Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 744]
[p. 744]

Het derde bedryf.

PIZANERS. BAZILIDES. SALMONEUS.
Pizaners:
 
Is dit een stadt van Rechte, of woestheit en gewelt?
Bazilides:
 
Wat jaeght u herwaert aen? hoe hijghtge dus ontstelt?
695[regelnummer]
Hoe dus verbaest?
Pizaners:
 
Jupijn, ô vader van de Goden
 
En menschen, help och help. waerheene best gevloden?
 
Waer bergen wy het lijf? waer vinden wy een wijck?
Bazilides:
 
Daer komt de Koning aen, de toevlught van dit Rijck,
 
En alle vroomen. zijt goedsmoeds, en wilt niet schroomen.
Salmoneus:
700[regelnummer]
Wie zijtge? van wat oort?
Pizaners:
 
Van Pize eerst aengekomen,Ga naar voetnootvs. 700
 
In 't vallen van den dagh.Ga naar voetnoot701
Salmoneus:
 
wat deert u dat gy klaeght?
Pizaners:
 
Wy zoecken heul ten hove, en worden voorgejaeghtGa naar voetnoot702
 
Van 't opgehitste graeu. heer Koning, bergh ons leven.
 
Jupijn heeft Koningen op zijnen troon geheven.
705[regelnummer]
d'Onsterfelijcke maght, die klaer op 't voorhooft straelt
 
Der sterfelijcken, heeft alle aertsche maght bepaelt,Ga naar voetnoot706
 
Uit stof in top gebeurt, met last aen zijn vertrouden
 
Dat zy rechtvaerdighlijck het Recht hanthaven zouden.
 
Wy, onderzaeten van uw leenrijck en gebiet
710[regelnummer]
Te Pize, twijfelen aen uw genade niet,
 
Als aen een zelve wet verbonden en altaeren.Ga naar voetnoot711
 
't Is Godtheên eigen den ootmoedigen te spaeren.Ga naar voetnoot712
Salmoneus:
 
Wie heul zoeckt aen Jupijn, betrouw' hy is niet verr'.Ga naar voetnoot713
 
Hier is de majesteit van Koning Jupiter,
715[regelnummer]
Tot voorstant van oprechte en onderdaene zielen,Ga naar voetnoot715
[pagina 745]
[p. 745]
 
Die wieroock offren, en voor zijne altaeren knielen.
 
Maer hoe verstaenwe dit? wat gloeit'er in uw hant,
 
Dat als een roode gloet van slingerstraelen brant?Ga naar voetnoot717-18
Pizaners:
 
De gloende blixem, uit de vuist van 't beelt gesmeeten,
720[regelnummer]
Omtrent de kopre sluis, door 't vinnigh graeu, bezetenGa naar voetnoot720
 
Van helscheit, en verhit op beeldestormery.
 
Wy berghden dit op straet.Ga naar voetnoot722
Salmoneus:
 
Geef hier, ô razerny!
 
Hoe ving het oproer aen? verhaelt uw wedervaeren.
Pizaners:
 
Terwijlwe bij de maen verwondert staen en staeren
725[regelnummer]
Op 't wonderwerck der brugge, uit erts en klaer metael,
 
Zoo levendigh als oit Korinthus tot een praelGa naar voetnoot726
 
Aen eenigh Koning schonck, en meesterlijck gegooten;
 
Terwijlwe' t heiligh beelt, verbaest en onverdroten,
 
De Godtheit van Jupijn den gouden adelaerGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
Beschrijden zien om hoogh, en op den booghpylaerGa naar voetnoot730
 
Den blixem voeren, die de boosheit schijnt te dreigen;Ga naar voetnoot725-31
 
Waerop de burgers uit ontzagh hun hoofden neigen,
 
En buigen voor dien Godt; zoo wort'er, van de poort,
 
In 't noorden, langs den vliet, een mompeling gehoort,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Een oproer. het gerucht, van verre, allengs wat nader,
 
Wint aen, en heldert op, als beeck by beeck te gader,Ga naar voetnoot736
 
Naer eenen boezem bruischt, en, van den steenrots neêr
 
Gestort, ten leste groeit, en aenwast tot een meer.
 
Zoo groeide oock 't oproer aen, in menighte en geluiden,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Eer iemant vatte wat dit onweêr wou beduiden.
 
Ten leste dondrenze op; een toomeloos gespuisGa naar voetnoot741
 
Van allerhanden slagh, omtrent de Godensluis,Ga naar voetnoot742
 
Daer schreeuwenze overluit: waer zijtge, ô Salmonisten,
 
Met uwen Jupiter? gy zuivere godisten,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Wy brengen wieroock aen. ô yverige rot,
[pagina 746]
[p. 746]
 
Wy brengen wieroock aen: bewieroock uwen Godt:
 
Maer neen, wy zoecken hem. dees afgodt moet'er onder.Ga naar voetnoot747
 
Heeft nu zijn blixem vier, en kan hy met dien donder
 
Zijn eer verdaedigen, het is verweerens tijt,
750[regelnummer]
Het hagelt kaien. noch gewijt noch ongewijt
 
Wort aengezien: en wie deze onrust ondertusschen
 
Wil stillen loopt gevaer: dit vier is niet te blusschen.
 
De kaien klincken vast op 's Konings bruggeprael,Ga naar voetnoot753
 
Tot dat een straetgerucht uit schrick hen altemael
755[regelnummer]
Een wijl te rugge drijft. toen rustten al de steenen.
 
Een roep ging op: vertreckt, het hof is op de beenen.Ga naar voetnoot756
 
Wy naderen, en zien het heiligh beelt geschent.
 
De hemel schenn' dien schelm, van niemant noch bekent.
 
Wy vinden dit geweer der Godtheit, en vertoonenGa naar voetnoot759
760[regelnummer]
Dees schennis zommigen, die by de godtsbrugh woonen.Ga naar voetnoot760
 
Het graeu omcingelt ons. een woest baldadigh gast
 
Vlieght toe in al dien hoop, en schuift zijn schelmstuck vast,
 
Helaes, op onzen hals. dit baert een strijt van monden.
 
Geen onschult baet, men schreeuwt: gy zijt op 't stuk bevonden,Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Op 't plonderen betrapt. in zulck een straetgeschrey
 
Roept een: houdt stil: dit zijn Pizaners alle bey.
 
