De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 726]
| |
Het tweede bedryf.
DIODOOR. THEOFRASTUS. REY VAN PRIESTEREN.
Diodoor:
Trouwanten, zet dit beelt wat neder op den drempelGa naar voetnootvs. 221
Van Donderkerck. nu toeft een luttel voor den tempel:Ga naar voetnoot222
d'Aertspriester Theofrast met al het Priesterdom
Komt bevende uit het koor, zoo grijs hy is, en kromGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Geboogen door den last der opgehoopte jaeren,
Gesleeten op de wacht voor kercken en altaeren:
Al is het lichaem zwack, noch flaeut zijn yver niet.
Theofrastus:
Wat of dit marmerbeelt in 't kerckpoortael bediet?Ga naar voetnoot228
Dit schijnt Salmoneus zelf, of naer Jupijn te zweemen.
Diodoor:
230[regelnummer]
De Vorst belast u dit in 't heilighdom te neemen,Ga naar voetnoot230
Te planten op 't altaer, in 't allerhooghste koor,
Met alle pleghtigheên.
Theofrastus:
Wat zeghtge, Diodoor?
Aenvaertge dezen last?
Diodoor:
d'Aertspriester houme onschuldig:
Ik spreek in 's Konings naem.
Theofrastus:
Wie kan dien trots geduldig?Ga naar voetnoot234
Diodoor:
235[regelnummer]
Getroost d'Aertspriester zich des Konings ongena
Te laden op den hals, zoo kan men my de scha
Den krack des Priesterdoms in eeuwigheit niet wijten.Ga naar voetnoot237
Theofrastus:
O Priesters, het is tijt u voor Jupijn te quijten.Ga naar voetnoot238
Diodoor:
Eerwaertste vader, hou gemack. gy Priesters houdt
240[regelnummer]
Uw handen van dit beelt, mijn zorge toebetrouwt.
De Koning gaf geen' last my tegens u te kanten
| |
[pagina 727]
| |
Met openbaer gewelt; dus keert, gy hoftrouwanten,
Ten hove, en zeght hoe ick den wil en last van 't hof
De Kerck hebbe aengedient.Ga naar voetnoot244
Theofrastus:
Wat wort de Kercke al stof
245[regelnummer]
Gegeven om met maght hier tegens aen te wercken!Ga naar voetnoot245
O schennis! ô Jupijn! ô gruwel voor Godts kercken!
Geeft nu een sterflijck mensch zich uit voor eenen Godt?
d'Aeloude godtsdienst wort den ongrieck tot een' spotGa naar voetnoot248
Door zulcke vreemdicheên, te godtloos, en verwaten
250[regelnummer]
Ten toon gestelt. hoe nu, godtvruchtige onderzaeten
Van Elis, kuntge dit met lijdtzaeme oogen zien?
De Juno van dit hof wil 't Priesterdom gebiên:Ga naar voetnoot252
Zy heerscht door haeren heer, en durf ons wetten stellen.
Nu zietge eerst klaer wat quaet onze offervinders spellenGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
Uit vezelen van vee en offeringewant.
Hier draeit dit nachtfeest op. dit wort door HierofantGa naar voetnoot256
Beyvert, om zijn' klaeu te slaen in al 't gewijde,
En hierom weifelt hy, en trouwt des Konings zijde:Ga naar voetnoot258
Maer niemant onder u zal zoo lichtvaerdigh zijn
260[regelnummer]
Dat hy om aertsch genot den godtsdienst van Jupijn
Verzaecke. ick zweere by mijn heilige offerbanden
En hooft, geen' witten stier noch smoockende offerhanden
Te wijden aen dit beelt, noch geur noch wieroockvat
Te zwaejen voor 't altaer, al zouden hof en stadt
265[regelnummer]
Met koningkrijck met al in vier en bloet verzincken.Ga naar voetnoot265
Rey van Priesteren:
Eerwaertste vader, zacht.
Rey van Priesteren:
Gewis uw Heiligheit
Wort op de proef gestelt door zulck een onbescheit.Ga naar voetnoot268
Het hof, dat in de kerck noch spreecken magh, noch stemmen,
270[regelnummer]
Belaeght de myterkroon, en waent haer maght te temmen:Ga naar voetnoot270
Maer 't Priesterdom, dat u tot hooft heeft ingewijt,
Zal 't heiligh tempelrecht, aen eeuwen noch aen tijtGa naar voetnoot272
| |
[pagina 728]
| |
Noch weereltsch hooftgezagh gebonden, kloeck verweeren,
Al zou de weerelt in haer' ouden baiert keeren:
275[regelnummer]
Maer aengezien dees storm, zoo snel, en onverwacht,
Dus opsteeckt, en het hof zijn opzet dezen nacht
Voltrecken wil, en zich om hoogh noch laegh laet hinderen,Ga naar voetnoot277
Valt dit bedencken, of ghy met wat zeils te minderenGa naar voetnoot278
Niet veiliger door zee zult vaeren, voor een poos,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Dan laeten volstaen, en den godtsdienst reuckeloosGa naar voetnoot280
Beveelen aen 't gevaer van gijpen of van stranden,Ga naar voetnoot281
In zulck een dwarrelinge en buy van misverstanden.
