De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 342]
| |
Het vyfde bedryf.
LANTSKROON. ADELAERT. VRERICK.
Lantskroon:
1695[regelnummer]
Wy naecken d'offerplaets: helaes, men kan niet spader.Ga naar voetnootvs. 1695
Mijn waerde zoon, vergeef, vergeef het uwen vader,
Die, als zijn eigen kint, u opvoedde in zijn huis,
Dat hy, geperst door noot, en schricklijck lantgedruis,Ga naar voetnoot1698
Het onverzoenbaer recht des Zoendaghs niet kan schorten.Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Godtvruchtigheit verbiet de Godtheit te verkorten:Ga naar voetnoot1700
Medoogenheit gebiet dat ick uw leven spaer'.
Wat voelt mijn geest een' strijt! o wreet verzoenaltaer,
O zode, durftghe wel het bloet der Goden lecken,
Daer lindeschaduwen oock spin en padden decken?Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
En zal dit heiligh root besprengklen 't groene bedt,
Dat noit met zulk een bloet gevlackt wert, en besmet?Ga naar voetnoot1706
Wat raet, mijn kint? De zon van uwe jeught aen 't blincken,
En naulix opgegaen, begint in 't gras te zincken,
Als d'andre zon in duin: maer dees keert morgen weêr;
1710[regelnummer]
Het licht van uwe jeught en jongkheit nimmermeer.Ga naar voetnoot1709-10
Adelaert:
Mijn vader, langer niet mijn vader in dit leven,
Ghy hebt uw eigendom de Godtheit zelf gegeven,
En ick mijn zelven gansch vereert aen 't algemeen;Ga naar voetnoot1713
Benijme niet dien krans, een lot, dat ieder een
1715[regelnummer]
Niet toevalt. Laetme gaen den schutter zelf verrassen.Ga naar voetnoot1715
Rechtschapen karel past op dootshooft noch grimmassenGa naar voetnoot1716
Van grijns of schors des doots, die kinders hier vervaert.Ga naar voetnoot1717
Geluckigh sterft hy, die zijn doot met eere paert.Ga naar voetnoot1718
Vrerick:
Nu hoor ick Waerandier noch leven in den zone,
1720[regelnummer]
En ken hem in zijn kroost. Dat vader Pan u kroone,Ga naar voetnoot1720
| |
[pagina 343]
| |
Die uwen vader volght in moedigheit en deught.Ga naar voetnoot1721
'k Geloof zijn assche springt en huppelt nu van vreught;
Indien de beenders noch, in hun geruste stoelen,Ga naar voetnoot1723
Zich moeien met ons lot, en iet van 't weereltsch voelen.Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Hy scheide met dit woort, van Koenraets arm gestut:Ga naar voetnoot1725
Ick leefde minst voor my, en sterf om 's anders nut.
Ga hene, groet dien helt: vertel hem d'ongelucken,
Die, na zijn ongeluck, niet lieten ons te drucken.
Lantskroon:
Mijn zoon, indien u noch iet weereltsch quelt, en smart,
1730[regelnummer]
Ontdeck my voor het leste al wat 'er leit op 't hart.
De Hemel blijve op ons in eeuwigheit verbolgen,
Indien wy uw verzoeck en jongsten wil niet volgen.Ga naar voetnoot1732
Adelaert:
Ick heb een bede op u, en twijfel 'er niet aenGa naar voetnoot1733
Zy wort gewilligh van u beide toegestaen
1735[regelnummer]
Aen een', die gaerne sterft, en vrolijcker zal sterven,
Indien hy na zijn doot 't beloofde magh verwerven.
Vrerick:
De lantkappel, de beeck, de lindeboom, de lucht,
Het velt, het stomme vee, de vogel in zijn vlught
Getuige van uw bede, en 't geen wy u beloven.
Lantskroon:
1740[regelnummer]
De donder sla het ooft met vlaegh op vlaegh van boven;
De hagel sla met kracht den bloessem op den boom,
Houdt elck van ons u dit niet eerelijck en vroom.Ga naar voetnoot1742
Vrerick:
De koe ga grazeloos en dor en mager quijnen;Ga naar voetnoot1743
De vogel schuwe ons lucht; de duin verjaegh de knijnen;Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
De visscher vange en vissch' gedurigh achter 't net;Ga naar voetnoot1745
Indien men dezen eedt niet nakome, als een wet.
