hy leefde, schoon hy al de weerelt won.
Wat glans van eere sta te winnen na dit leven,
Dat is van geen belang. wat lust ons hier te streven
865[regelnummer]
Naer een onzekere eer? en wat vernuft verstaet
De zekerheit, hoe 't met de ziel ten leste gaet,
Wanneerze eens uit de schors des lichaems is gevaeren?
Of zy aen lucht verdwijne, of in een dier loop' waeren,Ga naar voetnoot868
Terwijl het lichaem vast in asch verteert, of rot?
870[regelnummer]
De Grooten scheppen hier hunn' hemel, hunnen Godt.
Dit 's d'eerste wijsheit: dit 's de hooftdeught van de Wijzen.
Laet ooren jeucken om hun deught te hooren prijzen;
Terwijl de dootbus rust, begraeven in een naelt,Ga naar voetnoot873
Of marmeren gewelf, ten hemel opgehaelt:Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Laet dwazen deze pracht en ydelheên bevolen,
En volgh mijn rechtsnoer: dit 's de streeck om niet te doolen.Ga naar voetnoot854-76Ga naar voetnoot876
Mistroutge dit, bera u vry met Hierofant.
Natuur beschonck zijn jeught met goddelijck verstant.
De Weetenschap is niet in 't grijze hair gelegen:
880[regelnummer]
Want ouden suffen, door een stuck te zwaer te weegen.
Spreeck 't hoforakel aen, daer komt hy, juist van pas.
HIEROFANT. FILOTIMIE. SALMONEUS.
Hierofant:
Ick twijfelde waer Godt Jupijn en Juno was,
Om hunne Godtheên met gedienstigheên te volgen.
| |
[pagina 751]
| |
Een storm van oploop stack zoo heftigh en verbolgen
885[regelnummer]
Omtrent Penejus op, van waer allengs 't gerucht,Ga naar voetnoot885
Dan luit dan flauwer, quam gebuldert door de lucht,
Dat d'oude torenwacht, om onheil te beletten,
Geraên vont uit den trans te wapen te trompetten,
Daer hy zijn wacht bewaerde, om hoogh in top van 't hof:Ga naar voetnoot887-89
890[regelnummer]
Wie brant wil stichten is beholpen met dees stof,Ga naar voetnoot890
Een klein begin, om dus wat grooters uit te wercken.
Men kan hier aen den aert van Theofrastus mercken,
En zien naer welck een wit hy dus by doncker schiet.
Heer Koning, het wort tijt dat gy hier in verziet.Ga naar voetnoot894
Filotimie:
895[regelnummer]
Hofpriester, zie dien gloet van negen blixemstraelen.Ga naar voetnoot895
Jupijn, ten spot gestelt, zal moedeloos zijn praelenGa naar voetnoot896
Vergeeten; magh men zoo in 't beelt de Majesteit
Ontwapenen: daer dient niet langer op gebeit.Ga naar voetnoot898
Hierofant:
De plonderaer zal dit voor geen godtschennis neemen,
900[regelnummer]
Om dat hy 't gulden beelt ziet naer Salmoneus zweemen.
Wanneer een Godtheit wort dus ongestraft veracht,
Dan valtze met haere eer. de glori volght de maght:
Waer deze blijckt, daer wortze ontzien, en aengebeden.
Salmoneus:
Men wint een hooghte allengs, by trappen en by treden,
905[regelnummer]
En raeckt al stil op stoel, terwijl het niemant merckt.Ga naar voetnoot905
Hoe kan men zeggen dat hy rust, die doorgaens werckt?Ga naar voetnoot906
De waterdrop wint traegh, noch wintze op steen, en yzer.Ga naar voetnoot907
De schaduw gaet haer' gang ront om den zonnewijzer:
De starren spoeden wegh, en niemant merckt de vaert.
Hierofant:
910[regelnummer]
Het oogh bedrieght wanneer de torens achterwaert,
En onder 't vaeren bergh en oever zich beweegen,
En deizen: dan is schijn van reden reden tegen:Ga naar voetnoot912
Doch een halfziende merckt wat zich beweeght of niet,
Die gaslaet welck van beide uit zijne plaets verschiet.Ga naar voetnoot914
| |
[pagina 752]
| |
915[regelnummer]
Indien de Majesteit, na dat wy dit begonnen,Ga naar voetnoot915
Door toeven in gezagh en aenzien had gewonnen,
Het most nu blijcken: en wy zien het tegendeel.