Men ga met overlegh: het hangt aen uw besluit.Ga naar voetnoot283
Theofrastus:
Hier valt geen middelen: hier heeft de godtsdienst uit,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Indien wy weifelen, en 't hof naer 't aenzicht doecken.Ga naar voetnoot285
Rey van Priesteren:
Men kon behendiger de schalckheit dus verkloeckenGa naar voetnoot286
Om beters wil. de scha gaet zomtijts voor de baet.Ga naar voetnoot287
Theofrastus:
Ick prijze uw ooghmerck, maer 't gevollegh is te quaet.Ga naar voetnoot288
Het hof, doortrapt en loos, verleert niet licht zijn luimen.
290[regelnummer]
Begintme om beters wil dien afgodt in te ruimen,Ga naar voetnoot290
Zoo wort de voet geleght tot ongebondenheên.Ga naar voetnoot291
Rey van Priesteren:
Men ruimt, met eenen voet of twee te rugh te treên,
Het velt niet, maer verliest wat velts om 't velt te winnen.Ga naar voetnoot293
Theofrastus:
Zoo wint het hof op ons. waertoe den vyant binnen
295[regelnummer]
Gelaeten, die zoo licht gekeert wort voor de poort?Ga naar voetnoot295
Rey van Priesteren:
Niet licht, maer met gevaer. het hof vaert echter voort.Ga naar voetnoot296
Diodoor:
De Vorst heeft by zijn hooft en kroon te hoogh gezworen.
| |
[pagina 729]
| |
Theofrastus:
En ick by Jupiter. geen afgodt zal zijn kooren
Ontheiligen; geen maght van Vorsten onze maght
300[regelnummer]
Verdrucken: liever hier gestorven op de wacht
Des tempels dan den toom van 't kerckgezagh te missen.Ga naar voetnoot301
Wie zou dees lastervleck uit onze altaerkleên wissen?Ga naar voetnoot302
Rey van Priesteren:
Salmoneus heeft de maght der hofbende op zijn hant.
Theofrastus:
De kerck onteeren zet een Rijck in lichten brant.
Rey van Priesteren:
305[regelnummer]
Hy acht zich sterk genoegh dien brant des Rijcks te blussen.
Theofrastus:
Gansch Grieken stemt met ons in godsdienst.Ga naar voetnoot306
Rey van Priesteren:
ondertussen
Verliezen wy 't genot des godtsdiensts, en zijn vrucht.
Wy bouwen, zonder 't zwaert, kasteelen in de lucht,
Indien we ons op den arm van 't Priesterdom verlaeten.
310[regelnummer]
Hy kan de maghtigen en hoofden der soldaetenGa naar voetnoot310
Betaelen met uw erf, en zettenze in 't bezit.Ga naar voetnoot311
Theofrastus:
Wie hoorde oit onbescheit wanschapener dan dit,
Der geestelijcken erf aen 't weereltsdom te brengen!
Rey van Priesteren:
Gehengt het Jupiter, wy moeten het gehengen.
Theofrastus:
315[regelnummer]
Ick stel mijn toeverlaet op Bazilides trou.
Rey van Priesteren:
Een' hoveling? helaes, een zwack en kranck gebou.
Theofrastus:
Geen hoveling zoo kleen, hy vlamt op hooger Staeten.
Rey van Priesteren:
Gy mooght het hoopen, doch de hoop zal luttel baeten.Ga naar voetnoot318
Theofrastus:
Wat brouwt de hoovaerdy van eenen Vorst al ramps!
320[regelnummer]
Een vrouw, vol ydelheên, vol spoocks, vol roocks, vol damps,Ga naar voetnoot320
| |
[pagina 730]
| |
Kan zijn verstant zoo wijdt misleiden, en vervoeren,Ga naar voetnoot321
Dat hy zich niet ontzie zijn Rijcken te beroeren,
Te stellen in gevaer: men laete 't beelt hier staen.Ga naar voetnoot323
Diodoor:
Gy moet u op dit stuck al daetelijck beraên.Ga naar voetnoot324
BAZILIDES.
325[regelnummer]
Het schijnt of deze tijt de weerelt om wil wroeten,Ga naar voetnoot325
Die uit haer assen rolt. hoe raecktze eens op haer voeten?
Zy twijfelt ofze dwers of achter gaet, of voor;
Zoo zwindelt haer het hooft: zy houdt noch streeck, noch spoor.Ga naar voetnoot328
De Koning, zonder zoon en manlijcke erfgenaemen,
330[regelnummer]
Wort van de spil beheerscht, die rockent 't werck te zamen,Ga naar voetnoot330
Rust nimmer nacht noch dagh, en spint het werck zoo grof
Dat zy den Staet verwert, en terght; de kerck en 't hof
Als in slaghorden zet, door 't broên van vyantschappen,
Verhit om onderling elckanders hart te trappen.