Adelaert:
Houdt op, ick ben gerust, en zonder eedt te vrede.
Uw woort is my genoegh: oock wil ick met geen bede,
Die hooger dan de maght, en boven reden ga,Ga naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
Belasten eenigh mensch, noch moeien tot zijn scha.Ga naar voetnoot1750
| |
[pagina 344]
| |
Ghy, vader, weet het wel, en d'omgelege dorpen
En duinen, hoe ick 't oogh zoo vierigh had geworpenGa naar voetnoot1752
Op schoone Hageroos; hoe d'ongelegen tijtGa naar voetnoot1753
En twist my dit geluck misgunt hebbe en benijt.Ga naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
Zy blijve nietemin onschuldigh, onbesproken.Ga naar voetnoot1755
De min is keur, geen dwang. Het werde niet gewrokenGa naar voetnoot1756
Aen iemant, die mijn woort ter quader trouwe hiel.Ga naar voetnoot1757
'k Verzoeck alleen op u, indien het zoo geviel,Ga naar voetnoot1758
Dat deze schoone bloem oock maeght quaem t'overlijden,Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
(Zy leve na mijn doot) ghy woudt mijn grafsteê wijden
Met zulck een zuiver lijck, en onder eenen zerckGa naar voetnoot1761
Haer zincken in mijn graf, met dit gedicht, en merck:Ga naar voetnoot1762
Hier sluimert Hageroos, by Adelaert gezoncken:Ga naar voetnoot1763
Haer koudt gebeente kan zijn assche noch ontvoncken.
Lantskroon:
1765[regelnummer]
Ick zweer, zoo dat gebeure, en hou het voor gewis,
Een staetsi zal haer lijck, gelijckze waerdigh is,Ga naar voetnoot1766
Gebeuren, langs den wegh, bestroit met groene meien,
En palm en lauwerier; ick zelf de baer geleien,Ga naar voetnoot1767-68
En volgen hangends hoofts, en storten overluitGa naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Mijn' zegen over uwe en hare beenders uit.
Vrerick:
Een ieder wil zijn gunst aen zulck een staetsi schencken;Ga naar voetnoot1771
Geen huisman dan zijn vee in sloot of beke drencken;
Geen koe zal haren mont eens zetten aen het gras;
Dat treure, als of zijn groen verslenst verstorven was.Ga naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
Men zal uw' zerck rontom beplanten met cypressen,
En wenschen datze in 't graf uw minnevier magh lesschen.Ga naar voetnoot1776
Adelaert:
Mijn vader, laet ick u omhelzen met een' kus.
Lantskroon:
Mijn zoon, dat geene doot d'oprechte liefde blussch',
Waermede ick u, een wees, uit vaderlijck ontfarmen,
| |
[pagina 345]
| |
1780[regelnummer]
Ontfing in mijnen schoot, en druckte met deze armen
Zoo hartlijck aen mijn hart, het welck benauwt, alree
Dien wilden pijl gevoelt. O smert! o hartewee!
Adelaert:
De Goden loonen u al 't goet, aen my bewezen;
Schep moedt: rechtschapenheit behoort geen' pijl te vreezen.
Vrerick:
1785[regelnummer]
Dat ick u mede omarme, o roem van Leeuwendael!
Ga rustigh hene: sta zoo pal, gelijck een pael.Ga naar voetnoot1786
Uw vromicheit zal doot, en boogh, en pijl vervaren.Ga naar voetnoot1787
Adelaert:
Dat u de Goden lang tot nut der menschen sparen.
Ontslame: laet ick my vernedren op mijn knien,Ga naar voetnoot1789
1790[regelnummer]
En voor de lantkappel noch d'uiterste eere biên
De Godtheit, die my wacht ten offer, haer beschoren.Ga naar voetnoot1791
O vader Pan, ben ick uit 's Woudtgodts stam geboren,
En eerde ick altijt vroom de Godtheên van de jaght,
Van acker, bosch, en vee, en wat men heiligh acht,
1795[regelnummer]
Zoo laet u door mijn doot voor 't lest genadigh stillen:Ga naar voetnoot1795
Verbie zulck offeren, dit jaerlijcks menschespillen;
Een bloetwet al te zwaer. Vermorwt u 's volcks geklagh,
Zoo geef dat Leeuwendael eens adem scheppen magh.