Houdt stil: verschoontze toch; het zijn ons ledemaeten.Ga naar voetnoot767
 
Zoo worden wy geberght, en naulijx vrygelaeten,Ga naar voetnoot768
 
Ontslippen 's doots gevaer, eer iemant ons verrass',
770[regelnummer]
Heer Koning, bergh ons lijf.
Salmoneus:
 
voort Bazilides, pasGa naar voetnoot770
 
Gewelt te keeren met een' drommel hofsoldaeten.Ga naar voetnoot771
 
Treck heene: stil dien twist, men zal u niet verlaeten:
 
Pizaners, volght hem. nu zal 't blijcken dat men schent
 
Een Godtheit, die geen aerdtsch noch bluschbaer elementGa naar voetnoot774
775[regelnummer]
Tot haeren scepter voert, maer eenen staf, die reuzen,
 
Bestormers van de lucht, het beckeneel kan kneuzen,
 
Bestulpen, onder klip, en steenrots, en geberght,
 
De radelooze maght, die onzen donder terght:Ga naar voetnoot775-78
 
Men dient nochtans wel rijp dit opzet t'overweegen.
780[regelnummer]
In zwaere zaecken staet den wijsten raet te pleegen.
[pagina 747]
[p. 747]
 
Vertreckt, trouwanten, daer verschijnt de Koningin,Ga naar voetnoot781
 
Ons Juno met haer sleip. zy treet als een Godin.Ga naar voetnoot782
FILOTIMIE. SALMONEUS.
Filotimie:
 
Wat onraet hooren wy? wie wederstreeft ons wetten?
Salmoneus:
 
Men gaet d'oploopenheit van 't graeu wat nederzetten.Ga naar voetnoot784
Filotimie:
785[regelnummer]
Het is geraden dat zich ieder hou gerust.
Salmoneus:
 
De brant van oproer wort in 't opgaen licht geblust,
 
Maer zwaerlijck als de vlam ten daecke is uitgeslagen.
 
Dat dit geen voorspel zy van ongemack en plaegen.
Filotimie:
 
Hoe nu toe? zwicht een Godt, zoo trots en groot als gy?
790[regelnummer]
Wat vrees ontstelt uw brein? dit schijnt wel suffery.Ga naar voetnoot790
Salmoneus:
 
Getrouwe bedtgenoot, gy zoudt bedachtzaem spreecken,
 
Indien uw wijsheit lette op dit rampzaligh teken.
Filotimie:
 
Wat teken?
Salmoneus:
 
Wist men wie ons beelt heeft aengerant.
 
Jupijn, mijn brughbeelt, is de blixem uit de hantGa naar voetnoot794
795[regelnummer]
Gekloncken met een' steen. ons Godtheid mist haer wapen.
 
Daer zietge Godts geweer. hoe is 't met ons geschapen,Ga naar voetnoot796
 
En 't Rijck? wat brommen wy met dezen hemel hier!Ga naar voetnoot797
 
Mijn donder heeft geen kracht, mijn blixem vlam noch vier
Filotimie:
 
Wy kennen deze nuck. dit spelen ons die gasten.
800[regelnummer]
Dit oproer wort gestoockt van 't schuim der Theofrasten,
 
Op dat men 't hooghtijt steure, ons opzet overschreeuw'Ga naar voetnoot801
 
Maer laetze toezien: want zy tergen geenen leeuw,
 
Noch brullende leeuwin, door 't steuren van haer nesten,
 
Maer onze almogentheên, die rechte burgerpesten!
805[regelnummer]
Zy dienen uitgevaeght, als vloecken van den Staet.
[pagina 748]
[p. 748]
Salmoneus:
 
Pizaners raepten by geval dit op van straet.Ga naar voetnoot806
 
Men leght de schult op hen. wat zullen wy gelooven?
 
De schult wort dickwijl op onschuldigen geschoven,
 
In zulck een dwarreling van zinnen en verstant.
Filotimie:
810[regelnummer]
Die stout zich tegens d'eer van uwe Godtheit kant,Ga naar voetnoot810
 
Heeft, zonder twijfel, dit door iemant loos besteecken,Ga naar voetnoot811
 
Op dat het u aen hart en yver zou gebreecken
 
Om 't godtgeheilight beelt te voeren op 't altaer,
 
Uit schrick en angst voor moeite, en oploop, en gevaer.
815[regelnummer]
Wort dit gestuit, zoo legh den scepter uit de handen,Ga naar voetnoot815
 
Met een den blixemschicht. zy wetten vast hun tanden
 
Op uw lafhartigheit, die bouwt de stercke brugh,Ga naar voetnoot817
 
Waer langs de Wraeck u dreight. men lacht u achter rugh
 
Wel schimpigh na. zie om: zy schuifelen, zy schimpen
820[regelnummer]
Met dezen Jupiter, om straetgerucht aen 't krimpen.Ga naar voetnoot820
 
Een Vorst, die 't spel begint, en 't spel ten halve staeckt,
 
Wat wonder is 't zoo hy ons have en hals geraeckt?
Salmoneus:
 
In groote zaecken draeft een wijs regeerder zachter.
Filotimie:
 
Zoo raeckt men niet den stroom te boven. hy raeckt achter,
825[regelnummer]
Die niet zijne armen rept, daer 't water voor de boegh
 
Geweldigh bruischt, en ruischt. dan kan men niet genoegh
 
Zijn krachten spannen, en zich reppen in het roeien.
Salmoneus:
 
Liet Theofrastus na zich met dit stuck te moeien,Ga naar voetnoot828
 
Het gansche Priesterdom ging willigh aen de hant.
Filotimie:
830[regelnummer]
Geloof dit onweêr komt ons op van dezen kant.Ga naar voetnoot830
 
Men ziet hem naer den mont alleen, en niemant anders.Ga naar voetnoot831
 
Een lastertong ontsteeckt zoo veele stokebranders.Ga naar voetnoot832
 
d'Orakels staen verstomt voor zijne orakelstem.
Salmoneus:
 
Wat raet in dit geschil? hoe wint, hoe stilt men hem?
[pagina 749]
[p. 749]
835[regelnummer]
De Tempelier wil noo voor Majesteiten duicken.Ga naar voetnoot835
Filotimie:
 
Volhardt dit hooft, zoo moet gy flux uw maght gebruicken.Ga naar voetnoot836
Salmoneus:
 
Gebruicken? dat ziet verre: en zoo het ons misluckt?Ga naar voetnoot837
 
Een ingewortelde aert wort langsaem onderdruckt.
Filotimie:
 