335[regelnummer]
Mijn zwaert, aen 's Konings eedt gebonden, suft en dut
Wat zy te kiezen sta, het eerlijck, of het nut.Ga naar voetnoot336
De weereltwijsheit raedme op eige nut te letten,
En my en mijn geslacht en afkomst hoogh te zetten,
By dees gelegenheit: want uit den burgertwist
340[regelnummer]
En kerckkrackeelen weet de loffelijcke list,Ga naar voetnoot340
In schijn van heelzaemheit, als 't evel is aen 't rijpen,Ga naar voetnoot341
Met glimp een sluierkroon en purpren rock te grijpen,Ga naar voetnoot342
Die Bazilides past, des Rijcks vertrouweling,
En opperveltheer. ick verlaetme op deze kling,
345[regelnummer]
Daer mijn geluck aen hangt, en wilze aen weêrzy leenen,Ga naar voetnoot345
En kunstigh weifelen, doch geen party vereenen.Ga naar voetnoot346
Zoo stuurt men best 't gezagh des Konings naer 't bederf
Te bersten op de rots van tweedraght. heeft de verf
Van een verniste grijns oit iemants oogh bedrogen,
350[regelnummer]
Zy dienme nu: zoo wort een' vos in 't net getogen,Ga naar voetnoot350
En valt de loosheit van den jaeger tot een' buit:Ga naar voetnoot351
| |
[pagina 731]
| |
Want gaet de Konings Stam met 's levens uurglas uit;Ga naar voetnoot352
Dit Koningkrijck is mijn, al had een nader voordeel.Ga naar voetnoot353
De scepter hangt aen 't zwaert: de stomme spreeckt het oordeel,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
In spijt van Hierofant, hofpriester van mijn' heer.
De Koningin misbruickt zijn wulpsheit, om haer eerGa naar voetnoot356
Oock boven Junoos troon op spinneweb te bouwen.Ga naar voetnoot357
Zy zet den aert ten toon, en ydelheit der vrouwen,Ga naar voetnoot358
Die spieglen 't aenschijn; en mistrouwen zelf den schijn,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Uit dwaeze hoovaerdy. zy willen grooter zijn
Dan haer Vulkanus eerst bootseerde om stof te spaeren.Ga naar voetnoot361
De deught is slecht bewaert, daer zy de doos bewaeren,Ga naar voetnoot362
Vol deught en ondeught, haer nieusgierigheit betrout,
En opgeblazenheit, die 't Rijck dien nevel brout,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Waer uit alree mijn zon en glorie is aen 't rijzen.
Maer zie hoe Hierofant (ick zal zijn' yver prijzen,
En aenvoên,) zich vergramt met mijnen, en gelaet,Ga naar voetnoot367
Om 't beelt, dat noch ten schimp voor onze hooftkerck staet.
HIEROFANT. BAZILIDES.
Hierofant:
Daer pronckt het marmerbeelt des Konings, voor den drempel
370[regelnummer]
Van Donderkerck. ô trots! men weigert het den tempel,Ga naar voetnoot370
De schaduw van 't gewelf en godtgewijde dack.
Magh dit bestaen, zoo heeft het hofgezagh een' krack;Ga naar voetnoot372
Zoo leght ons eerste ontwerp van godtsdienst plat in d'assen.Ga naar voetnoot373
Magh dit bestaen; wie zal op 's Vorsten kerckwet passen?Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Wy moeten hier met maght en yver in verzien.Ga naar voetnoot375
Bazilides:
Dat staet alleen aen hem, die magh en moet gebiên,
Hierofant:
Die last was u betrout: wat had gy hun geboden?
| |
[pagina 732]
| |
Bazilides:
Zy zouden, in den naem des Konings van de Goden,Ga naar voetnoot378
Dit heiligh beelt in 't koor verheffen op 't altaer,
380[regelnummer]
Met Priesterlijck geleide, en kerckelijck gebaer.
Heeft Diodoor, die flus den last heeft aengenomen,Ga naar voetnoot381
Dit aengedient, en is 't bevel niet nagekomen,
Zoo loopt de Kerck gevaer van 's Vorsten ongena.
De tijt verloopt, en lijt geen uitstel.
Hierofant:
ick versta
385[regelnummer]
De zaeck als gy. men magh op zulck een stuck niet slaepen.
Schoon Theofrastus trots en hoogh is in zijn wapen,
Hy moet 'er echter aen, hoe stout men dit belett'.
Een grijs gerimpelt hooft, als hy, wort traegh verzet.
Het afgesleeten kleet verleert niet licht zijn plojen.
390[regelnummer]
Wat hoorenwe onder 't volck al lasteringen strojen!
