De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 506]
| |
Op een Italiaensche Schildery Van Susanne.aant.Ga naar voetnoot*De zuivere SUSAN, schier naeckt, en badtgereet,Ga naar voetnootvs. 1
Bewaert noch d'eerbaerheit van vore met haer kleet,Ga naar voetnoot2
Zoo zuiver als het vleesch, en ziet eerst om, beladenGa naar voetnoot3
Of iemants oogh zich zoeckt in 't eenzaem te verzadenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Met aen te zien hetgeen den man alleen betaemt.
Zy verft zorghvuldighlijck met schaemroot en beschaemtGa naar voetnoot6
De wang, uit achterdocht voor onbeschaemde schalcken.Ga naar voetnoot7
Haer flonckrende oogen zien noch wackerer dan valckenGa naar voetnoot8
Door lommer, en door loof; dat voelt alree het vuur,
10[regelnummer]
Den gloet der schoone kole; een terghsel van Natuur,Ga naar voetnoot10
Met Salomons vernuft noch geene bron te blussen.Ga naar voetnoot11
Geluckigh is de mont, die zulck een' mont magh kussen,
Dat kopken van robyn voor een alleen gespaert.
Maer let aendachtighlijck met welck een' schuwen aert
15[regelnummer]
Zy u den rugge biet om 't voorste te beschermen.
Bezie de schouders eens, den neck, den rugh, en d'armen,
Dat levendighe albast, die hooghsels, en dat diep,Ga naar voetnoot17
Dat ronden op zijn maet. Tuskaensch vernuft, hoe sliepGa naar voetnoot18
De Schilderkunst zoo lang, om entlijck dus t'ontwaecken?Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Kan doove verf ons borst, vol sneeuw en ysgangk, blaecken?Ga naar voetnoot20
Hier leeft geen Schildergeest met verwen, en penseel;Ga naar voetnoot21
Hier hangt geen kunstigh beelt zoo los uit zijn panneel;
Het schijnt door Angelo uit marmersteen gehouwen.Ga naar voetnoot23
't Gezicht van zulk een deught en kuische zon der vrouwen
25[regelnummer]
Verruckt ons t'overtreên de steenigende wet,Ga naar voetnoot25
Die met een hagelbui den gryzen 't hooft verplet.Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 507]
| |
Hier voelt Sint Pauwels zelf den zelfstrijt door zijn leden,Ga naar voetnoot27
En sneuvelt, zoo hy niet gewapent met gebedenGa naar voetnoot28
Van boven wort gesterckt door hemelsche genâ.
30[regelnummer]
De Schildergeest heeft schult: men wijte hem de scha
Der zielen, die in 't net van deze vlechten dwalen;Ga naar voetnoot31
Naerdien hy zijn penseel ontvonckte aen zonnestralen
Van oogen, daer de Min hem levende uit verscheen.
Had Josef deze vrouw haer schoonheit zien ontkleên,
35[regelnummer]
Zy hoefde hem met kracht den mantel niet t'ontrucken;Ga naar voetnoot35
Hy hadze zelf gesmeeckt, en onder 't nederbucken
Aenminnigh aengezocht, 't en waer een Engel zelf,Ga naar voetnoot34-37Ga naar voetnoot37
Zijn hoeder, afgedaelt van 't starrelicht gewelf,Ga naar voetnoot38
Zijn hart in steen verkeerde, en uitdoofde al de vieren,
40[regelnummer]
Die door 't ontvonckbre bloet en zeên en aders zwieren.Ga naar voetnoot40
O Schoonheit, al te kuisch, en waert een Konings gunst,Ga naar voetnoot41
Zoo strijckt Natuur de vlagh, ter eere van de Kunst.
|
|