Hier gelt geen langsaemheit: wy zijn te hoogh geloopen.Ga naar voetnoot839
Salmoneus:
840[regelnummer]
Hier gelt beleit, dat zet de heirbaen voor ons open.
Filotimie:
 
Indienge deist uit schrick, zoo wint uw vyant velt.
Salmoneus:
 
Men wint door tusschenspraeck dat met geen aertsgeweltGa naar voetnoot842
 
En volle krachten wort gewonnen en verkregen.
Filotimie:
 
Door tusschenspreecken krijght hy maght op uwen degen.Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Hy vlamt op uw geweer, de Godtheit van uw kroon.Ga naar voetnoot845
 
Dat winnende, zoo voert hy uw gezagh ten toon,Ga naar voetnoot846
 
En speelt met eenen Godt, gelijck met een' gevangen.
Salmoneus:
 
Daer zouden wy ons kroon en 't gansche Rijck aen hangen.
Filotimie:
 
Wat Rijck? wat kroon? dan zijtge een Koning, zonder Rijck.
Salmoneus:
850[regelnummer]
Dan stelt rechtvaerdigheit party in 't ongelijck.Ga naar voetnoot850
Filotimie:
 
En zoo Rechtvaerdigheit voor 't ongelijck moet bucken?
Salmoneus:
 
Dan staen de wetten stom: dan springht die draet in stucken.
Filotimie:
 
En echter blijft de heer vermeestert van den knecht.Ga naar voetnoot853
[pagina 750]
[p. 750]
Salmoneus:
 
Wat heet dan Recht?
Filotimie:
 
al wat de Koning wil, is Recht:
855[regelnummer]
Dat lijdt geen tegenspraeck, besnoeien, noch bedillen.
 
Gezagh kan met een' slagh den knoop van hooftgeschillenGa naar voetnoot856
 
Ontwarren, en zoo leght de weerelt. neem vry achtGa naar voetnoot857
 
Op 't geen ick zegh: gebruick uwe onbepaelde maght.
 
Mijn trou is uit, (indien gy 't vat, en kunt beseffen,)Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Om u tot zulck een' Staet van glori te verheffen,
 
Daer noit geen Koning, geen Monarch toe steigren kon,
 
Terwijl hy leefde, schoon hy al de weerelt won.
 
Wat glans van eere sta te winnen na dit leven,
 
Dat is van geen belang. wat lust ons hier te streven
865[regelnummer]
Naer een onzekere eer? en wat vernuft verstaet
 
De zekerheit, hoe 't met de ziel ten leste gaet,
 
Wanneerze eens uit de schors des lichaems is gevaeren?
 
Of zy aen lucht verdwijne, of in een dier loop' waeren,Ga naar voetnoot868
 
Terwijl het lichaem vast in asch verteert, of rot?
870[regelnummer]
De Grooten scheppen hier hunn' hemel, hunnen Godt.
 
Dit 's d'eerste wijsheit: dit 's de hooftdeught van de Wijzen.
 
Laet ooren jeucken om hun deught te hooren prijzen;
 
Terwijl de dootbus rust, begraeven in een naelt,Ga naar voetnoot873
 
Of marmeren gewelf, ten hemel opgehaelt:Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Laet dwazen deze pracht en ydelheên bevolen,
 
En volgh mijn rechtsnoer: dit 's de streeck om niet te doolen.Ga naar voetnoot854-76Ga naar voetnoot876
 
Mistroutge dit, bera u vry met Hierofant.
 
Natuur beschonck zijn jeught met goddelijck verstant.
 
De Weetenschap is niet in 't grijze hair gelegen:
880[regelnummer]
Want ouden suffen, door een stuck te zwaer te weegen.
 
Spreeck 't hoforakel aen, daer komt hy, juist van pas.
HIEROFANT. FILOTIMIE. SALMONEUS.
Hierofant:
 
Ick twijfelde waer Godt Jupijn en Juno was,
 
Om hunne Godtheên met gedienstigheên te volgen.
[pagina 751]
[p. 751]
 
Een storm van oploop stack zoo heftigh en verbolgen
885[regelnummer]
Omtrent Penejus op, van waer allengs 't gerucht,Ga naar voetnoot885
 
Dan luit dan flauwer, quam gebuldert door de lucht,
 
Dat d'oude torenwacht, om onheil te beletten,
 
Geraên vont uit den trans te wapen te trompetten,
 
Daer hy zijn wacht bewaerde, om hoogh in top van 't hof:Ga naar voetnoot887-89
890[regelnummer]
Wie brant wil stichten is beholpen met dees stof,Ga naar voetnoot890
 
Een klein begin, om dus wat grooters uit te wercken.
 
Men kan hier aen den aert van Theofrastus mercken,
 
En zien naer welck een wit hy dus by doncker schiet.
 
Heer Koning, het wort tijt dat gy hier in verziet.Ga naar voetnoot894
Filotimie:
895[regelnummer]
Hofpriester, zie dien gloet van negen blixemstraelen.Ga naar voetnoot895
 
Jupijn, ten spot gestelt, zal moedeloos zijn praelenGa naar voetnoot896
 
Vergeeten; magh men zoo in 't beelt de Majesteit
 
Ontwapenen: daer dient niet langer op gebeit.Ga naar voetnoot898
Hierofant:
 
De plonderaer zal dit voor geen godtschennis neemen,
900[regelnummer]
Om dat hy 't gulden beelt ziet naer Salmoneus zweemen.
 
Wanneer een Godtheit wort dus ongestraft veracht,
 
Dan valtze met haere eer. de glori volght de maght:
 
Waer deze blijckt, daer wortze ontzien, en aengebeden.
Salmoneus:
 
Men wint een hooghte allengs, by trappen en by treden,
905[regelnummer]
En raeckt al stil op stoel, terwijl het niemant merckt.Ga naar voetnoot905
 
Hoe kan men zeggen dat hy rust, die doorgaens werckt?Ga naar voetnoot906
 
De waterdrop wint traegh, noch wintze op steen, en yzer.Ga naar voetnoot907
 
De schaduw gaet haer' gang ront om den zonnewijzer:
 
De starren spoeden wegh, en niemant merckt de vaert.
Hierofant:
910[regelnummer]
Het oogh bedrieght wanneer de torens achterwaert,
 
En onder 't vaeren bergh en oever zich beweegen,
 
En deizen: dan is schijn van reden reden tegen:Ga naar voetnoot912
 
Doch een halfziende merckt wat zich beweeght of niet,
 
Die gaslaet welck van beide uit zijne plaets verschiet.Ga naar voetnoot914
[pagina 752]
[p. 752]
915[regelnummer]
Indien de Majesteit, na dat wy dit begonnen,Ga naar voetnoot915
 
Door toeven in gezagh en aenzien had gewonnen,
 
Het most nu blijcken: en wy zien het tegendeel.
 