Hoe wort het hof betight van wetteloozen dwang!Ga naar voetnoot391
Dit kan niet langer staen, en stilstaen spoet geen' gang.Ga naar voetnoot392
Bazilides:
Hoe 't ga of niet, ick sta beknelt van wederzijden.
De Koning dringtme hier, en daer de Kerckgewijden.
395[regelnummer]
Ick volghde 's Vorsten last, zoo ras ick dien ontfing;
Noch roept men: dit 's de drift van zijn' vertrouweling,
En Bazilides wort gelastert voor vermeeten,
Voor kerreckschender en loftuiter uitgekreeten,Ga naar voetnoot398
Die 't hof naer d'oogen ziet, en Godt noch afgodt acht;
400[regelnummer]
Doch 't moet 'er eens op staen. ick heb het hof met wacht
By tijts bezorght: al sloegh de stadt en 't volck aen 't muiten,Ga naar voetnoot401
Men vreeze geen gevaer, van binnen, noch van buiten:
En schieten wy te kort in deze razerny,Ga naar voetnoot403
Zoo schen ick den soldaet op stadt, en burgery,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
En d'oude Priesters aen. zy paejen dan die tanden,
Dat yzeren gebit met loeiende offerhanden.Ga naar voetnoot405-6
Ick ken geen Godtheit dan den Koning, en Mevrou:
Laet weifelen wie wil; ick blijf de kroon getrou,
En hanthaef 't hoogh bevel.
Hierofant:
Zoo spreecken al de braven,
410[regelnummer]
Die op een' zelven draf en heirbaen heenedraeven,
| |
[pagina 733]
| |
Hoe steil zy opwaert rijs'. de deught is niet gewoon
Te streven op een bed van roozen naer de kroon,
Maer langs een' steilen wegh. zy wil op 's volcks behaegen
Den prijs niet zoecken, noch den helm en 't harnas draegen
415[regelnummer]
Den meesten hoop ten dienst. zy weeght waerdeert en schatGa naar voetnoot415
De dingen op hun waerde, en toetst voorzichtigh wat
Haer voorgestelt wort, dan besluitze, en wraeckt ten leste,
En kiest, en voert het uit, en geeft zich zelf ten beste
Voor vaderlant, en vorst, en tempel, en altaer.
420[regelnummer]
Dus vallen haer, hoe 't loop', geen zwaericheên te zwaer.
Bazilides:
Geheilighde, gy spreeckt niet wulpsch, maer wel ervaeren,Ga naar voetnoot421
En uw godtvruchtigheit en wijsheit zijn uw jaeren
Gansch ongelijck, en treên het grijze hair voorby.Ga naar voetnoot423
De Koning, zonder u, laegh onder en in ly.
425[regelnummer]
d'Aertspriester Theofrast, een onverzetbaer drijver,
Staet stom voor uw vernuft, verschrickt voor uwen yver,
En openbaeringen. gy rieckt in kerckgeschil
Geheimenisse en droom den goddelijcken wil,
Als had gy mont aen mont de Goden zelfs gesproken.
Hierofant:
430[regelnummer]
Het heeft ons noit aen moedt noch aen den lust ontbroken,
Om diep te gronden waer de wijsheit in bestaet,
En wat de godtsdienst eischt te reeglen op zijn maet.
Ick weet de vlecken van de dwaeling uit te schuuren,
Te vaegen van den roest. ick raegh de tempelmuuren
435[regelnummer]
Van spinnewebbe, en ragh, en kleeze in zuiver wit.Ga naar voetnoot433-35
Ick kies geen' dop of bast voor kerne en voedzaem pit.Ga naar voetnoot436
Wat overtolligh is besnoei ick van zijn telgen.
Geen Wijze, die mijn wit kan vatten, zal zich belgen
Dat ick den ouden stijl des tempeliers verzet.Ga naar voetnoot439
Bazilides:
440[regelnummer]
Zie Theofrastus schijnt met yverigen tredt
Te naecken: spreeck hem aen: de tijt is nu geboren.
Wy willen uw gespreck van wederzijde hooren.
| |
[pagina 734]
| |
THEOFRASTUS. HIEROFANT. BAZILIDES.
Theofrastus:
Wat brengt ons Hierofant al weder uit het hof?
Is 't vrede, en eenigheit, of moeite, en twistens stof?Ga naar voetnoot444
Hierofant:
445[regelnummer]
Wie met den Koning stemt, bestelt geen stof tot twisten,
Als Theofrasten.
Theofrastus:
zegh, gelijck de Salmonisten.
De Hierofanten, die het hof naer d'oogen zien,Ga naar voetnoot446-47
En traegh beseffen wat de Goden ons gebiên.
Hierofant:
Gy meent de Koningen? verstaetge zulcke Goden,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick stel my onder hen, en eere hun geboden.
Theofrastus:
Gy eertze, wyliên me, doch boven al Jupijn.Ga naar voetnoot451
Hierofant:
Gy eert de Koningen, als 't pas geeft, met een' schijn
Van eere, en andersins onteertze in hunne wetten;
Wanneerge, in ste van 't beelt op 't hoogh altaer te zetten,
455[regelnummer]
Zijn Godtheit voor de kerck en al het volck onteert.