Uwe eer lijdt afbreuck, en zy blijft niet in 't geheel.Ga naar voetnoot918
De tempel weigert noch 't geheilight beelt t'ontfangen.Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Het brughbeelt staet geschent. de meeste burgers hangenGa naar voetnoot919-20
Aen Theofrastus: en zoo veele u gunstigh zijn
Zien om naer hun fortuin. zy speelen met den schijn,Ga naar voetnoot922
En weifelen, vermomt al stil van wederzijden,
Om naer de beste kans, de kerck of 't hof, te glijden.
925[regelnummer]
Men dreef dit stuck in 't eerst met kracht en yver aen.
Nu schijnen wy verbaest (wat zegh ick stil te staen?)
Te deizen. laet de vorst zijn' scepter dus verguizen,Ga naar voetnoot926-27
Zoo wort het tijt dat wy verhoven, en verhuizen,Ga naar voetnoot928
En naer een vaster wijck en vrybrugh ommezien:
930[regelnummer]
Want durf men Theofrast niet eens de tanden biên;
Zijn hoovaerdy, gewoon op geene maght te passen,Ga naar voetnoot931
Zal u met heiligh en onheiligh haest verbassen,Ga naar voetnoot932
En zetten uit den troon. ick breng mijn inzicht in.
Indien mijn oordeel dwaelt, laet vry de Koningin
935[regelnummer]
Verbeteren, waerin my kennis moght ontbreecken.
Filotimie:
De Koning antwoorde u, dan is 't mijn beurt te spreecken.
Salmoneus:
Dit stuck, gelijck gy zeght, wert heftigh aengevat.Ga naar voetnoot937
Penejus koopre brugh, en 't brughbeelt, om de stadtGa naar voetnoot938
En 't Rijck een heerlijckheit en glori te verleenen,
940[regelnummer]
Behaeghden elck in 't eerste, en al de Priesters scheenen
Vernoeght, zoo lang ons wit hun noch verholen bleef.Ga naar voetnoot941
Maer toen gy quaemt ten hove, uw aenzien boven dreef,
En Theofrastus glans in 't licht stont aen ons zijde;Ga naar voetnoot943
Viel elck aen 't mompelen, gewijde, en ongewijde,
945[regelnummer]
Noch heftiger, naerdien wy, Theofrast ten trots,
Ons zetten wouden in den troon des Dondergodts,
Het wieroock voor ons beelt, de pleghtige offerhanden
Ontsteecken, dien men plagh voor Jupiter te branden.
| |
[pagina 753]
| |
Dit liep gelijck een vier. wat bleef' er ongeroert!Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Nu berst het teffens uit, terwijl men dit volvoert,Ga naar voetnoot950
En wil volvoeren, en wy zien de donckre wolcken
Ons hangen boven 't hooft. wat raet om alle volcken,
Die Jupiter zijn eer ophouden, met geweltGa naar voetnoot953
Den mont te stoppen? wat dees blixemstrael ons speltGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Of niet; dit voorspoock kan gewis geen heil bedieden.Ga naar voetnoot955
Men vondt wel Wijzen, die wat nader zich berieden.
Wie tijt wint, is noch van zijn ooghmerck niet verdwaelt.
Filotimie:
De Koning heeft ons met deze antwoort niet betaelt,Ga naar voetnoot958
Noch in het minst vernoeght. wie wijs is en voorzichtighGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Heff' geensins aen een zaeck zoo zwaer, en zoo gewightigh,Ga naar voetnoot960
't En zy hy eerst doorzie en inzie dan en danGa naar voetnoot961
Wat tegenspartelen hier over vallen kan.
Het is een klein bescheit te sluiten met gedachten:Ga naar voetnoot963
Wie zou uit dezen hoeck dien zwaeren storm verwachten?
965[regelnummer]
De Wijze weet op 't naeust, voor 't ende, en voor het slot,
Wat op dien terling loopt. o licht verblufte Godt!Ga naar voetnoot966
Hierofant:
De maen rijst hooger uit de kim, gelijck de starren:
Wy dienen nacht en dagh niet onder een te warren
In dees verwarringen van raet en daet. de spoet
970[regelnummer]
Is noodigh, zal de Staet op eenen vasten voet
Geraecken. laet de zaeck berusten, of besluiten.Ga naar voetnoot971
Filotimie:
Indien dit stuit, het wil op onze borst afstuiten,Ga naar voetnoot972
En allereerst op u. wy staen al even schoon,Ga naar voetnoot973
En deelen in 't gemeen wat vast hangt aen de kroon.Ga naar voetnoot974
Salmoneus:
975[regelnummer]
Heer Bazilides komt: laet hooren wat die wachter
Van 't oproer brengt, en of wy voorwaert gaen, of achter.Ga naar voetnoot976
| |
[pagina 754]
| |
BAZILIDES. SALMONEUS. FILOTIMIE. HIEROFANT.
Bazilides:
Gelooft zy Jupiter, dat onweêr is bedaert.
Gy hoftrouwanten, treckt nu weder slotewaert,Ga naar voetnoot978
En past op uw geweer: het is geen tijt te slapen.Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Een ieder hou zich reede, en vaerdigh in zijn wapen.
Salmoneus:
Wel Bazilides, leght de razerny aen bant?Ga naar voetnoot981
Bazilides:
Zoo vast niet, of men vreest van eenen andren kant.
De wacht bezet de brugh.
Salmoneus:
verhael uw wedervaeren.
Bazilides:
De gansche stadt gewaeght en dreunt van nieuwe maeren,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Gestroit tot laster of tot glorie van het hof.
De logentael ontbreeckt geen voedtsel noch geen stof
Met waerheit ondermengt. dit oproer was besteeckenGa naar voetnoot987
(Gelooven wy de Faem,) door een' der woeste leken,
En wies zoo maghtigh aen, in stoutheit, en getal,
990[regelnummer]
Dat, zonder mijn ontzet, het heilighdom lagh alGa naar voetnoot990
In onzen stroom geplompt. alreê zat een geklommenGa naar voetnoot991
Den boogh op by het beelt. ontsteecke fackels glommenGa naar voetnoot992
Uit alle tralien, en lichtten 't oproer toe,Ga naar voetnoot993
Als een godtsdienstigh stuck. wanneer het volck de roeGa naar voetnoot994
995[regelnummer]
Der straffe ontwassen schijnt, valt schennis noch godtloosheit
Noch geen verwatenheit te snoode voor zijn boosheit.
Mijn bende broght den schrick in dien verleiden hoop.Ga naar voetnoot997
De schrick verstroitze flux. de beeldestormer sloopGa naar voetnoot998
Behendigh door den drang, die naer ons toe quam dringen.
1000[regelnummer]
Dit voorspook dreigt uw vuist den blixemschicht t'ontwringen:Ga naar voetnoot1000
En blijft dit haperen, ick zweer u by Jupijn,Ga naar voetnoot1001
Gy zult noch Jupiter, noch t'Elis Koning zijn.
Filotimie:
Heer Bazilides heeft de zaeck op 't hooft getroffen.
| |
[pagina 755]
| |
Hierofant:
Hy treft het op een hair: men magh niet langer sloffen.Ga naar voetnoot1004
Bazilides:
1005[regelnummer]
De hofaltaeren staen al vaerdigh by de brugh,Ga naar voetnoot1005
En hondert stieren, wit als sneeuw, de witte rughGa naar voetnoot1006
Met eickenloof bekranst. het gout vergult den horen.
d'Altaerbijl is gewet, en zout noch offerkoren
Noch offerbant ontbreeckt uw' Priester, die vast wacht
1010[regelnummer]
Op d'aenkomst van Jupijn, om datelijck met pracht
Van Goden uit het hof, en reien van Godinnen,Ga naar voetnoot1011
Op uw beveelen dit triomfspel te beginnen,Ga naar voetnoot1012
Zoo ras 't gestarrente uit de kimme ons hooftpunt raeckt.Ga naar voetnoot1013
't Is noodigh dat men spoe: de middernacht genaeckt.