Uwe eer lijdt afbreuck, en zy blijft niet in 't geheel.Ga naar voetnoot918
 
De tempel weigert noch 't geheilight beelt t'ontfangen.Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Het brughbeelt staet geschent. de meeste burgers hangenGa naar voetnoot919-20
 
Aen Theofrastus: en zoo veele u gunstigh zijn
 
Zien om naer hun fortuin. zy speelen met den schijn,Ga naar voetnoot922
 
En weifelen, vermomt al stil van wederzijden,
 
Om naer de beste kans, de kerck of 't hof, te glijden.
925[regelnummer]
Men dreef dit stuck in 't eerst met kracht en yver aen.
 
Nu schijnen wy verbaest (wat zegh ick stil te staen?)
 
Te deizen. laet de vorst zijn' scepter dus verguizen,Ga naar voetnoot926-27
 
Zoo wort het tijt dat wy verhoven, en verhuizen,Ga naar voetnoot928
 
En naer een vaster wijck en vrybrugh ommezien:
930[regelnummer]
Want durf men Theofrast niet eens de tanden biên;
 
Zijn hoovaerdy, gewoon op geene maght te passen,Ga naar voetnoot931
 
Zal u met heiligh en onheiligh haest verbassen,Ga naar voetnoot932
 
En zetten uit den troon. ick breng mijn inzicht in.
 
Indien mijn oordeel dwaelt, laet vry de Koningin
935[regelnummer]
Verbeteren, waerin my kennis moght ontbreecken.
Filotimie:
 
De Koning antwoorde u, dan is 't mijn beurt te spreecken.
Salmoneus:
 
Dit stuck, gelijck gy zeght, wert heftigh aengevat.Ga naar voetnoot937
 
Penejus koopre brugh, en 't brughbeelt, om de stadtGa naar voetnoot938
 
En 't Rijck een heerlijckheit en glori te verleenen,
940[regelnummer]
Behaeghden elck in 't eerste, en al de Priesters scheenen
 
Vernoeght, zoo lang ons wit hun noch verholen bleef.Ga naar voetnoot941
 
Maer toen gy quaemt ten hove, uw aenzien boven dreef,
 
En Theofrastus glans in 't licht stont aen ons zijde;Ga naar voetnoot943
 
Viel elck aen 't mompelen, gewijde, en ongewijde,
945[regelnummer]
Noch heftiger, naerdien wy, Theofrast ten trots,
 
Ons zetten wouden in den troon des Dondergodts,
 
Het wieroock voor ons beelt, de pleghtige offerhanden
 
Ontsteecken, dien men plagh voor Jupiter te branden.
[pagina 753]
[p. 753]
 
Dit liep gelijck een vier. wat bleef' er ongeroert!Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Nu berst het teffens uit, terwijl men dit volvoert,Ga naar voetnoot950
 
En wil volvoeren, en wy zien de donckre wolcken
 
Ons hangen boven 't hooft. wat raet om alle volcken,
 
Die Jupiter zijn eer ophouden, met geweltGa naar voetnoot953
 
Den mont te stoppen? wat dees blixemstrael ons speltGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Of niet; dit voorspoock kan gewis geen heil bedieden.Ga naar voetnoot955
 
Men vondt wel Wijzen, die wat nader zich berieden.
 
Wie tijt wint, is noch van zijn ooghmerck niet verdwaelt.
Filotimie:
 
De Koning heeft ons met deze antwoort niet betaelt,Ga naar voetnoot958
 
Noch in het minst vernoeght. wie wijs is en voorzichtighGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Heff' geensins aen een zaeck zoo zwaer, en zoo gewightigh,Ga naar voetnoot960
 
't En zy hy eerst doorzie en inzie dan en danGa naar voetnoot961
 
Wat tegenspartelen hier over vallen kan.
 
Het is een klein bescheit te sluiten met gedachten:Ga naar voetnoot963
 
Wie zou uit dezen hoeck dien zwaeren storm verwachten?
965[regelnummer]
De Wijze weet op 't naeust, voor 't ende, en voor het slot,
 
Wat op dien terling loopt. o licht verblufte Godt!Ga naar voetnoot966
Hierofant:
 
De maen rijst hooger uit de kim, gelijck de starren:
 
Wy dienen nacht en dagh niet onder een te warren
 
In dees verwarringen van raet en daet. de spoet
970[regelnummer]
Is noodigh, zal de Staet op eenen vasten voet
 
Geraecken. laet de zaeck berusten, of besluiten.Ga naar voetnoot971
Filotimie:
 
Indien dit stuit, het wil op onze borst afstuiten,Ga naar voetnoot972
 
En allereerst op u. wy staen al even schoon,Ga naar voetnoot973
 
En deelen in 't gemeen wat vast hangt aen de kroon.Ga naar voetnoot974
Salmoneus:
975[regelnummer]
Heer Bazilides komt: laet hooren wat die wachter
 
Van 't oproer brengt, en of wy voorwaert gaen, of achter.Ga naar voetnoot976
[pagina 754]
[p. 754]
BAZILIDES. SALMONEUS. FILOTIMIE. HIEROFANT.
Bazilides:
 
Gelooft zy Jupiter, dat onweêr is bedaert.
 
Gy hoftrouwanten, treckt nu weder slotewaert,Ga naar voetnoot978
 
En past op uw geweer: het is geen tijt te slapen.Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Een ieder hou zich reede, en vaerdigh in zijn wapen.
Salmoneus:
 
Wel Bazilides, leght de razerny aen bant?Ga naar voetnoot981
Bazilides:
 
Zoo vast niet, of men vreest van eenen andren kant.
 
De wacht bezet de brugh.
Salmoneus:
 
verhael uw wedervaeren.
Bazilides:
 
De gansche stadt gewaeght en dreunt van nieuwe maeren,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Gestroit tot laster of tot glorie van het hof.
 