Theofrastus:
De Godtsdienst heeft van oudts dit Elis noit geleert,Ga naar voetnoot456
Dat d'eens van hant tot hant ontfange kerckbevelenGa naar voetnoot457
Gevolght heeft, en Jupijn met goddelijcke spelen,
Altaeren, tempelen, en tempelwoudt geviert.
460[regelnummer]
De wijde weerelt wort van Jupiter bestiert.Ga naar voetnoot459-60
Hy is de lucht, en 't vier. hy leeft in alle dingen.
Zijn wezen kan alleen door alle wezens dringen.
Zijn Godtheit is de geest, die 't al vervult in al,Ga naar voetnoot463
Wat uit den mengelklomp; niet by een wilt geval,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Maer naer heur vast besluit zijn' leest en vorm ontleende.Ga naar voetnoot460-65
Wie deze Godtheit oit ontheilighde of verkleende,
Ontsloop niet straffeloos zoo reuckeloos een daet.Ga naar voetnoot467
Die Majesteit verschoont veel boosheit, doch geen smaet,
Noch outerschendery, noch geen godtslasteringen.
470[regelnummer]
Hy is verwaent, die Godt den blixem waent t'ontwringen.
| |
[pagina 735]
| |
Hierofant:
Hoe nu? heeft Krete niet uw Godtheit uitgebroet?
De Koribas dat kint met geitemelck gevoedt?
Geborgen in een hol voor 's vaders haet en toren?Ga naar voetnoot471-73
Heeft Jupiter dat Rijck, waerin hy was geboren,
475[regelnummer]
Als Koning, niet beheerscht met zijnen grooten staf?
Gewaeght al 't eilant niet noch heden van zijn graf?Ga naar voetnoot474-76
Of is 't een bloote naem, waer van zich elck verwondert?
Aenbidtge slechts den naem? ick reken wel driehondert
Jupijns, de weerelt door gedient, gevreest, geducht.
Theofrastus:
480[regelnummer]
Hoort Jupiter dit aen, en straft hy uit de lucht
Die lastermonden niet? waer ickme wende, of draeie,
Men dient dien Godt in Krete, op Ide, en in Achaie.Ga naar voetnoot482
Pyrreüs, Homole, en ons Piza dienen hem.Ga naar voetnoot483
Gansch Libye is gewoon naer zijne orakelstemGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
En raet te luisteren. wat wil ons hier gebeuren!Ga naar voetnoot480-85Ga naar voetnoot485
Hierofant:
Gy moght u liever om gedroomde fablen steuren,
En dolle poëzy, gespeelt op snaer, en lier;Ga naar voetnoot486-87
Hoe hy zich zelven kan vermommen, als een stier,
Om schoone Europe, in spijt van Sidons kroon, te schaecken;
490[regelnummer]
Hoe hy om Danaë door hof en koopre dakenGa naar voetnoot488-90
Aen goude druppels smolt in haeren zuivren schoot;
Of Ledaes minne in schijn van eene zwaen genoot;Ga naar voetnoot490-92
Of Semele in den gloet des blixemstraels verteerde;Ga naar voetnoot493
Of Ganimedes met het schenckersdom vereerde,
495[regelnummer]
Hem kuste en wederkuste, als hy met eenen lonck
Hem aenloegh, en de schael vol klaeren nektar schonck.Ga naar voetnoot494-96
Zit deze Godtheit noch vooraen, in 's hemels orden,
Wat deert Salmoneus, dat hy geen Jupijn zou worden?Ga naar voetnoot497-98
| |
[pagina 736]
| |
Theofrastus:
O Salmonist, die Godt zijn wettige eer ontsteelt!
Hierofant:
500[regelnummer]
Indien Lykaon lang uw Godtheit had gekeelt,Ga naar voetnoot500
Men moght, tot 's anders nut, veel zouts en wieroock spaeren.Ga naar voetnoot501
De geur is niet besteet, dien wy voor haer bewaeren.
Men had veel offervees verschoont, dat hemelhoogh
En wijdt vergeefs in roock en smoock en asch vervloogh.
505[regelnummer]
De hondertvoudigheit van entlooze offerstierenGa naar voetnoot505
Is jammerlijck besteet met zulck een' droom te vieren.
Theofrastus:
Zo smeedtghe, ons hof ten dienst, een' nieuwen Dondergodt.Ga naar voetnoot507
Hierofant:
Gy stut den ouden, slechts om 't aenzien en genot.Ga naar voetnoot508
Theofrastus:
Het wettige gebruick, bevestight door de tijden,
510[regelnummer]
En alle Rijcken, kan ons decken en bevrijden
Voor zoo veel lasterschuts. zal elck wat hy verdichtGa naar voetnoot511
Verbloemen met den naem van godtsdienst, en zoo licht
Een erfgewoonte, lang geviert, en aengebeden,
Gesterckt met wonderen, van outs, in alle steden
515[regelnummer]
En koningkrijcken, oock zoo wijt men menschen vint,
Verandren naer zijn brein, dan dus dan zoo gezint?
