De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 668]
| |
Het vierde bedryf.
GABRIËL. MICHAËL.
Gabriël:
1330[regelnummer]
De gansche hemel gloeit, in eenen lichten brant
Van oproer en verraet. 'k verdaegh u, als GezantGa naar voetnootvs. 1331
Van Godt en zynen stoel, nu daetlyck op te trecken,
Met eenen gloet van vier en yver deze vleckenGa naar voetnoot1333
Te branden uit Godts naem, en 't zuiver Hemelsdom.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Vorst Lucifer braveert: hy roert trompet, en trom.Ga naar voetnoot1335
Michaël:
Is Lucifer, helaes, in zyne trou verandert?
Gabriël:
Des hemels derde deel heeft reede zynen standert,Ga naar voetnoot1337
Die valsche Morgenstar, gezworen, zynen troon
Bewieroockt, als een' Godt, en met een' lastertoonGa naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Van goddeloos muzyck hem eere toegezongen.Ga naar voetnoot1338-40
Zy komen herwaert aen in volle kracht gedrongen,
En dreigen schrickelyck de poort van 't wapenhuisGa naar voetnoot1342
Te rammen met gewelt. een woest een wilt gedruis
Van onweêr buldert vast, van boven, en van onder.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Het weêrlicht, stormt, en raest. de blixem, en de donder
In arbeit, schudden vast de pylers van ons hof.Ga naar voetnoot1346
Men hoort geen Serafyns, noch wedergalm van lof.
Een ieder zit in druck gedompelt over d'ooren.
Dan zwygen plotseling, dan huilen al de kooren
1350[regelnummer]
Der Engelen, van druck, en medelyden, omGa naar voetnoot1350
Den blinden afval van 't gezalight Engelsdom,
En d'Engelsche natuur. 't is meer dan tyt om heden
Te quyten uwen plicht, en op uw heilige eeden,
[Die ghy, als Veltheer, op het punt des blixems zwoert,
1355[regelnummer]
By Godt en zynen naem] te passen.
Michaël:
wat vervoert
Godts Stedehouder dus zich tegens Godt te kanten,
Te dragen als een hooft van dolle vloeckverwanten?Ga naar voetnoot1357
| |
[pagina 669]
| |
Gabriël:
De hemel weet hoe noode ick Godts gerechte zaeck
Verdadige, op dees wys. hoe bitter wil de wraeck
1360[regelnummer]
Hem treffen! want men weet geen middelen te vinden,
Om dit verdoolt geslacht rampzaligen en blinden
Te leiden op de baen, de heirbaen van hun trou.
Ick zagh Godts blyschap zelf zich met een wolck van rou
Beschaduwen; in 't endt de wraeck een vlam ontsteken
1365[regelnummer]
In d'oogen van het licht; eer, om dien slagh te breken,Ga naar voetnoot1363-65
Het last gaf tot den toght. ick hoorde een wyl het pleit,Ga naar voetnoot1366
Hoe d'opperste Genade, en Godts Gerechtigheit
Elckandre in wederwight, met pit van reden, hielen.Ga naar voetnoot1368
Ick zagh de Cherubyns, hoeze op hun aenzicht vielen,
1370[regelnummer]
En riepen vast: gena, gena, o Heer, geen Recht.Ga naar voetnoot1370
Men had dit zwaer geschil gezoent, en schier geslecht;Ga naar voetnoot1371
Zoo scheen de Godtheit tot genade en zoen genegen:
Maer als de wieroockstanck in top komt opgestegen,
De smoock, die Lucifer om laegh wort toegezwaeit,
1375[regelnummer]
Met wieroockvat, bazuin, en lofgezangen, draeitGa naar voetnoot1373-75
De hemel zyn gezicht van zulcke afgoderyen,
Gevloeckt van Godt, en Geest, en alle Hierarchyen.
Gena had uitgedient. waeck op, in 't harrenas.
De Godtheit daghvaert u, eer 't oproer ons verrass',
1380[regelnummer]
Betem met uwen arm de woeste Behemotten,
En Leviathans, die dus godtloos t'zamenrotten.Ga naar voetnoot1380-81
Michaël:
Uriël, schiltknaep flux, men breng' den blixem hier,Ga naar voetnoot1382
Myn harnas, helm, en schilt. breng herwaert Godts banier.