De logentael ontbreeckt geen voedtsel noch geen stof
 
Met waerheit ondermengt. dit oproer was besteeckenGa naar voetnoot987
 
(Gelooven wy de Faem,) door een' der woeste leken,
 
En wies zoo maghtigh aen, in stoutheit, en getal,
990[regelnummer]
Dat, zonder mijn ontzet, het heilighdom lagh alGa naar voetnoot990
 
In onzen stroom geplompt. alreê zat een geklommenGa naar voetnoot991
 
Den boogh op by het beelt. ontsteecke fackels glommenGa naar voetnoot992
 
Uit alle tralien, en lichtten 't oproer toe,Ga naar voetnoot993
 
Als een godtsdienstigh stuck. wanneer het volck de roeGa naar voetnoot994
995[regelnummer]
Der straffe ontwassen schijnt, valt schennis noch godtloosheit
 
Noch geen verwatenheit te snoode voor zijn boosheit.
 
Mijn bende broght den schrick in dien verleiden hoop.Ga naar voetnoot997
 
De schrick verstroitze flux. de beeldestormer sloopGa naar voetnoot998
 
Behendigh door den drang, die naer ons toe quam dringen.
1000[regelnummer]
Dit voorspook dreigt uw vuist den blixemschicht t'ontwringen:Ga naar voetnoot1000
 
En blijft dit haperen, ick zweer u by Jupijn,Ga naar voetnoot1001
 
Gy zult noch Jupiter, noch t'Elis Koning zijn.
Filotimie:
 
Heer Bazilides heeft de zaeck op 't hooft getroffen.
[pagina 755]
[p. 755]
Hierofant:
 
Hy treft het op een hair: men magh niet langer sloffen.Ga naar voetnoot1004
Bazilides:
1005[regelnummer]
De hofaltaeren staen al vaerdigh by de brugh,Ga naar voetnoot1005
 
En hondert stieren, wit als sneeuw, de witte rughGa naar voetnoot1006
 
Met eickenloof bekranst. het gout vergult den horen.
 
d'Altaerbijl is gewet, en zout noch offerkoren
 
Noch offerbant ontbreeckt uw' Priester, die vast wacht
1010[regelnummer]
Op d'aenkomst van Jupijn, om datelijck met pracht
 
Van Goden uit het hof, en reien van Godinnen,Ga naar voetnoot1011
 
Op uw beveelen dit triomfspel te beginnen,Ga naar voetnoot1012
 
Zoo ras 't gestarrente uit de kimme ons hooftpunt raeckt.Ga naar voetnoot1013
 
't Is noodigh dat men spoe: de middernacht genaeckt.
Salmoneus:
1015[regelnummer]
Is d'offerstaetsie in 't geheel noch ongeschonden?Ga naar voetnoot1015
Bazilides:
 
Uwe amptenaers, die blanck gewapent om haer stonden,
 
Beschermden het gewijde, en weecken niet een' voet.Ga naar voetnoot1017
 
Zy zien uw Godtheit vast met yver te gemoet.Ga naar voetnoot1018
 
En wachten Hierofant, die tot een heerlijck teken
1020[regelnummer]
Van uwe Godtheit zelf den offer aen zal steecken,
 
Zoo dra men het geluit des donderwagens hoort.Ga naar voetnoot1021
Hierofant:
 
Wy stonden lang gereet, alleen ontbreeckt'er 't woort.Ga naar voetnoot1022
Filotimie:
 
Kan u dees reden niet, laet u de noot beweegen
 
Om voort te vaeren, of de terling loopt ons tegen.Ga naar voetnoot1024
Salmoneus:
1025[regelnummer]
Heer Bazilides, ga, spreeck Theofrastus aen,
 
Terwijl we op 't hof voor 't lest noch eens te rade gaen.
 
Hy zal op uw verzoeck misschien van zellef strijcken.Ga naar voetnoot1027
Filotimie:
 
't Is hem geraeden: want het past ons niet te wijcken.
[pagina 756]
[p. 756]
THEOFRASTUS. BAZILIDES.
Theofrastus:
 
Wat brouwt men al ten hoof? het Priesterdom verlangt
1030[regelnummer]
Naer d'uitkomst van dit pleit, dat in de weeghschael hangt,
 
Die twijfelt naer wat kant zy noch wil overhellen.Ga naar voetnoot1031
 
Het schijnt haer tong bezwijckt, en durf geen vonnis vellen.
 
Gewislijck d'overslagh wil treffen, door 't gewightGa naar voetnoot1033
 
Van zulck een hooftzaeck. valt de Majesteit te licht,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
De Heiligheit zal haer dien hoogen sprong verleeren.Ga naar voetnoot1035
 
Wy zien den ganschen Staet het onderst boven keeren.
 
Bedrieght ons 't oogh niet, by den heldren maneschijnGa naar voetnoot1037
 
En schemering, dit zal een van de Grooten zijn,
 
Die heene en weder hier, met wolcken overlommert,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Om dezen Jupiter zich zelven vast bekommert.
 
Gewisselijck het is heer Bazilides zelf.
 
Het schijnt hy zoecktme, en treet eerbiedigh naer 't gewelf
 
Des tempels herwaert aen.
Bazilides:
 
Veel heils, eerwaertste vader,
 
Gy zijt het dien ick zocht.
Theofrastus:
 
wel zoon, ay tre wat nader.
1045[regelnummer]
Wat port u hier dus spa te mijmeren voor 't hof?
Bazilides:
 
O vader, is dit vreemt? wat levert men al stof
 
Aen een godtsdienstigh hart tot zuchten, en tot treuren,
 
Om deze nieuwigheên! wat wil 'er noch gebeuren,Ga naar voetnoot1048
 
Zoo dit gebeure, daer heel Griecken van gewaeght!Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Misschien wort heel Europe om zulck een stuck geplaeght.Ga naar voetnoot1050
 
Het hof te dienen, daer de Godtsdienst heeft te lijden,Ga naar voetnoot1051
 
Valt lastigh, hoe men 't stelle en schick', van wederzijden:
 
Doch hoe het ga of niet in hof- en kerckgeschil,
 
Mijn raetslot is gesmeedt. ick draegh mijn hart en wilGa naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Geheel den godtsdienst op, die, zonder eindt van jaeren,Ga naar voetnoot1055
 
Jupijn by eere hielt, met kercken, en altaeren.
 