Zoo moet de godtsdienst flux ten schimp des volcks gedijen,
Gelijck een weêrhaen zich naer 's vollecks razernijen
En driften draeien: ja de wispeltuurigheit,
520[regelnummer]
Aen geen gezagh verknocht, noch wet, noch regel, leit
Een' voet, en baent den wegh tot alle godeloosheit,Ga naar voetnoot520-21
En ongebondenheên. ga heene, en vier de boosheit
Der weerelt vry dien toom, en toon ons eenen man,
Die zonder 't out gebit de weerelt mennen kan.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Wat volght hier op? wy staen aen God noch kerck gebonden.Ga naar voetnoot509-25Ga naar voetnoot525
Schept Goden by de mijl. elck wieroocke aen zijn vonden.Ga naar voetnoot526
Helaes, ick schricke en ys: mijn haeren staen te bergh.
| |
[pagina 737]
| |
Indien men dezen poel, vol razernijen, tergh',Ga naar voetnoot528
Ick zie den weereltkloot gedrongen uit zijne assen,
530[regelnummer]
Een' Oceaen van bloet tot aen de starren wassen,
Om zulck een lastersmet, die niemant zuivren kon,Ga naar voetnoot531
Te wassen, al in d'eeuw van een' Deukalion.Ga naar voetnoot532
Bazilides:
Gy Heeren, matight u, en spreeckt met koele zinnen.Ga naar voetnoot533
Men kan met ondergaen elckandre beter winnen.Ga naar voetnoot534
Hierofant:
535[regelnummer]
Een schrander vogel schrickt zoo licht niet voor den schijn
En molock van uw kerck, den slaependen Jupijn,Ga naar voetnoot536
Misschien in d'armen van zijn boel, met kracht gedwongen,Ga naar voetnoot537
Daer Juno vast om pruilt. wat dultze al geile sprongen!Ga naar voetnoot538
En zietze om laegh 't gewelf des heldren hemels aen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Zy ziet zijn bastert zoons en schoone boelen staen,
(Quansuis een eeuwige eer,) in 't heir der starren prijcken,Ga naar voetnoot540-41
En in den hemel zelf Godt Bacchus hem gelijcken,
Gelijck zijn eigen kroost. zy ziet Alkmenes zoon,Ga naar voetnoot542-43Ga naar voetnoot543
En kropt haer stiefmoerschap en onverzoenbren hoon.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ick zwijgh zijn snoepen en ontelbre zijdegangen,
Van geen' Vulkaen betrapt, noch in zijn net gevangen.Ga naar voetnoot546
Dit is uw Jupiter, die zulcke rollen speelt:
Dies yver dat gy zweet, en keer Salmoneus beelt:
Ick ga ten hove, en wil den Koning zoo belezen,
550[regelnummer]
Salmoneus zal 'er staen, of Godt noch Koning wezen.Ga naar voetnoot550
BAZILIDES. THEOFRASTUS.
Bazilides:
Aertspriester, kan men dit aenhooren, zonder schult?
Jupijn verschoonme: ick ben ten ende van gedult.
Mijn eedt verplicht dit zwaert voor 't hofgezagh te bucken;
| |
[pagina 738]
| |
Maer zonder dat, het hieuw hem 't beckeneel in stucken,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
En schonck de stucken van dat godtverwaten lidtGa naar voetnoot555
Den disch van mijnen Heer, die nu ter tafel zit,Ga naar voetnoot556
En bancketeert, en drinckt den wijn uit nektarschaelen,
Om in zijn majesteit, gelijck een Godt, te praelen
Met al den Adeldom, een' trots vermomden stoetGa naar voetnoot559
560[regelnummer]
Van Goden. moet men 't hof ten dienst staen op dien voet;
Wy waren nutter, och veel nutter, ongeboren.
Al heeft de hofbende ons, haer' Overste, gezworen,
Wy staen gereet dit ampt te weigren, en deze eer.
Behaeght het u, in ernst, daer leght de degen neêr,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Om geenen valschen dienst van Godtheên te beschutten.
Theofrastus:
Heer Overste, om de kerck en Godtsdienst t'onderstutten,
Bewaer uw ampt, en waeck ten minste dezen nacht,
Ten dienst van Jupiter, en 't Priesterlijck geslacht.
Bazilides:
Hoe kan ick Jupiter en 's Konings gruwel eeren?Ga naar voetnoot569
Theofrastus:
570[regelnummer]
Met dezen dollen slagh van onzen hals te keeren.Ga naar voetnoot570
Bazilides:
Twee Godtheên dienen, d'een waerachtigh, d'andre valsch?