Men blaze de bazuin. te wapen, flux te wapen.
1385[regelnummer]
Ghy Maghten, Troonen, wat getrou is, en rechtschapen,
Dat wapen' zich met ons. ghy regementen voort,
Een ieder in 't gelidt: de hemel geeft het woort.Ga naar voetnoot1387
Men blaze de bazuin: men sla de holle trommels.
Verdaghvaerde in der yl ontelbre dicke drommels
1390[regelnummer]
Gewapenden. blaest op: ick schiet de wapens aen.
Het gelt Godts eer alleen. het moet 'er nu op staen.Ga naar voetnoot1391
| |
[pagina 670]
| |
Gabriël:
Dit harnas past zoo braef, al waer 't u aengeschapen.Ga naar voetnoot1392
Hier komt de veltbanier, waer in Godts naem en wapenGa naar voetnoot1393
U toestraelt, en de zon in top u heil belooft.
1395[regelnummer]
Hier komen de Kornels u groeten, als het hooftGa naar voetnoot1395
Van 't heir der hemelen, die Godts baniere zwoeren.
Schep moedt, Vorst Michaël: ghy zult Godts oorlogh voeren.
Michaël:
Zoo zal ick. hou myn woort om hoogh: wy trecken heen.
Gabriël:
Wy volgen uwen toght met wenschen, en gebeên.
LUCIFER. BELZEBUB. LUCIFERISTEN.
Lucifer:
1400[regelnummer]
Hoe staet het met ons heir? hoe is 't 'er me gelegen?
Belzebub:
Het heir verlangt, gereet om, onder uwen zegen,Ga naar voetnoot1401
Te vliegen regelrecht op 't spits van Michaël.Ga naar voetnoot1402
Luciferisten:
Zoo doet het: ieder wacht op Lucifers bevel,
Om teffens d'armen en hun vleugels eens te reppen,
1405[regelnummer]
Dien grooten vyant lucht en winden t'onderscheppen,
En, als hy leght in zwym, te ketenen met kracht.
Lucifer:
Hoe talryck is het heir? waer in bestaet ons maght?
Belzebub:
Die groeit alle oogenblick, en bruist uit alle transen
Ons toe, gelyck een zee van vier en heldre glansen.
1410[regelnummer]
'k Vertrou het derde deel des hemels houdt ons zy,Ga naar voetnoot1410
Is 't niet de halve streeck: want Michaëls getyGa naar voetnoot1411
Verloopt alle oogenblick, en ebt aen alle kanten.
De helleft van de wacht en eerste hoftrouwanten,
Uit ieder Orden, van een ieder Hierarchy,
1415[regelnummer]
Verzweeren hunnen Heer, Vorst Michaël, als wy.Ga naar voetnoot1415
Men ziet 'er Cherubyns, Aertsengelen, Serafynen
De vanen voeren. zelf het paradys, aen 't quynen
Geslagen van verdriet, verschiet zyn groente, en verf;Ga naar voetnoot1418
| |
[pagina 671]
| |
En waer men d'oogen keert, daer schynt een wis bederf,
1420[regelnummer]
En boven 't hooft een buy en donkre wolck te hangen.
Dat voorspoock spelt ons heil: men heeft slechts aen te vangen.Ga naar voetnoot1421
Ghy draeght alree de kroon des hemels op uw kruin.
Lucifer:
Die klanck behaeghtme meer dan Gabriëls bazuin.
Hoort toe en geeft gehoor, beneden deze trappen.
1425[regelnummer]
Hoort toe, ghy Oversten: hoort toe, ghy Ridderschappen,Ga naar voetnoot1425
En luistert wat wy u vermelden, klaer, en kort.
Ghy weet hoe verre wy alree zyn uitgestort,
In wraeckzucht tegens 't Hooft der opperste palaizen,Ga naar voetnoot1428
Dat het een dolheit waere, op hoop van zoen, te deizen,
1430[regelnummer]
En niemant dencken durf deze onuitwischbre smet
Te zuivren door gena: dies moet de noot een wet,
Een wisse toevlught van te wancken, noch te wycken
Verstrecken; ghy, met kracht en zonder om te kycken,
Dien standert en myn star verdadigen, met een
1435[regelnummer]
Den vrygeschapen Staet der Englen in 't gemeen.
Het ga zoo 't wil: volhardt groothartigh, onverdrietigh:Ga naar voetnoot1436
Geen almaght heeft de maght dat zy geheel vernietigh'
Het wezen, dat ghy eens voor eeuwighlyck ontfingt.Ga naar voetnoot1437-38
Indienghe fel en fors met uwe heirspits dringt
1440[regelnummer]
In 't hart van 's vyants heir, en komt te triomfeeren,
Zoo zal de tiranny der hemelen verkeeren
In eenen vryen Staet, en Adams zoon, en bloet,Ga naar voetnoot1442
Gekroont in top van eere, en met een' aertschen stoetGa naar voetnoot1443
Omcingelt, uwen hals niet boeien aen de keten
1445[regelnummer]
Van slaefsche dienstbaerheit, om hem ten dienst te zweeten,
En onder 't kopren juck te hygen, zonder endt.
Indienghe my voor 't hooft van uwen vrydom kent,Ga naar voetnoot1447
Gelyckghe uit eenen mont dien standert hebt gezworen;
Zoo staeft den eedt noch eens eenstemmigh, dat wy 't hooren,
1450[regelnummer]
En zweert getrouwigheit aen onze Morgenstar.
Luciferisten:
Wy zweeren te gelyck by Godt, en Lucifer.
Belzebub:
Maer zie hoe Rafaël, verbaest, en vol medoogen,Ga naar voetnoot1452
| |
[pagina 672]
| |
Met zynen vredetack van boven komt gevlogen,
Om uwen hals, op hoop van stilstant, en verdragh.Ga naar voetnoot1454
RAFAËL. LUCIFER.
Rafaël:
1455[regelnummer]
Och, Stedehouder, mont van 't goddelyck gezagh,
Wat heeft u buiten 't spoor van uwen plicht gedreven?
Zoudt ghy den Schepper van uw glori wederstreven?
Lichtvaerdigh weifelen, en wancklen in uw trou?
Dat hoop ick nimmermeer. helaes, ick zwym van rou,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
En blyve om uwen hals beklemt, bestorven hangen.
Lucifer:
Oprechte Rafaël.Ga naar voetnoot1461
Rafaël:
myn blyschap, myn verlangen,
Ick bidde u, hoorme.
Lucifer:
spreeck, zoo lang het u behaegh'.
Rafaël:
Genade, o Lucifer. verschoon u zelven: draegh
Geen harnas tegens my, die treurigh smilte, en quyne
1465[regelnummer]
Van druck, om uwent wil. ick koom, met medecyneGa naar voetnoot1465
En balsem van gena, gestegen uit den schootGa naar voetnoot1466
Der Godtheit, die, gelyckze in haren Raet besloot,
U, boven duizenden gekroonde Heerschappyen,
Gezalft heeft op den stoel van haer stadthouderyen.Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Wat dolheit is het, die uw zinnen dus verruckt?
Zy had haer zegel en gelyckenis gedrucktGa naar voetnoot1471
Op uw geheilight hooft, en voorhooft, overgoten
Met schoonheit, wysheit, gunst, en wat'er komt gevloten,Ga naar voetnoot1473
En stroomen, zonder maet, uit aller schatten bron.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ghy blonckt in 't paradys, voor 't aenschyn van de zon
Der Godtheit, uit een wolck van dau en versche roozen.
Uw feestgewaet stont styf van perlen, en turkoozen,
Smaragden, diamant, robyn, en louter gout.
De zwaerste scepter wert uw rechte hant betrout,
1480[regelnummer]
Zoo dra ghy steeght in 't licht, en, op bazuin en bommen,
Door 't blakende gesternte en steenen quaemt te brommen:Ga naar voetnoot1475-81Ga naar voetnoot1481
| |
[pagina 673]
| |
En zoudt ghy reuckeloos u storten uit dien troon?Ga naar voetnoot1482
Verreuckeloozen al dat heerelyck, en schoon?Ga naar voetnoot1483
Zoudt ghy uw glansen, die de hemelen vercieren,
1485[regelnummer]
Ons licht verduisteren, in eenen knoop van dieren,
En mengsel van gedierte en ondier onder een,Ga naar voetnoot1485-86
Griffoensklaeu, drakenhooft, en andre gruwzaemheênGa naar voetnoot1487
Misscheppen onbedacht? en zouden 's hemels oogen,Ga naar voetnoot1488
De starren, u zoo laegh berooft zien van vermogen,
1490[regelnummer]
En eere, en majesteit, door 't schenden van uw trou?
Dat keer' de goede Godt, wiens aenschyn ick aenschou,
In 't zaligh licht, daer wy, geheilight alle zeven,Ga naar voetnoot1491-92
Hem dienen voor zyn' troon, en sidderen, en beven
Voor zulck een Majesteit, die op ons voorhooft straelt,
1495[regelnummer]
Verquickt en leven geeft wat leeft, en adem haelt.
Heer Stedehouder, magh myn bede uw hart bewegen;Ga naar voetnoot1496
Ghy kent myn zuiver wit, en hart, met u verlegen,Ga naar voetnoot1497
Ruck af dien trotsen kam: schud uit dit harrenas:Ga naar voetnoot1498
Smyt neder uit dees hant de heirbyl, de rondasGa naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Uit d'andre. hooger niet: legh neder, och, legh neder,
Legh neder, stryck van zelf den standert, en de veder
Van uwe vleugelen, voor Godt, en zynen glans;
Eer hy u uit den troon, den allerhooghsten trans
Van eere, nederklincke aen gruis, en stof te mortel,
1505[regelnummer]
Ja zulx dat van den stam der Geesten tack, noch wortel,
Noch geen gedachtenis, noch leven overschiet;Ga naar voetnoot1505-6
't En ware een leven van elende, van verdriet,
De Doot, de Wanhoop, en een worm, een eeuwigh knagen,Ga naar voetnoot1508
En knersetanden moght den naem van leven dragen.Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Verneêr u: staeck dien toght: ick offere u gena,Ga naar voetnoot1510
Met dien olyftack: gryp, of echter 't is te spa.Ga naar voetnoot1511
| |
[pagina 674]
| |
Lucifer:
Heer Rafel, ick verdien noch dreigement, noch toren.
Myn helden hebben Godt, en Lucifer gezworen,Ga naar voetnoot1513
En, onder 's hemels eedt, dien standert opgerecht.
1515[regelnummer]
Men stroie wat men wil den hemel door: ick vecht,
En oorloge onder Godt, tot voorstant van zyn kooren,Ga naar voetnoot1516
De hantvest, en het Recht, hun wettigh aengeboren,Ga naar voetnoot1517
Eer Adam zyne zon zagh opgaen, eer de daghGa naar voetnoot1518
Zyn paradys bescheen. geen menschelyck gezagh,
1520[regelnummer]
Geen juck van menschen zal den neck der Geesten plagen;
Geen Engelsdom den troon van Adam onderschragen,
Met zynen vryen hals, gelyck een dienstbaer slaef,
't En zy de hemel ons in eenen poel begraef',
Met zoo veel scepteren, en kroonen, glans, en voncken,
1525[regelnummer]
Als ons de Godtheit uit haer' boezem heeft geschoncken,
Voor eeuwigh, en altyt. laet bersten al wat berst:Ga naar voetnoot1526
Ick hanthaef 't heiligh Recht, door hoogen noot geperst,
En, na veel wederstants, my entlyck overdrongen,Ga naar voetnoot1528
Op 't klagen en gekerm van duizenden van tongen.
1530[regelnummer]
Ga hene, bootschap dit den Vader, onder wien
Ick dus, voor 't Vaderlant, den standert voere, en dien'.Ga naar voetnoot1531
Rafaël:
Och Stedehouder, wat verbloemt ghy uw gepeinzen
Voor 't alziende oogh? ghy kunt uw ooghmerck niet ontveinzen.Ga naar voetnoot1533
De strael van zyn gezicht verraet de duisternis,
1535[regelnummer]
De staetzucht, daer uw geest zoo grof van zwanger is,Ga naar voetnoot1534-35
En reede in arbeit gaet, om dit gedroght te baren.
Waer bergh ick my van schrick! hoe ryzen al myn haeren!
Verdwaelde Morgenstar, verschoon u zelve toch.
Ghy kunt d'Alwetentheit niet paeien met bedrogh.Ga naar voetnoot1539
Lucifer:
1540[regelnummer]
Wat staetzucht? heeft myn plicht in eenigh deel ontbroken?
Rafaël:
Wat hebt ghy in uw harte al heimelyck gesproken?
Ick wil in 's hemels top, door alle wolcken heen,
| |
[pagina 675]
| |
En boven Godts gestarnte opstygen, van beneên,
Godt zelf gelyck, geen maght bestralen met genade,
1545[regelnummer]
't En zyze aen mynen stoel het leen verheergewaede.Ga naar voetnoot1545
Geen majesteit braveer' met scepter, nochte kroon,Ga naar voetnoot1546
Ten zy ick haer beleene uit mynen hoogen troon.
Bedeckt uw aengezicht: valt neder: stryckt uw pennen,
En wacht u, boven ons, een hooger maght te kennen.Ga naar voetnoot1542-49
Lucifer:
1550[regelnummer]
Hoe nu toe? ben ick dan Godts Stedehouder niet?Ga naar voetnoot1550
Rafaël:
Dat zyt ghy, en ontfingt van 't onbepaelt gebietGa naar voetnoot1551
Bepaelde mogentheit, en heerscht uit zynen name.
Lucifer:
Helaes, hoe lang? tot dat Vorst Adam ons beschame,
En, boven de natuur der Engelen, zyn lot
1555[regelnummer]
Uit 's hemels schoot ontfange, en aenzitt' neffens Godt?
Rafaël:
Wil d'opperste Monarch zyn maght met mindren deelen;
Ja d'eerste kroon den mensch opzetten, en bevelen,Ga naar voetnoot1557
Hem wyden tot een hooft der Geesten, boven al
Wat kroon en scepter voert, of namaels voeren zal;
1560[regelnummer]
Zoo leer ootmoedigh u Godts raetslot onderwerpen.
Lucifer:
Dat is de wetsteen om dees heirbyl op te scherpen.Ga naar voetnoot1561
Rafaël:
Ghy scherptze reuckeloos voor uwen eigen neck.Ga naar voetnoot1562
Bedenck eens waer wy staen. de hemel kan geen vleck
Van afgunst, haet en nyt, noch hovaerdy verdragen.Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
De Wraeck des hemels dreight dees schantvleck uit te vagen.
Hier helpt geen veinzen. och, of voor d'alziende Zon,
Het aldoordringende oogh, ick deze lastren konGa naar voetnoot1567
Bedecken. Lucifer, waer is uw glans gebleven?
Lucifer:
Myn glans is Adam en zyne afkomst lang gegeven.
| |
[pagina 676]
| |
1570[regelnummer]
Men noem' my langer niet den eerstgewyden zoon,Ga naar voetnoot1570
Den outsten erfgenaem.
Rafaël:
Vorst Lucifer, verschoon
U zelven: onderworp u 't opperste behagen.Ga naar voetnoot1572
Gewaerdigh ons dat wy die blyde tyding dragenGa naar voetnoot1573
Naer boven: ieder ziet myn weêrkomst te gemoet.
1575[regelnummer]
Ick valle ootmoedigh dus uw majesteit te voet.
Om Godts wil, wacht u toch weêrspannigen te styven,
Die op uw' wil en wenck, als op hun aspunt, dryven.Ga naar voetnoot1577
Zoudt ghy, in wederwil van 't hemelsche palais,Ga naar voetnoot1578
Dees lucht, vol heiligheit, vol vrede, d'eerste reis,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Met duizentduizenden in 't harrenas, beroeren?
Op trommel en trompet den oorloghsstandert voeren,
En kanten tegens Godt, den stercksten worstelaer?Ga naar voetnoot1582
Lucifer:
Men kant zich tegens ons. was Adams afkomst maer
Een zelven staet en stoel, als d'Engelen, geschoncken;Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Dat scheen verdraeghelyck: nu vliegen vast de vonckenGa naar voetnoot1585
Van dezen hemeltwist door alle daken heen.
Zwygh Engelsdom: verhef eerbiedighlyck het leenGa naar voetnoot1587
Van al wat ghy bezit aen Adam, en zyn neven.Ga naar voetnoot1588
Den mensch weêrstreven, is de Godtheit wederstreven.