Nu koom ick hier door last en wil der Majesteit,
 
Om Theofrastus, die den Vorst zijn' eisch ontzeit,
[pagina 757]
[p. 757]
 
Te troonen dat hy schick' den Koning te believen,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
En met dien afgodt d'eer des Dondergodts te grieven:Ga naar voetnoot1060
 
Maer 'k wensche eer duizentwerf dat my de donder sla,
 
Eer 't grijze Priesterdom de Godtheit koom' te na.
 
Vergeefme, ô vader, dat ick uw godtvruchtige ooren
 
Ontheilige, nu zy dees lasterbootschap hooren
1065[regelnummer]
Uit Bazilides mont. o kerckschandael! o smart!
 
Ick uite 's Konings wil: de vader kent mijn hart.
Theofrastus:
 
Zoo doenwe, zoon. gy strijt voor Jupiter stantvastigh.
 
Men kent den stijl van 't hof, dat valt zijn dienaers lastigh,Ga naar voetnoot1068
 
En leertze weifelen tot zoo vervloeckt een stuck.
1070[regelnummer]
Jupijn heeft uit by alle aenbidders van 't Geluck.
 
Wie hem den neck toekeer', wy zullen niet bezwijcken.Ga naar voetnoot1071
 
Men drijft zoo licht geen' Godt den troon uit van zijn Rijcken,
 
Dat zal Salmoneus zien, en dit hoovaerdigh bloet,Ga naar voetnoot1073
 
Zijn Juno, die verblint een nieuw tooneelspel broet,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Om op den hoogsten trans langs dezen trap te steigeren.
 
Al stont Jupijn dit toe, noch durven wy het weigeren.
 
Dat 's 't antwoort. eisch niet meer: belief hun, schoon 't u smert,Ga naar voetnoot1077
 
Wy zijn gerust, gy draeght de kerck met al uw hart.Ga naar voetnoot1078
Rey van Priesteren:
 
Waer zullen wy belanden,
1080[regelnummer]
Zoo scheuring van de kerck gedijt
 
Tot tweedraght in den staet?
 
Zoo tweedraght haere handen
 
In 't bloet der burgren verft uit spijt
 
En onverzoenbren haet?
1085[regelnummer]
De braefste stylen wancken,Ga naar voetnoot1085
 
En waggelen van wederzy.
 
De suffers vallen af.Ga naar voetnoot1087
 
Wat leggen 'er al kranckenGa naar voetnoot1088
 
Op hun verscheiden, als in ly,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
En op den kant van 't graf!
 
Hoe barnen ons gepeinzen!Ga naar voetnoot1091
 
Hoe leert het voordeel veinzen!
[pagina 758]
[p. 758]
Tegenzang:
 
Noch heiligh noch onheiligh
 
Wert van de Staetzucht oit ontzien,
1095[regelnummer]
En nimmer min dan nu.
 
Ons Godtheit staet niet veiligh.Ga naar voetnoot1096-vlg.
 
Men durfze trots den rugge biên,Ga naar voetnoot1097
 
Van wieroock wars en schuw.Ga naar voetnoot1098
 
Haer deught en weldaên worden
1100[regelnummer]
Vergeeten, en de gunst van 't hof
 
Nu boven Godt gestelt.
 
De noot verdeelt onze orden,Ga naar voetnoot1102
 
En geeft den wuften weiflaer stof.Ga naar voetnoot1103
 
Godtvruchtigheit versmelt:Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Schijnheiligheit staet boven.
 
Gevoelen heet gelooven.Ga naar voetnoot1106
Zang:
 
De godtsdienst wort geprezen,
 
Als d'eerste hooftdeught, waert by Godt.
 
Zoo lang dees ampten geeft,
1110[regelnummer]
Aenbidt elck een dat wezen:
 
Maer geeft het staeten, noch genot,Ga naar voetnoot1111
 
Daer 't weeligh lijf by leeft;
 
Vaert wel, godtsdienstigheden.
 
Jupijn moet duicken voor 't geluck;Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Die tempel valt te kleen,Ga naar voetnoot1115
 
Te naeu in alle steden.
 
't Geweten viert den toom in druck.Ga naar voetnoot1117
 
De mensch is stael, noch steen.
 
Wien viert men dan ten leste?
1120[regelnummer]
De miltste is d'allerbeste.
Tegenzang:
 
Al valt het hof ons lastigh,
 
Godts Priesters dienen evenwel
 
Te streven voor 't altaer,Ga naar voetnoot1123
 
Geduldigh, en stantvastigh.
1125[regelnummer]
Al valt de Koning Godt rebel,Ga naar voetnoot1125
[pagina 759]
[p. 759]
 
Men vreeze geen gevaer.
 
Jupijn den blixemstrael t'ontwringen,
 
Heeft endeloozen arbeit in,
 
Eischt meer dan reuzekracht.
1130[regelnummer]
Den hemel uit zijn as te dringen,
 
Te wricken naer zijn' eigen zin,
 
Bestaet in niemants maght.
 
De trotse mensch moet buigen.
 
Laet d'uitkomst dit getuigen.