Theofrastus:
Ontzietge 's Konings vloeck te haelen op den hals?Ga naar voetnoot572
Bazilides:
Geensins. ick sta bereit voor Godts altaer te sterven.
Theofrastus:
Volhardt: gy zult de gunst van Godt en ons niet derven.
Bazilides:
575[regelnummer]
Wie kan een sterflijck mensch verheffen, als een' Godt?Ga naar voetnoot575
Theofrastus:
Beveel dien last aen ons.Ga naar voetnoot576
Bazilides:
Het koningklijck gebodt
Niet uit te voeren stelt ons voort in ongenade.Ga naar voetnoot577
| |
[pagina 739]
| |
Theofrastus:
Wy zwichten niet: wy gaen met Jupiter te rade.
Bazilides:
Oock zwicht Salmoneus niet. het hof braveert de kerck.Ga naar voetnoot579
Theofrastus:
580[regelnummer]
Geen weereltlijcke maght valt 's hemels maght te sterck.Ga naar voetnoot580
Bazilides:
De Koning eigent zich het opperste vermogen.
Theofrastus:
Der Goden Koning ziet dit schouspel uit den hoogen.
Bazilides:
Hy ziet het, maer de straf komt overlangsaem by.Ga naar voetnoot583
Theofrastus:
De hemel weet zijn' tijt, en ruim zoo wel als wy.
Bazilides:
585[regelnummer]
De nadruck van de straf leert wetten onderhouden.Ga naar voetnoot585
Theofrastus:
Door uitstel van den eisch geen schult wort quijt geschouden.Ga naar voetnoot586
Bazilides:
Hoe draeght zich midlerwijl een amptenaer van 't hof?Ga naar voetnoot587
Theofrastus:
Vermomt.Ga naar voetnoot588
Bazilides:
Hoe magh dit deur?
Theofrastus:
Wy geven u verlof.
Bazilides:
Terwijl verloopt de kans om dit schandael te stooren.Ga naar voetnoot589
Theofrastus:
590[regelnummer]
Zoo dra niet. toom u in: de tijt is niet geboren.
Bazilides:
En stuit gy dit; ick zie uw' kercker al bereit.Ga naar voetnoot591
Theofrastus:
En vangtge my, dat dient tot mijn verzekerheit.Ga naar voetnoot592
Bazilides:
Ick schen mijn handen niet aen 't hooft der godtgewijden.
| |
[pagina 740]
| |
Theofrastus:
Om beters wil: die wil zal met Jupijn niet strijden.
Bazilides:
595[regelnummer]
De Koningin verruckt den Koning: is 't geen scha?Ga naar voetnoot595
Theofrastus:
Der vrouwen hooghmoedt sleipt een' staert van rampen na.
Bazilides:
Der vrouwen hovaerdy heeft menigh heer bedorven.
Theofrastus:
Die buiten 't vaderlant in ballingschappen storven.
Bazilides:
Geen zorgelijcker punt dan dat op godtsdienst slaet.Ga naar voetnoot599
Theofrastus:
600[regelnummer]
De kercktwist baert doorgaens de scheuring in den staet;
Bazilides:
En staetbederf, niet licht te beetren, noch te boeten.Ga naar voetnoot601
Theofrastus:
De rechte godtsdienst stelt een' staet op vaste voeten.
Bazilides:
De Koningin misbruickt dien wulpschen Hierofant:Ga naar voetnoot603
Theofrastus:
Die brout dees nieuwicheên, en broeit een pest in 't lant.
Bazilides:
605[regelnummer]
Zijn wulpscheit waent den wegh te baenen naer de starren.
Theofrastus:
Dat brein is recht gespitst op Staeten te verwarren
Door dubbelzinnicheên. zoo breit de spin haer net.Ga naar voetnoot607
Zoo weeftze een spinneweb, daer vint zich 't aes bezet.
Zoo raeckt de simple vliegh, oock eer zy 't merckt, gevangen:
610[regelnummer]
Een vogel streeft'er door, en zal zich niet verhangen
Aen zulck een' strick.
Bazilides:
De Vorst blijft evenwel verstrickt.
Theofrastus:
De Vorst is wijzer, maer zijn overdwaelsheit mickt
Op 't onbeschietbaer, van zijn bedtgenoot gesteven,
Die weet door Hierofant dien droom een' glimp te geven.Ga naar voetnoot612-14Ga naar voetnoot614
| |
[pagina 741]
| |
Bazilides:
615[regelnummer]
Zijn aenhang is noch kleen, waer op hy zich betrout.
Theofrastus:
Is d'aenhang kleen, hy is wel loos, en boos, en stout,Ga naar voetnoot615-16
Bazilides:
Om wat te dorven?Ga naar voetnoot617
Theofrastus:
dat heel Griecken door zou donderen,
Den tempel van Jupijn, altaer, en beelt te plonderen;
Het grijze Priesterdom te zetten uit zijn erf,
620[regelnummer]
En voort al 't overschot te deelen by versterf.Ga naar voetnoot620
Bazilides:
Men eischt alleen dit beelt ten tempel in te voeren.
Theofrastus:
Al 't ander smoortmen, om dat hooftpunt niet te roeren:
Het luidt te haetelijck. waer eerst de gront geleit,
Gy zoudt den nadruck zien van deze nieuwicheit:Ga naar voetnoot622-24
Bazilides:
625[regelnummer]
Misschien hoe Hierofant bekleede uw kerckgestoelte.Ga naar voetnoot625
Theofrastus:
Met reden, daer geen zon op 't hooft steeckt in de koelteGa naar voetnoot626
En schaduw van 't gewelf. hy vlamt op 't kerckgenot.Ga naar voetnoot627
Wie zou Salmoneus beelt voor dien beroockten GodtGa naar voetnoot628
Jupijn niet kiezen, en met offerhanden paeien?
630[regelnummer]
Het voorspoock van dien storm wort ree gehoort aen 't kraeienGa naar voetnoot630
Des weêrhaens van dit hof, die zijnen trotsen kamGa naar voetnoot631
Vast opsteeckt tegens ons.
Bazilides:
Met welck een trotsheit nam
Hy afscheit, en beloofde u weder op te komen!Ga naar voetnoot632-33
Theofrastus:
Laet suffers, zonder hart, voor dreigementen schroomen:
635[regelnummer]
Ick wijck niet eenen voet voor doot, noch dreigement.
| |
[pagina 742]
| |
Bazilides:
Wie twijfelt, die den moedt van Theofrastus kent?
Ick ga ten hove om hun geen achterdocht te geven.Ga naar voetnoot637
Eerwaerdighste, volhardt. mijn staet en eer en leven
Te waegen, is niet veel, indien het u behoe.
640[regelnummer]
Ick blijf mijn' Vorst getrou, maer tot het outer toe.Ga naar voetnoot640
Theofrastus:
Ga heene: hier op moet gy Jupiter behaegen,Ga naar voetnoot641
Die waerdigh zijt om 't hooft een sluierkroon te draegen.Ga naar voetnoot642
Een weiflaer houdt ten hove alleen zijn' heer te vrientGa naar voetnoot643
Om 't voordeel, en zoo lang 't geluck den meester dient;
645[regelnummer]
Doch Bazilides ooght op Godtsdienst meer dan Staeten.
Op zulck een kerckhelt magh Godts volck zich vast verlaten.
Zang:
Geluckigh is de heer,
Die wel begrijpt hoe teêr
d'Aeloude godtsdienst en Godts wetten
650[regelnummer]
Uit hun natuure zijn;Ga naar voetnoot650
Zoo datze oock zelfs geen' schijn
Geen lucht noch glimpen van verzettenGa naar voetnoot652
Verdraegen, min verwatenheitGa naar voetnoot653
Van laster, dat de majesteitGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Des Dondergodts geheel verduistert.Ga naar voetnoot655
De louterheid des godtsdiensts luistertGa naar voetnoot656
Noch scherper dan de fixte tongGa naar voetnoot657
Van Themis weeghschael, die rechtvaerdigh,Ga naar voetnoot658
Terwijl 't geschil in twijfel hong,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Het vonnis velde, en scheide 't waerdigh
En minder waerdigh juist en net.
Oprechte godtsdienst lijdt geen smet.
Tegenzang:
Den Priestren is de wacht
Des godtsdiensts dagh en nacht
665[regelnummer]
Op 't hooghst bevolen te bewaeren.
| |
[pagina 743]
| |
De tempel rust alleen
Op geenen marmersteen,Ga naar voetnoot666-67
Maer meer op levende pylaeren,
Op 't onbeweeghbre Priesterdom,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Dat met zijn schouderen alom
De feesten stut, en pleghtigheden,
Zoo wijdt de zon komt aengereden,Ga naar voetnoot672
Van d'ooster- naar de westerkim.
Jupijn, de Koning van de Goden,
675[regelnummer]
Munt uit, als 't licht by eene schim.Ga naar voetnoot675
Wy staen getrou voor zijn geboden.
Wie boven hem een Godtheit stell',Ga naar voetnoot677
Wy houden Jupiters bevel.
Slotzang:
Wanneer de tempels en de hovenGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
Verwarren hun gezagh,
Dan gaet het niet als 't plagh,
Dan wort de deught verschoven,Ga naar voetnoot682
De schaduw schijnt het licht
Te steuren in zijn' plicht.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Een ieder moet zijn beurt bekleeden.Ga naar voetnoot685
d'Eenstemmigheit van beyGa naar voetnoot686
Gaet lieflijck, als een rey
Van zang en dans, op maet van reden.Ga naar voetnoot688
Zy onderhoudt den Staet,
690[regelnummer]
Als 't zout der burgerijen,
En stelt het volck een maet.Ga naar voetnoot691
Geluckigh zijn die tijen.Ga naar voetnoot692
|
|