1590[regelnummer]
Hoe magh het Godt van 't hart, dat hy zoo laegh, zoo diepGa naar voetnoot1590
Vernedert dien hy tot den grootsten scepter schiep?Ga naar voetnoot1591
Een edelmoedigheit, geheilight tot regeeren,Ga naar voetnoot1592
Voor eenen minder zich zoo zwaerlijck kan verneêren,
Van heerlyckheit ontkleên, en opstaen uit haer' staet,
1595[regelnummer]
En stoel, dat zy vervloeckt den glans en dageraetGa naar voetnoot1594-95
Van haren opgangk, ja veel liever had gebleven
Een schaduw, zonder verf, een niet, en zonder leven:
Want niet zyn, overtreft verkleening duizentwerf.Ga naar voetnoot1598
Rafaël:
Geleende heerschappy staet los, en is geen erf.Ga naar voetnoot1599
| |
[pagina 677]
| |
Lucifer:
1600[regelnummer]
'k Misdanckme dan dit leen, als 't immers leen moet heeten.Ga naar voetnoot1600
Rafaël:
Bewaer uw ampt: of is zyn ooghmerck u vergeten?Ga naar voetnoot1601
Het Stedehouderschap uw wysheit werd betrout,
Op dat ghy 't al in ruste en orden houden zoudt:
En hebtghe tegens Godt het panser aengeschoten,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Als een meineedigh hooft van blinde bontgenooten?
Lucifer:
Wy schoten slechts, uit noot en nootweer, 't panser aen;
Zoo luttel wouden wy de Godtheit wederstaen.
De reden spreeckt, al waer 't dat schilt en wapen zwege.Ga naar voetnoot1608
Wy vryen onzen Staet: benyt men ons die zege?Ga naar voetnoot1609
Rafaël:
1610[regelnummer]
Geen zege is heerelyck, daer, in een zelve Ryck,
Slaghordens van een' Staet bestryden haers gelyck:
En deerlyck is het, zoo gebroeders van eene OrdenGa naar voetnoot1610-12Ga naar voetnoot1612
Door hun gebroeders zelfs in 't endt verwonnen worden.
Om onzent wil, om Godt, en zyn gedreighde straf,
1615[regelnummer]
Och Stedehouder, voer uw regementen af:
Voer af, en laet u toch vermorwen door gebeden.
Ick hoor, 't is schrickelyck, alree de ketens smeden,
Om, na de neêrlaegh, u geketent door de luchtGa naar voetnoot1617-18
Te voeren in triomf. ick hoor alree gerucht,
1620[regelnummer]
En zie allengs het heir van Michaël genaken.Ga naar voetnoot1620
Het is hoogh tyt, hoogh tyt dien dollen toght te staken.
Lucifer:
Wat baet het, schoon men zich op 't uiterste bera?
Hier is geen hoop van pais.Ga naar voetnoot1622-23
Rafaël:
'k verzeker u gena,
En stelme, als middelaer, om hoogh voor u te pande.
Lucifer:
1625[regelnummer]
Myn Star te dompelen in duisternisse, en schande.
Myn vyanden te zien braveeren op den stoel!
| |
[pagina 678]
| |
Rafaël:
Och Lucifer, waeck op. ick zie den zwavelpoel,Ga naar voetnoot1627
Met opgespalckte keel, afgryslyck naer u gapen.
Zult ghy, het schoonst van al wat Godt oit heeft geschapen,
1630[regelnummer]
Een aes verstrecken voor het vratige ingewantGa naar voetnoot1630
Des afgronts, nimmer zadt, en nimmer uitgebrant;
Dat hoede Godt. och och, bewilligh onze bede.
Ontfang dien tack van pais: wy offren u Godts vrede.
Lucifer:
Of ergens schepsel zoo rampzaligh zwerft als ick?
1635[regelnummer]
Aen d'een zy flaeuwe hoop, aen d'andre grooter schrick.
De zege is hachelyck; de neêrlaegh zwaer te myden.
Op 't onwis tegens Godt en Godts banier te stryden?Ga naar voetnoot1637
Den eersten standert op te rechten tegens Godt,
Zyn hemelsche bazuin, en openbaer gebodt?
1640[regelnummer]
Zich op te worpen, als een hooft van Godts rebellen,
En tegen 's hemels wet een wederwet te stellen?Ga naar voetnoot1641
Te vallen in den vloeck der snootste ondanckbaerheit?
Te quetsen de genade en liefde en majesteit
Des rycken Vaders, bron van alle zegeningen,
1645[regelnummer]
Die noch t'ontfangen staen, en wat wy reede ontfingen?
Hoe zynwe nu zoo wyt verzeilt uit onzen plicht!
Ick zwoer myn' Schepper af. hoe kan ick voor dat licht
Myn lasterstucken, myn verwatenheit vermommen!
Hier baet geen deizen: neen, wy zyn te hoogh geklommen.
1650[regelnummer]
Wat raet? wat best geraemt in dees vertwyfeltheên?Ga naar voetnoot1650
De tyt geen uitstel lydt. een oogenblick is geen
Genoeghzaemheit van tyt; indien men tyt magh noemen
Dees kortheit, tusschen heil en endeloos verdoemen.
Maer 't is te spa, en hier geen boete voor ons smet.
1655[regelnummer]
De hoop is uit. wat raet? daer hoor ick Godts trompet.Ga naar voetnoot1634-55
APOLLION. LUCIFER. RAFAËL.
Apollion:
Heer Stedehouder, op? het is geen tyt te marren:
De Veltheer Michaël, in aentoght met zyn starren,Ga naar voetnoot1657
En regementen, daeght u uit in 't vlacke velt.
De tyt vereischt dat ghy u in slaghorden stelt.
1660[regelnummer]
Treck op, treck op met ons: wy zien den stryt gewonnen.
| |
[pagina 679]
| |
Lucifer:
Gewonnen? dat 's te vroegh: de stryt is niet begonnen.
Men weegh' dien zwaren slagh en oorlogh niet te licht.
Apollion:
Ick zagh alree den schrick in Michaëls gezicht,
En al zyn benden doots schier omzien naer de hielen.Ga naar voetnoot1663-64
1665[regelnummer]
Wy willen, twyfel niet, haer sloopen, en vernielen.
Hier komen d'Oversten met onzen standert aen.
Lucifer:
Een ieder in 't gelidt: een ieder kenn' zyn vaen.
Nu rustigh de bazuin en kryghstrompet gesteken.Ga naar voetnoot1668
Apollion:
Wy wachten op uw woort.Ga naar voetnoot1669
Lucifer:
Zoo volght ons op dit teken.
Rafaël:
1670[regelnummer]
Helaes, hy stont alreede in twyfel, en beraet:
Nu voert hem Wanhoop aen. helaes, in welck een' staetGa naar voetnoot1671
Van jammernissen stort d'Aertsengel al de zynen!Ga naar voetnoot1672
Nu magh hy nimmermeer in vreught om hoogh verschynen,Ga naar voetnoot1673
't En zy de Godtheit dit medoogende belett'.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Ghy Hemelreien, komt, en geeft u in 't gebedt:Ga naar voetnoot1675
Misschien of noch dees slagh te schutten waer met smeken.
Het bidden kan een hart van diamantsteen breken.
Rey van Engelen:
O Vader, die geen wieroockvat,Ga naar voetnoot1678-vv.
Noch gout, noch lofzang waerder schat
1680[regelnummer]
Dan godtgelatenheit, en stilteGa naar voetnoot1680
Van 't schepsel, dat uit nedrigheit
Behagen schept aen uw beleit,
En in uw' wil zich zelf versmilte;
Ghy ziet, o aller telgen stam,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Hoe 't hooft der Geesten zynen kamGa naar voetnoot1685
Durf kanten tegens uw behagen;
| |
[pagina 680]
| |
Hoe hy trompet en trommel roert,
En blint, van Staetzucht aengevoert,
U terght op zynen oorloghswagen.
1690[regelnummer]
Ontferm u over 't lasterstuck,Ga naar voetnoot1690
En keer, och, keer het ongeluck
Van duizentduizent lotgenooten,Ga naar voetnoot1692
Die al te jammerlyck misleit,
Met zulck een wederspannigheit
1695[regelnummer]
Het harnas hebben aengeschoten.
Rafaël:
Verschoon genadigh, och verschoon
Den Stedehouder, die de kroon
Der kroonen op zyn hooft wil zetten,Ga naar voetnoot1697-98
Om neffens u, en boven al
1700[regelnummer]
Te triomfeeren. och, wie zalGa naar voetnoot1700
Hem zuiveren van zulcke smetten?
Rey van Engelen:
Gedoogh niet dat de schoonste ziel,
Waer op uw oogh genadigh viel,
Gedoogh niet dat d'Aertsengel sneve.
1705[regelnummer]
Hy boete deze ondanckbre daet,
En blyf' gehanthaeft by zyn' staet.
Dat uw gena zyn schuld vergeve.
|
|