voetnootvs. 700
eerst: pas.
voetnoot701
In 't vallen van den dagh: van avond.
voetnoot702
voorgejaeght: weggejaagd.
voetnoot706
bepaelt: begrensd.
voetnoot711
een zelve: éénzelfde.
voetnoot712
Het bekende: ‘parcere subjectis’ van Virgilius' Aeneïs VI, 835.
voetnoot713
aen: bij; hy: Jupijn.
voetnoot715
voorstant: verdediging.
voetnoot717-18
Blijkens vss. 719, 759, 794-95, 806 dragen de Pizaners de nagemaakte bliksemschichten van het Jupiterbeeld.
voetnoot720
Omtrent: bij; sluis: brug.
voetnoot722
Wy berghden dit op straet: wij brachten dit, op straat gevonden, in veiligheid.
voetnoot726
Korinthus: Korinthe, eenmaal de fraaiste stad van Griekenland.
voetnoot729
Den Godtheit van Jupijn (Godtheit hier mannelijk, voor God Jupijn): behoort bij 't heiligh beelt van vs. 728, waar verbaest en onverdroten bepaling is van we.
voetnoot730
booghpylaer: zuil op brugboog of brugwelving.
voetnoot725-31
Zie de beschrijving van brug en beeld ook in vs. 90-95.
voetnoot734
den vliet: Penejus, zie Inhoudt r. 8.
voetnoot736
heldert op: wordt duidelijker.
voetnoot739
en: van.
voetnoot741
dondrenze op: komen ze met geraas te voorschijn.
voetnoot742
Godensluis: de brug met het Godenbeeld, vgl. vs. 720, 760.
voetnoot744
zuivere godisten: die den zuiveren eeredienst van Jupiter bewaart, tegenover de Salmonisten.
voetnoot747
hem: het beeld van Jupiter-Salmoneus.
voetnoot753
bruggeprael: de brugversiering, het beeld.
voetnoot756
op de beenen: op komst.
voetnoot759
geweer: wapen.
voetnoot760
godtsbrugh: in vs. 742 Godensluis.
voetnoot764
onschult: verontschuldiging; gy zijt enz.: gij zijt op heeterdaad betrapt.
voetnoot767
ons ledemaeten: onze landgenooten.
voetnoot768
geberght: geborgen, gered.
voetnoot770
pas: zorg.
voetnoot771
drommel: drom.
voetnoot774
geen aerdtsch enz.: geen bliksemscepter van gewoon vuur.
voetnoot775-78
De door Vondel herhaaldelijk behandelde strijd van de Olympbestormende Giganten, door Jupiters bliksem bedolven onder de rotsen, die ze opeen hadden gestapeld, vgl. vs.100.
voetnoot781
trouwanten; tot de hofsoldaten, trawanten.
voetnoot782
Ons Juno: Salmoneus speelt zoo ‘echt’ Jupiter, dat hij zijn vrouw den naam van Jupiters vrouw geeft, vgl. 61, 356,1073; zy treet als een Godin: Van Lennep herinnert aan het ‘incessu patuit Dea’ van Virgilius.
voetnoot784
oploopenheit: opgewondenheid; nederzetten: kalmeeren.
voetnoot790
suffery: malligheid.
voetnoot794
brughbeelt: het Jupiterbeeld op de brug.
voetnoot796
geweer: wapen, vgl. vs. 759.
voetnoot797
brommen: pralen; dezen hemel: de nagebootste hemel, zie Inhoudt, r. 10-12.
voetnoot801
't hooghtijt: het feest.
voetnoot806
dit: de blikken bliksem van het beeld.
voetnoot810
Die: hij die; bedoeld is Theofrastus, vgl. vs. 828.
voetnoot811
loos besteecken: slim in elkaar gezet.
voetnoot815
Wort dit gestuit: wordt inderdaad de plaatsing van uw beeld op 't altaar verhinderd.
voetnoot817
die: uw lafhartigheit. Wellicht onder invloed van de godenbrug gebruikt Filotimie hier brug als beeldspraak.
voetnoot820
krimpen: terugkrabbelen.
voetnoot828
dit stuck: deze onderneming.
voetnoot830
dezen: met klemtoon.
voetnoot831
hem: met klemtoon.
voetnoot832
Een: met klemtoon; stokebranders: stokebranden, onruststokers.
voetnoot835
Versta: Een priester gaat moeilijk voor een vorst opzij.
voetnoot836
dit hooft: de priester, Theofrastus.
voetnoot837
dat ziet verre: dat is geen kleinigheid.
voetnoot839
gelt: baat.
voetnoot842
tusschenspraeck: onderhandeling; dat: wat.
voetnoot844
tusschenspreecken: onderhandelen.
voetnoot845
geweer: wapen; de Godtheit van uw kroon: de goddelijke macht van uw kroon.
voetnoot846
Dat: met klemtoon.
voetnoot850
party: de tegenpartij.
voetnoot853
echter: daarna, dan.
voetnoot856
met een' slagh: met één slag enz. met bijgedachte aan den Gordiaanschen knoop; hooftgeschillen: groote oneenigheden.
voetnoot857
zoo leght de weerelt: zoo gaat 't in de wereld, zoo moet je doen.
voetnoot859
uit: er op uit; indien gy 't vat enz.: Filotimie slaat het verstand van haar god-man niet erg hoog aan!
voetnoot868
Versta: Wanneer de ziel in lucht, in niets wordt opgelost, of in een dierenlichaam verhuist.
voetnoot873
de dootbus: de urn met de asch van een gekremeerd lichaam; naelt: grafnaald, obelisk, zooals bij de Egyptenaren.
voetnoot874
marmeren gewelf: grafmausoleum, zooals bij de Grieken en Romeinen; ten hemel opgehaelt: tot de lucht toe opgetrokken.
voetnoot854-76
Macchiavellisme en wat Vondel noemen zou Epikurisme zijn in dit betoog dooreengestrengeld.
voetnoot876
rechtsnoer: richtsnoer; om niet te doolen: waar ge niet zult dolen.
voetnoot885
Penejus: de rivier.
voetnoot887-89
Even Vondels middeleeuwsche romantiek.
voetnoot890
beholpen: geholpen; dees stof: deze gelegenheid.
voetnoot894
verziet: voorziet, maatregelen neemt.
voetnoot895
Filotimie wijst hier op de bliksemschichten van vss. 759, 796, 806.
voetnoot896
Jupijn: bedoeld is de zgn. Jupijn, Salmoneus; zal: gaat, wil.
voetnoot898
daer enz.: daar kunnen wij 't niet bij laten.
voetnoot905
raeckt al stil op stoel: komt ongemerkt tot macht.
voetnoot906
hy: met klemtoon; doorgaens: doorgaande, steeds door.
voetnoot907
Vgl. ‘Gutta cavat lapidem non vi sed saepe cadendo’.
voetnoot912
deizen: terugdeinzen; dan is schijn van reden reden tegen: dan gaat de schijn van werkelijkheid tegen de werkelijkheid in.
voetnoot914
verschiet: verandert.
voetnoot915
dit: de opzet van de Salmoneus-vergoding.
voetnoot918
in 't geheel: heel.
voetnoot919
De tempel: de tempelpriester Theofrastus.
voetnoot919-20