Salmoneus:
1015[regelnummer]
Is d'offerstaetsie in 't geheel noch ongeschonden?Ga naar voetnoot1015
Bazilides:
Uwe amptenaers, die blanck gewapent om haer stonden,
Beschermden het gewijde, en weecken niet een' voet.Ga naar voetnoot1017
Zy zien uw Godtheit vast met yver te gemoet.Ga naar voetnoot1018
En wachten Hierofant, die tot een heerlijck teken
1020[regelnummer]
Van uwe Godtheit zelf den offer aen zal steecken,
Zoo dra men het geluit des donderwagens hoort.Ga naar voetnoot1021
Hierofant:
Wy stonden lang gereet, alleen ontbreeckt'er 't woort.Ga naar voetnoot1022
Filotimie:
Kan u dees reden niet, laet u de noot beweegen
Om voort te vaeren, of de terling loopt ons tegen.Ga naar voetnoot1024
Salmoneus:
1025[regelnummer]
Heer Bazilides, ga, spreeck Theofrastus aen,
Terwijl we op 't hof voor 't lest noch eens te rade gaen.
Hy zal op uw verzoeck misschien van zellef strijcken.Ga naar voetnoot1027
Filotimie:
't Is hem geraeden: want het past ons niet te wijcken.
| |
[pagina 756]
| |
THEOFRASTUS. BAZILIDES.
Theofrastus:
Wat brouwt men al ten hoof? het Priesterdom verlangt
1030[regelnummer]
Naer d'uitkomst van dit pleit, dat in de weeghschael hangt,
Die twijfelt naer wat kant zy noch wil overhellen.Ga naar voetnoot1031
Het schijnt haer tong bezwijckt, en durf geen vonnis vellen.
Gewislijck d'overslagh wil treffen, door 't gewightGa naar voetnoot1033
Van zulck een hooftzaeck. valt de Majesteit te licht,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
De Heiligheit zal haer dien hoogen sprong verleeren.Ga naar voetnoot1035
Wy zien den ganschen Staet het onderst boven keeren.
Bedrieght ons 't oogh niet, by den heldren maneschijnGa naar voetnoot1037
En schemering, dit zal een van de Grooten zijn,
Die heene en weder hier, met wolcken overlommert,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Om dezen Jupiter zich zelven vast bekommert.
Gewisselijck het is heer Bazilides zelf.
Het schijnt hy zoecktme, en treet eerbiedigh naer 't gewelf
Des tempels herwaert aen.
Bazilides:
Veel heils, eerwaertste vader,
Gy zijt het dien ick zocht.
Theofrastus:
wel zoon, ay tre wat nader.
1045[regelnummer]
Wat port u hier dus spa te mijmeren voor 't hof?
Bazilides:
O vader, is dit vreemt? wat levert men al stof
Aen een godtsdienstigh hart tot zuchten, en tot treuren,
Om deze nieuwigheên! wat wil 'er noch gebeuren,Ga naar voetnoot1048
Zoo dit gebeure, daer heel Griecken van gewaeght!Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Misschien wort heel Europe om zulck een stuck geplaeght.Ga naar voetnoot1050
Het hof te dienen, daer de Godtsdienst heeft te lijden,Ga naar voetnoot1051
Valt lastigh, hoe men 't stelle en schick', van wederzijden:
Doch hoe het ga of niet in hof- en kerckgeschil,
Mijn raetslot is gesmeedt. ick draegh mijn hart en wilGa naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Geheel den godtsdienst op, die, zonder eindt van jaeren,Ga naar voetnoot1055
Jupijn by eere hielt, met kercken, en altaeren.
Nu koom ick hier door last en wil der Majesteit,
Om Theofrastus, die den Vorst zijn' eisch ontzeit,
| |
[pagina 757]
| |
Te troonen dat hy schick' den Koning te believen,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
En met dien afgodt d'eer des Dondergodts te grieven:Ga naar voetnoot1060
Maer 'k wensche eer duizentwerf dat my de donder sla,
Eer 't grijze Priesterdom de Godtheit koom' te na.
Vergeefme, ô vader, dat ick uw godtvruchtige ooren
Ontheilige, nu zy dees lasterbootschap hooren
1065[regelnummer]
Uit Bazilides mont. o kerckschandael! o smart!
Ick uite 's Konings wil: de vader kent mijn hart.
Theofrastus:
Zoo doenwe, zoon. gy strijt voor Jupiter stantvastigh.
Men kent den stijl van 't hof, dat valt zijn dienaers lastigh,Ga naar voetnoot1068
En leertze weifelen tot zoo vervloeckt een stuck.
1070[regelnummer]
Jupijn heeft uit by alle aenbidders van 't Geluck.
Wie hem den neck toekeer', wy zullen niet bezwijcken.Ga naar voetnoot1071
Men drijft zoo licht geen' Godt den troon uit van zijn Rijcken,
Dat zal Salmoneus zien, en dit hoovaerdigh bloet,Ga naar voetnoot1073
Zijn Juno, die verblint een nieuw tooneelspel broet,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Om op den hoogsten trans langs dezen trap te steigeren.
Al stont Jupijn dit toe, noch durven wy het weigeren.
Dat 's 't antwoort. eisch niet meer: belief hun, schoon 't u smert,Ga naar voetnoot1077
Wy zijn gerust, gy draeght de kerck met al uw hart.Ga naar voetnoot1078
Rey van Priesteren:
Waer zullen wy belanden,
1080[regelnummer]
Zoo scheuring van de kerck gedijt
Tot tweedraght in den staet?
Zoo tweedraght haere handen
In 't bloet der burgren verft uit spijt
En onverzoenbren haet?
1085[regelnummer]
De braefste stylen wancken,Ga naar voetnoot1085
En waggelen van wederzy.
De suffers vallen af.Ga naar voetnoot1087
Wat leggen 'er al kranckenGa naar voetnoot1088
Op hun verscheiden, als in ly,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
En op den kant van 't graf!
Hoe barnen ons gepeinzen!Ga naar voetnoot1091
Hoe leert het voordeel veinzen!
| |
[pagina 758]
| |
Tegenzang:
Noch heiligh noch onheiligh
Wert van de Staetzucht oit ontzien,
1095[regelnummer]
En nimmer min dan nu.
Ons Godtheit staet niet veiligh.Ga naar voetnoot1096-vlg.
Men durfze trots den rugge biên,Ga naar voetnoot1097
Van wieroock wars en schuw.Ga naar voetnoot1098
Haer deught en weldaên worden
1100[regelnummer]
Vergeeten, en de gunst van 't hof
Nu boven Godt gestelt.
De noot verdeelt onze orden,Ga naar voetnoot1102
En geeft den wuften weiflaer stof.Ga naar voetnoot1103
Godtvruchtigheit versmelt:Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Schijnheiligheit staet boven.
Gevoelen heet gelooven.Ga naar voetnoot1106
Zang:
De godtsdienst wort geprezen,
Als d'eerste hooftdeught, waert by Godt.
Zoo lang dees ampten geeft,
1110[regelnummer]
Aenbidt elck een dat wezen:
Maer geeft het staeten, noch genot,Ga naar voetnoot1111
Daer 't weeligh lijf by leeft;
Vaert wel, godtsdienstigheden.
Jupijn moet duicken voor 't geluck;Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Die tempel valt te kleen,Ga naar voetnoot1115
Te naeu in alle steden.
't Geweten viert den toom in druck.Ga naar voetnoot1117
De mensch is stael, noch steen.
Wien viert men dan ten leste?
1120[regelnummer]
De miltste is d'allerbeste.
Tegenzang:
Al valt het hof ons lastigh,
Godts Priesters dienen evenwel
Te streven voor 't altaer,Ga naar voetnoot1123
Geduldigh, en stantvastigh.
1125[regelnummer]
Al valt de Koning Godt rebel,Ga naar voetnoot1125
| |
[pagina 759]
| |
Men vreeze geen gevaer.
Jupijn den blixemstrael t'ontwringen,
Heeft endeloozen arbeit in,
Eischt meer dan reuzekracht.
1130[regelnummer]
Den hemel uit zijn as te dringen,
Te wricken naer zijn' eigen zin,
Bestaet in niemants maght.
De trotse mensch moet buigen.
Laet d'uitkomst dit getuigen.
|
|