De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 588]
| |
Afbeeldinge Van Christineaant. | |
Der Zweden Gotten en Wenden Koninginne,
| |
[pagina 589]
| |
Christina, dochter van Gustaaf Adolf, koningin der Zweden, naar de prent van Cornelis Visscher.
| |
[pagina 590]
| |
Afbeeldinge Van Christine
| |
[pagina 591]
| |
Door 't leven, in den doeck of marmersteen gevat.Ga naar voetnoot22
Zoo dreef de Kunst van outs, t'Athene en Rome, boven,Ga naar voetnoot23
En wert op haer waerdy ja goddelijck geschat.
25[regelnummer]
Hoe veel geluckiger was Beck nu boven d'ouden,
Die niet te zoecken had, uit duizenden, een schets,Ga naar voetnoot26
Een eenigh voorbeelt, op dat wy zijn kunst aenschouden
Met opgetogenheit, en [dat ick niemant quets']Ga naar voetnoot28
Een Godtheit, die de kroon van boven wert geschoncken;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Een Godtheit, daer Natuur de volle Majesteit
Der Koningen in blies, en kracht van eedle voncken;
Waerom zy hier van zelf de kroon heeft afgeleit,Ga naar voetnoot32
En koningklijcken staf, en 't rijxgewaet, vol kroonen,
Als starren, dicht gezaeit. Wat hoeftze diamant,
35[regelnummer]
Of gout, of purperverf? Zy durf zich zelf vertoonen,Ga naar voetnoot35
Gelijck Natuur haer schiep, bestiert van hooger hant.
Wie noit Gustavus zagh, aenschouw' hem in deze oogen,Ga naar voetnoot37
De spiegels van haer ziele en trotse minzaemheit.
Zy heerscht door dit gelaet: maer neen, ick word getogen:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Ick volgh van zelf, en zie hier loutre Majesteit.
Gezegent was 't penseel, dat, zonder 't recht te breken
Des oppersten Jupijns, aen dit opgaende licht,Ga naar voetnoot41-42
Aen dit gezegent vier, zijn' yver moght ontsteken,
Gelijck het nu ontvonckt den geest van mijn gedicht.
45[regelnummer]
Apelles hadze diep gevat in zyne zinnen,Ga naar voetnoot45
Als kristalijn den schijn van 't aenschijn, dat in 't glas.
Zich spiegelt ongetoit, en geene gunst wil winnen
Door 't vleien van een kunst, die d'ydelheit genas.Ga naar voetnoot48
Hoe wenscht de Min een pees te vlechten van die locken,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Te spannen zynen boogh met zulck een heerlijck hair!
Maer vreest dat blaeuw turkois. Haer geest wort opgetrockenGa naar voetnoot51
In kunst en wetenschap, voor Pallas hoogh altaer,
Van waerze den olyf met eere heeft ontfangen,Ga naar voetnoot53
In 't barnen van den strijt; waerom dees wyze mont,
55[regelnummer]
't Orakel van onze eeuw, uit blyschap en verlangen
| |
[pagina 592]
| |
Naer pais, de heiren dreef van Duitschlants vetten gront.Ga naar voetnoot56
O goude mont, wat vloeide uit u een dauw en zegen;Ga naar voetnoot57
Toen, op uw fiere stem, de trommel en trompet
De donders van kortouw en bussen teffens zwegen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En 't brieschend paert van Mars gehoor gaf aen uw wet!
Waer plaghten Koningen hun staetzucht in te toomen,Ga naar voetnoot61
Ter liefde van het volck, en hondert duizent man
t'Ontwapenen, om 't bloet te stelpen, dat by stroomen
Quam bruizen naer de zee? Haer zucht tot vrede spann'
65[regelnummer]
In eeuwigheit de kroon, en prickele alle geesten
Te zweven op haer' lof, die zoo veel hooger zweeft
Dan bloedige triomf, en duizent lauwerfeesten,
Waer over 't aertrijck schreit, en 't hart der werelt beeft.
Zoo leef CHRISTINE in 't velt der geestighste papieren.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zoo draefze op Pallas loof, veel trotser dan laurieren.Ga naar voetnoot70
| |
Op De Zelve.aant.Ga naar voetnoot*Een tweede Apelles heeft de hantvest dus te malenGa naar voetnootvs. 1
De Majesteit, waer in d'aeloude deught herleeft.
Al voert het hooft geen kroon noch diamante stralen;
De heerlijckheit, die Godt en vrouw Natuur haer geeft
5[regelnummer]
In 't wezen en gelaet, geen' rijckdom hoeft te leenenGa naar voetnoot5
By armoe van gesteente, en gout, en purpre stof.Ga naar voetnoot6
Gustaef, de Groote, schijnt door deze ooghappels henen,
En blixemt wederom, en brult van hof tot hof.Ga naar voetnoot8
Maer neen, zy heeft den helm en 't harnas uitgetogen,
10[regelnummer]
En zoo veel heiren, aen haer kroon en eedt verplicht,Ga naar voetnoot10
Ontwapent met een' wenck en opslagh van deze oogen.
Men ziet nu vrede in 't hart, uit dat bedaert gezicht.Ga naar voetnoot12
Een enckle pais behaeght haer meer dan triomfeeren,
En duizentmael in 't velt te draven door het bloet.
15[regelnummer]
Laet alle Koningen van haer dees hooftdeught leeren,
Die uit geen staetzucht twist noch bloedigh oorlogh voedt.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 593]
| |
Zy heeft den dollen Mars gansch Duitschlant uitgebannen,
En dreight, indien haer 't lot de kruisbanier vertrouw,
Den noit gedwongen hals der grimmige OttomannenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Met kracht te ketenen, en in een kopre kouGa naar voetnoot20
Te voeren in triomf, ten schimp van alle hoven.Ga naar voetnoot21
Wie voeght dit beter dan ons dappere Amazoon,
Die met de Zweedsche bijl den Ysbeer 't hooft zal klooven,Ga naar voetnoot23
En zelf den wreeden Cham bestoocken op zijn' troon?Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dan zal de Tarter niet in China konnen duren,Ga naar voetnoot25
Daer hy de sluierkroon en tulbant trapt in 't zant;Ga naar voetnoot26
Maer bruizen door de breuck der endelooze murenGa naar voetnoot27
Te rugge, om met CHRISTYN te vechten, hant voor hant.Ga naar voetnoot28
Hoe wil dees Noortstar dan, gelijck de middagh, blincken,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Terwijlze streeft door sneeuw en steil geberght van ys!
Haer faem in 't noorden zal tot aen de zuid-as klincken,Ga naar voetnoot31
Wanneerze wederkeert, bevlochten met dien prijs
En oversneeuwden palm, daer d'ouden noit van hoorden.Ga naar voetnoot33
My dunckt ick hoor alree haer trommel en trompet
35[regelnummer]
En zwangere kortouw bestormen eerst het Noorden,Ga naar voetnoot35
Dan zuidwaert donderen in 't heir van Machomet.
Mijn zanglust rijst, en volgt het brieschen van haer paerden.
De hoefbron berst met kracht op 't kleppen van den hoef,Ga naar voetnoot38
Op 't vliegen van haer vaen, en 't schittren van haer zwaerden.
40[regelnummer]
Zoo blinckt de dapperheit, geloutert door de proef.
Vergeefme, o Koningin, indien mijn pen de wolcken
Van zulck een Majesteit te traegh bereicken kan.
Vereenigh en bedwing met ons de woeste volcken,
En stoot dien Cerberus, den schendigen tiran,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Te Londen uit het nest, met al zijn dolle honden,
Die, tegens eer en eedt en 't heiligh recht en Godt,
Met 's Konings lieverey zoo helsch in 't harnas stonden,Ga naar voetnoot47
En zopen Stuarts bloet, dat afdroop van 't schavot.
Die gruwelijckste smaet, geleên in 't recht der kroonen,
50[regelnummer]
Eischt wraeck van Hollants Leeuw en uw metale vuist.
| |
[pagina 594]
| |
Dees scepterkancker en dees roest van Vorstentroonen,Ga naar voetnoot51
Dees Knipperdolling, die de Majesteit verguist,Ga naar voetnoot52
Vereischt de stale kling, en kan geen uitstel lyen.
De Teems, nu half geworght, met zijn benaude keelGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Roept jammerlijck om hulp. Leeuwin der heerschappyen,Ga naar voetnoot55
Ontruck 't gedroght dien roof: vergun ons het tooneelGa naar voetnoot56
En al den Helikon op 't heerlijckst te stoffeeren,
Met uw manhaftigheit, die, op Alcides treên,Ga naar voetnoot57-58
Ter moortspeloncke inberst, en Kakus helpt verleeren,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Geen' diefstal van een os [dat schelmstuck was te kleen]Ga naar voetnoot60
Maer zulck een' vadermoort, 't verslinden van drie Rijcken.Ga naar voetnoot61
Hy schrickt, daer hy op 't lijck des Konings leit gestreckt,
Alree voor 't zeegewelt, waer voor de golven strijcken,Ga naar voetnoot63
Zoo wijt ons beider vlagh en vloot de Noortzee deckt.
65[regelnummer]
Ick zie ons d'eilanden van deze moortpest vagen,Ga naar voetnoot65
En hoor ons door Europe, op een gemein geschal,Ga naar voetnoot66
Den tytel en den naem van Kroonverlossers dragen;
Een' tytel en een' naem, die eeuwigh leven zal.
Zoo dancken u de steên, en lang verdruckte wetten.
70[regelnummer]
Zoo moet uw knods en deught Godts vyanden verpletten.Ga naar voetnoot70
| |
Byschrift op de zelve.aant.Ga naar voetnoot*De liefde tot de kunst luickt op, met grooter hope
Van eere en prijs, nu Beck de Vorsten van Europe,
Uit last der Koningin, door zyne kunst herteelt,Ga naar voetnootvs. 3
En hun CHRISTYN vereert, in haer onsterflijck beelt.
5[regelnummer]
Zoo wort Gustavus bloet, van hof tot hof, herboren.Ga naar voetnoot5
Wie klaeght dat aen dees verf en wissel wort verloren?Ga naar voetnoot6
J.V. VONDEL.
|
|