't geheilight beelt en het brughbeelt: er waren dus twee beelden voor Jupiter-Salmoneus, vgl. vss. 1208-09.
voetnoot922
fortuin: geluk, goede kans.
voetnoot926-27
(stil te staen) Te deizen: versta: wij staan niet alleen stil, maar gaan achteruit.
voetnoot928
verhoven: van hof veranderen.
voetnoot931
passen: letten.
voetnoot932
verbassen: wegblaffen.
voetnoot937
Vgl. noot bij vs. 915; heftigh: met groote geestdrift.
voetnoot938
Penejus: de rivier.
voetnoot941
ons wit: onze bedoeling van zelf-vergoding.
voetnoot943
Versta: En toen Theofrastus naast mij zijn invloed deed gelden.
voetnoot949
Dit: het verzet.
voetnoot950
teffens: ineens; dit: de vergoding.
voetnoot953
Die Jupiter zijn eer ophouden: Jupiters eer hooghouden.
voetnoot954
dees blixemstrael: die afgerukte schicht van vss. 759, 794-95, 806 enz.
voetnoot955
voorspoock: voorteeken.
voetnoot958
betaelt: bevredigd.
voetnoot959
vernoeght: vergenoegd, tevreden gesteld.
voetnoot960
aanheffen: aanvangen.
voetnoot961
dan en dan: onder verschillende omstandigheden.
voetnoot963
Versta: Het getuigt niet van groot verstand, ten slotte te denken.
voetnoot966
Wat op dien terling loopt: wat op dien leerling, dobbelsteen gezet is, wat op 't spel staat, vgl. vs. 1024; o licht verblufte Godt: o spoedig ontmoedigde Jupiter! een kompliment aan Salmoneus.
voetnoot971
laet de zaeck enz.: houd op met overleggen òf besluit.
voetnoot972
Indien dit stuit: als de vergoding niet doorgaat; het wil enz.: het zal ons gelden.
voetnoot973
al even schoon: er gelijk voor.
voetnoot974
in 't gemeen: samen; er hangt voor ons beiden even veel van af.
voetnoot976
achter: achteruit.
voetnoot978
slotewaert: naar het slot, het hof.
voetnoot979
geweer: wapen.
voetnoot981
leght de razerny aen bant?: is het oproer bedwongen?
voetnoot984
Vergelijk ‘De gansche hemel waeght en dreunt van uw geschillen’, Lucifer, vs. 1183.
voetnoot987
besteecken: op touw gezet.
voetnoot990
zonder mijn ontzet: als ik het niet ontzet had; het heilighdom: het beeld.
voetnoot991
een: iemand.
voetnoot992
Den boogh op: langs den boog; ontsteecke: ontstoken.
voetnoot993
tralien: tralievensters.
voetnoot994
stuck: daad.
voetnoot997
bende: legerbende; verleiden: misleiden.
voetnoot998
de beeldestormer: de man van vs. 991, misschien dezelfde als van vs. 761.
voetnoot1000
voorspoock: voorteeken, vgl. vs. 1224.
voetnoot1001
blijft dit haperen: blijft de vergoding verijdeld.
voetnoot1004
het: het hoofd.
voetnoot1005
vaerdigh: gereed.
voetnoot1006
hondert stieren: een hekatombe, vgl. vss. 505, 1222.
voetnoot1011
Goden en Godinnen: de leden der hofhouding, die allerlei godheden moesten voorstellen.
voetnoot1012
triomfspel: vgl. bij vs. 1262.
voetnoot1013
ons hooftpunt: het zenith, dus te middernacht, vgl vs. 1683.
voetnoot1015
d'offerstaetsie: alle benoodigdheden voor 't offer.
voetnoot1017
het gewijde: de gewijde, heilige voorwerpen.
voetnoot1018
vast: allang.
voetnoot1021
des donderwagens: van den wagen, waarop Salmoneus over de koperen brug zou rijden, om door 't gerammel den donder te imiteeren.
voetnoot1022
't woort: het koninklijk bevel.
voetnoot1024
de terling: de teerling, de dobbelsteen, het spel, vgl. vs. 966.
voetnoot1027
strijcken: het zeil strijken, toegeven.
voetnoot1031
wil: zal.
voetnoot1033
d'overslagh wil treffen: als de weegschaal doorslaat, dan zullen de gevolgen belangrijk zijn.
voetnoot1034
valt de Majesteit te licht: als de koning, de Staat het verliest.
voetnoot1035
Versta: Dan zal de Kerk den Staat zulke grepen afleeren.
voetnoot1037
Hier ziet Theofrastus iemand (Bazilides) naderen.
voetnoot1039
Versta: Die vol bezorgdheid op en neer loopend.
voetnoot1048
wil: zal.
voetnoot1049
dit: met klemtoon.
voetnoot1050
zulck een stuck: deze onderneming, de vergoding.
voetnoot1051
daer: waar.
voetnoot1054
Mijn raetslot is gesmeedt: mijn besluit is gemaakt.
voetnoot1055
zonder eindt van jaeren: van oudsher, sinds onheugelijke tijden.
voetnoot1059
troonen: bewegen, vgl. 1315; schick': toegeve.
voetnoot1060
grieven: kwetsen.
voetnoot1068
den stijl: de manier, de gewoonte.
voetnoot1071
Wie: met klemtoon; wy: met klemtoon.
voetnoot1073
bloet: schepsel.
voetnoot1074
Zijn Juno: vergelijk vss. 61, 356, 782.
voetnoot1077
belief hun: gelief hun antwoord te geven.
voetnoot1078
draeght: steunt. - Rey van Priesteren: prachtige klaagzang op de politiek-religieuze tweespalt van Vondels Europa! Let ook op de merkwaardige en zelden door V. gebruikte rijmschakeering: abc abc def def gg.
voetnoot1085
Versta: De sterkste personen aarzelen.
voetnoot1087
suffers: zwakkelingen.
voetnoot1088
krancken: geestelijk aangetasten.
voetnoot1089
als in ly: bijna omver geworpen.
voetnoot1091
barnen: branden, woelen.
voetnoot1096-vlg.
Vgl. Gysbreght van Aemstel: aen N. van Kampen, vs. 25, Dl. 3, blz. 526.
voetnoot1097
den rugge biên: den rug toekeeren.
voetnoot1098
En men weigert God aanbidding (wieroock).
voetnoot1102
Een onheil verstoort onze harmonie.
voetnoot1103
stof: nl. tot weifelen.
voetnoot1104
versmelt: smelt weg, neemt af.
voetnoot1106
Gevoelen heet gelooven: hoe modern weet Vondel het godsdienstig individualisme te brandmerken!
voetnoot1111
staeten: stand en aanzien.
voetnoot1114
duicken: wijken.
voetnoot1115
Die: met klemtoon: de tempel van het Geluck nl.; vergelijk vs. 1070.
voetnoot1117
't Geweten neemt het minder nauw in zoo'n tijd van geestelijke nood en verwarring; vgl. vs. 1102.
voetnoot1123
streven: strijden.
voetnoot1125
Versta: Al wordt de koning opstandig tegen God.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank