De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 577]
| |
Muzyck Ter Bruiloft van den E. Bruidegom, Joan Papenbroeck, En de E. Bruit, Maria Koeck.aant.Ga naar voetnoot*Voorzang.
Snaert uw veelen, spant uw keelenGa naar voetnootvs. 1
Op een blyde bruiloftswijs.
Huwt den zanglust aen het spelen.
Ziet, ay ziet het paradys
5[regelnummer]
Opengaen. Nu heft uw toonen
Hooger: ryst nu altemael:
Want hier daelt de nachtegael,
Om 't gezegent feest te kroonenGa naar voetnoot8
Met zyn' wiltzangk. geeft gehoor.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Proeft dees leckerny van 't oor.Ga naar voetnoot10
Zang.
Kon de Min ons Zanggodin,Ga naar voetnoot11
Tot gezang en spel geboren,
Met zijn leckerny bekoren?
Deze tong, die eeuwigh zong,
15[regelnummer]
D'eer der maeghdelycke reien,
Kan die uit haer' wellust scheien?
Smaeckt de gloet van min zoo zoet?
Is 'er zoeter spel als zingen?
Laet dan al myn snaren springen.
20[regelnummer]
Geeft de kroon aen geenen toon.
Laet ons al te bruiloft varen.
Speelt den scheyzangk op uw snaren.Ga naar voetnoot22
| |
[pagina 578]
| |
Slotzang.
Nu sterven ons gezangen.
Muzyckers, vaert nu wel.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Nu streckt al ons verlangen
Naer minnelycker spel,
Dat niemant heeft verdroten.
De zang heeft zyn verdriet:
Maer trouwe mingenooten
30[regelnummer]
Verdriet dit leven niet.
Het zingen heeft zyn uren:
Dit kan duren.
|
|