Hier op neem 't offer aen, dat wy u heden schencken.
Vrerick:
1800[regelnummer]
't Gaet wel, de Godtheit schijnt u gunstigh toe te wencken.Ga naar voetnoot1800
Adelaert:
Nu entlijck ree gestaen voor 't outer van den boom.Ga naar voetnoot1801
Waer blijft de Wildeman? ick wacht hem, dat hy koom'.
Ay, vader Lantskroon, ay, wat keert ghy 't hooft ter zijde?
Wat schroomt ghy het geluck, dat my fortuin benijde,Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
En weigerde al te lang, t'aenschouwen? Keer u om.
Zoo tart mijn hart den pijl, en heet hem wellekom.Ga naar voetnoot1806
De Wildeman genaeckt: zijn schreden zijn niet verre.
Ick zaegh mijn heil voltoit, zoo nu mijn morgenstarre,
Mijn lieve Hageroos hier tegenwoordigh stont,
1810[regelnummer]
En my gewaerdighde mijn' geest met haren montGa naar voetnoot1810
| |
[pagina 346]
| |
Te vangen, als de ziel ter hartewonde uit zal vaeren,Ga naar voetnoot1811
Noch root en warm van bloet, van bloet, het welck ick gaeren
Ten besten geve, indien ick in haer gunste sterf.Ga naar voetnoot1813
WILDEMAN.
Hier is de Wildeman, de Lantplaegh, het bederfGa naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Der wrevelmoedigen, die d'Ackergoôn onteeren.Ga naar voetnoot1815
Hy liet zich van geen' Reus noch Herkules braveeren,Ga naar voetnoot1816
Van Moor, noch Polyfeem, noch hallef man en paert,Ga naar voetnoot1817
Noch menschevreters, die afgrijslijck wilt van aert,
Gebogen voor zijn' boogh en knodts, zich lieten binden.
1820[regelnummer]
Hy groeit in menschejaght, en rooven, en verslinden,Ga naar voetnoot1820
En stapt waer hem de wraeck der Goden henedrijft.
Het gelt nu Leeuwendael, dat noch krackeelen blijft.Ga naar voetnoot1822
Waerachtigh dat's het wit, het welck ons past te raecken.Ga naar voetnoot1823
Sta vast, dit horenpunt zal door de ribben kraecken.Ga naar voetnoot1824
1825[regelnummer]
Daer leit het quastigh hout, ons knodts, zoo lang in 't gras.Ga naar voetnoot1825
Nu stijgh dien heuvel op, en mick, en schiet hem ras.
Welaen, mijn fixe boogh, ghy hebtme noit bezweecken;Ga naar voetnoot1827
Mijn wollefspees, te taey in 't recken om te breecken,
Gedoogh dat ick u spann' veel stijver dan voorheen.
1830[regelnummer]
Nu op den nagel eerst de scherpheit van het been
Des pijls aldus geproeft: het noodighste moet voorgaen,
Nu aengeleit: sta vast: sta vast, dat zal 'er doorgaen.
HAGEROOS. ADELAERT. VRERICK. WILDEMAN.
Hageroos:
Maer allereerst door my. De Wilde treff' mijn hart,
Dat uwent halve koen den strengen moortboogh tart.Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
Mijn lief, mijn Adelaert, omhels my eens voor 't leste:
Uw trouw verplichte my: nu geef ick 't lijf ten beste,Ga naar voetnoot1836
En trede in uwe plaets. Wat toeft de Wildeman?
Geen schooner wit dan dit. Dat hij den moortboogh spann'
En aenlegge op mijn borst. Schiet toe, schiet toe, ghy rover.
Adelaert:
1840[regelnummer]
Och Hageroos, mijn bloem, mijn troost, wat komt u over?Ga naar voetnoot1840
| |
[pagina 347]
| |
Hageroos:
Hoe kan ick schooner staen?
Zoo moet een lief haer lief beschutten, en beschermen.
Zoo sterfze, wel getroost en vrolijck, in liefs armen.
Adelaert:
1845[regelnummer]
Ghy sterven? neen gewis. Dat ghy uw leven spiltGa naar voetnoot1845
Voor 't mijn, en uwe borst my diene voor een' schilt;
Ick ly het niet: vertreck, vertreck, mijn uitverkoren.
De Goden eischen my, ten zoen van hunnen toren.
Hageroos:
De Goden wraecken my, zoo 't offer hun mishaeght.Ga naar voetnoot1849
Vrerick:
1850[regelnummer]
Hier wort een jongelingk vereischt, en geene maeght.
Hageroos:
Welaen, zoo laet een pijl dan twee gelieven paren,Ga naar voetnoot1851
En recht door mijne borst in 's minners boezem varen,Ga naar voetnoot1852
En hechten hart aen hart, en lijf aen lijf te hoop,Ga naar voetnoot1853
Zoo paren minnaers best: men leit geen' vaster knoop.Ga naar voetnoot1854
Wildeman:
1855[regelnummer]
Dat gelt dan man en wijf: ick zweer het by den vader.Ga naar voetnoot1855
Vrerick:
Vertreck, mijn kint, hy schiet, hy schiet u bey te gader.
Hageroos:
Schiet toe, ghy Wildeman, schiet toe: schiet toe: geen noot.
Al wie uit liefde sterft, die sterft de zoetste doot.
Adelaert:
Hou op, o Wildeman. o Hageroos, mijn leven.
Hageroos:
1860[regelnummer]
Doorschiet mijn' boezem eerst.Ga naar voetnoot1860
Wildeman:
Ghy zult er beide kleven.
Ick ken noch maeght, noch knecht, wie achter staat, of voor.Ga naar voetnoot1861
De boogh en pijl zijn blint. Dat kost, dat gaet 'er door.Ga naar voetnoot1862
| |
[pagina 348]
| |
PAN.
Hou op, o Wildeman: gehoorzaem ons geboden:
Ontspan den wilden boogh; nu mickt ghy naer ons hart.
1865[regelnummer]
Het huwlijck van een paer, geteelt uit Ackergoden,
Vereenigh' Leeuwendael, na zoo veel twist en smert.
VRERICK. LANTSKROON.
Vrerick:
Gelooft zy vader Pan, bezorger van ons allen.Ga naar voetnoot1867
Hoe staet de Wildeman? de moedt begint te vallen:
Hy treckt de schouders op, en schudt zijn hooft, noch warm
1870[regelnummer]
Van toren. Hy bedaert, en schort met zijnen armGa naar voetnoot1870
En ocksel vast de knodts, en deist, niet zonder stenen.Ga naar voetnoot1871
Zoo druipt een suffer af, die tusschen zijne beenenGa naar voetnoot1872
Den staert vast intreckt, als een dogh, hem veel te sterck,Ga naar voetnoot1873
By d'ooren heeft geschudt, gebeten uit het perck.Ga naar voetnoot1874
Lantskroon:
1875[regelnummer]
Gelooft zy vader Pan, bezorger van ons allen.
Men offre hem geen koe, noch kalf, maer heele stallen.
Hy toomt den Wildeman, verschoont het vrome bloet,Ga naar voetnoot1877
Uit 's Woudtgodts struick geteelt. O Leeuwendael, schep moedt,Ga naar voetnoot1878
Vrerick:
Maer zie dit vrolijck paer elckandere nu kussen,
1880[regelnummer]
En vryen, mont aen mont: wy hangen ondertusschen
Om d'uitspraeck van Godt Pan in twijfel. Hoe? wat isGa naar voetnoot1880-81
Het hart van Pan? wie melt ons dees geheimenis?Ga naar voetnoot1882
Wat paer, uit Ackergoôn, en goddelijcken bloede,
Vereenight Leeuwendael? naerdien men noit bevroeddeGa naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Waer Vredegunt belandde, of van een kint gelagh;Ga naar voetnoot1885
Het eenigh, daer de hoop van Duinrijcks stam op zagh.Ga naar voetnoot1886
'k Geloof Velleede zou 't Orakel niet ontvouwen.Ga naar voetnoot1887
KOMMERYN. VOLCKAERT. VRERICK. LANTSKROON.
Kommeryn:
Ick koom ter goeder tijt uit andere landouwen,Ga naar voetnoot1888
Naerdien ick spreken hoor van onze Vredegunt.
| |
[pagina 349]
| |
Vrerick:
1890[regelnummer]
Wat zegtghe, bestemoêr?Ga naar voetnoot1890
Kommeryn:
Met oorlof, Heemraet, kunt
Ghy my berichten of de vondeling magh leven?
Is Volckaert niet uw naem?
Volckaert:
Het zy zoo, dat 's om 't even.Ga naar voetnoot1892
Wat leit u aen mijn' naem? men noemtme zoo van outs.Ga naar voetnoot1893
Kommeryn:
My dunckt ick kende u eer, en ken u noch, Godt woud's.Ga naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
Berichtme toch van 't kint, dat iemant in de heggen,
Op uwe hofstede, eer te vondeling liet leggen.Ga naar voetnoot1896
Vrerick:
Hoe moeder? kent ghy dat? en zijn gelegenheit?Ga naar voetnoot1897
Of schort het u in 't hooft?
Kommeryn;
Geen mensch kan u bescheitGa naar voetnoot1898
Van zijn geboortelot, en staet, en oudren geven
1900[regelnummer]
Als ick.
Vrerick:
Hoe komtghe hier?
Kommeryn:
Den Rijnstroom afgedreven,
Uit eenen hoeck, daer oock de tweedraght op de been,
De rust versteurt; en 's nachts my Vredegunt verscheen,Ga naar voetnoot1901-2
En riep: vertreck, eer u hier nieuwe ellenden drucken.
Bezoeck ons out gewest, het zal u daer gelucken.Ga naar voetnoot1904
1905[regelnummer]
Hoe heeft my d'ouderdom verandert, en mijn buurt?
Volckaert:
'k Vertrouw de hemel heeft haer herwaert aen gestuurt.Ga naar voetnoot1906
Ick ken dit aengezicht: ick bidde u hoortze spreken.Ga naar voetnoot1907
Lantskroon:
Heeft iemant van ons vleck erglistigh dit besteken?Ga naar voetnoot1908
Zie voor u, bestemoêr, en stel ons niet te leurGa naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Met logentael, of droom: ghy staet hier voor de deur
Der lantkappelle, en kunt de Godtheit niet bedriegen.
| |
[pagina 350]
| |
Kommerijn:
Laet andren vry haer tong verhuren om te liegen,
Te beuzelen by 't volck, dat gaerne wort gestreelt:Ga naar voetnoot1913
't Is mijn gewoonte niet; hoezeer ick ben misdeelt
1915[regelnummer]
Van 't avontuur, dat my, van have en man versteken,Ga naar voetnoot1915
Zoo lang heeft omgesolt in onbekende streken.Ga naar voetnoot1916
Vrerick:
Ghy geeft uw zeggen schijn van waerheit, en van reên:Ga naar voetnoot1917
Maer komt uw rede niet in alles overeen,Ga naar voetnoot1918
Zoo wil het haperen: men zal uw woorden wegen.Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Hoe is uw naem? Hoe is 't met uw fortuin gelegen?Ga naar voetnoot1920
Kommeryn:
Mijn eigen rechte naem is Kommerijn, en stemt
Geheel met mijn fortuin. Ick ben hier niet zoo vremt,Ga naar voetnoot1922
Of wert 'er opgevoedt, gewonnen, en geboren.Ga naar voetnoot1923
'k Heb bey mijn ouders vroegh, ocharm te vroegh! verloren.Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
Het Leeuwendaelsch krackeel stont my te bijster duur,Ga naar voetnoot1925
Het koste goet en bloet, en leerde een weeuw hoe zuur
Men aen zijn' nootdruft raeckt, daer luttel valt te winnen.Ga naar voetnoot1927
Ick zworf in ballingschap rontom, en kloeck aen 't spinnen,Ga naar voetnoot1928
Beholpme in eerbaerheit alleen, en onhertrouwt.Ga naar voetnoot1929
Vrerick:
1930[regelnummer]
Zy zworf van deur tot deur, en komt hier arm en out,
En brouwt, om wat genots, de waerheit met de leugen.Ga naar voetnoot1931
Heught u van ons krackeel?Ga naar voetnoot1932
Kommeryn:
Wie kan dit beter heugen
Dan my, die 't eeuwigh smert, dat dit krackeel ontstack,Ga naar voetnoot1933
Gelijck een vuile pest, en sloegh van dack in dack,
1935[regelnummer]
Noch feller dan een brant, onmogelijck te blusschen?
Men raeckte hantgemeen: de vroomste schoot 'er tusschen,Ga naar voetnoot1936
Die stercke Waerandier; (hij kreegh den naem van Helt
Niet ydel, noch vergeefs) en Duinrijck zocht geweltGa naar voetnoot1938
| |
[pagina 351]
| |
Te schutten, aen zijn zijde, en misverstant te scheiden;Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
Maer lieten 'er den hals, dat menighten beschreiden.Ga naar voetnoot1940
D'oprechte Godelief verscheide op dit gerucht,Ga naar voetnoot1941
En Lantskroon nam het kint: maar Duinrijcks weeuw bevrucht,
Ontvloot benaeuwt dien moort, en quam uit noot, in heggenGa naar voetnoot1943
En duin, van eene vrucht, een dochter, te geleggen.Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Ick vlughte aen haere zijde, en tuige u waerze bleef.Ga naar voetnoot1945
Vrerick:
Hoe hietze?Ga naar voetnoot1946
Kommeryn:
Vredegunt.
Vrerick:
Dat Pan het u vergeef:
Getuightghe nu een zaeck, wel twintigh jaer geleden?Ga naar voetnoot1947
Kommeryn:
Ay Heerschap, steur u niet: dit heeft al meê zijn reden.Ga naar voetnoot1948
Volckaert:
Zijt ghy met Vredegunt uit Leeuwendael gevlught?
Kommeryn:
1950[regelnummer]
Zoo waerlijck helpme Pan. Ick berghde zelf haer vrucht,Ga naar voetnoot1950
Toen zy in duin beviel, en storf met deze woorden:
O minnemoêr, de haet zal zoecken te vermoordenGa naar voetnoot1952
Door lagen of vergift de hoop van Duinrijcks struick,Ga naar voetnoot1953
Dit arm onnozel wicht; dies wil ick dat het duick',Ga naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
En schuile twintigh jaer, bedeckt voor vrient en mage.
Dit zwoer ick haer, en ley het kint in uwe hage
Te vondeling, heel vroegh, op eenen morgenstont.
Vrerick:
Ghy zorghde voor de vrucht, en niet voor Vredegont?
Kommeryn:
Die storf: ick hebze in duin en onder 't zant begraven,
1960[regelnummer]
En vliedende den twist, verkoos een stille haven.
Wat zou men doen? Ick schuwde ons lantplaegh, vol gevaers,
En 't vleck, daer Koeman, och mijn man, gelijck een baers,
Gekerft wiert met een mes, van Vechter, die smoordroncken,Ga naar voetnoot1963
Hem neêrley, daet hy zat, zoo stil, en niet beschoncken.Ga naar voetnoot1964
| |
[pagina 352]
| |
1965[regelnummer]
Och Koeman, och, hoe dick heb ick een' man ontzeit,Ga naar voetnoot1965
Mijn schorteldoecken nat, mijn oogen uitgeschreit?Ga naar voetnoot1966
Waer vont men oit een weeuw, zoo stil, en droef van harte,
Als uwe Kommerijn, vol kommer, en vol smerte?
Lantskroon:
Maer wat verzekert ons van zulck een vondeling?Ga naar voetnoot1969
Kommeryn:
1970[regelnummer]
De bloetroos op den arm, en Duinrijcks merrekring,Ga naar voetnoot1970
Die Vredegunt my schonck, om eeuwigh te bewaren:
Nu komt hy wel te pas.
Vrerick:
Laet zien dien ring.
Kommeryn:
Zeer garen.
Volckaert:
Wat zienwe? Duinrijcks merck, een knijn in duin, een knijn.
Dit komt op waerheit uit: hier liegt geen valsche schijn:Ga naar voetnoot1974
1975[regelnummer]
't Verhael hangt hecht aen een: hier mangelt niet een schakel.Ga naar voetnoot1975
Vrerick:
Nu kan ick Pan verstaen, en zie door zijn orakelGa naar voetnoot1976
Den klaren dagh. Dit paer, uit Woudt-en-Veegodts bloet,
Ontslaet ons Leeuwendael van jaerlijcksche offerboet.Ga naar voetnoot1978
Dees Maeght is 't hart van Pan, haer grootvaêr, en behoeder.
Lantskroon:
1980[regelnummer]
Koom herwaert, dochter, koom, omhels uw tweede moeder,
Omhels nu Kommerijn, en onderstutze in noot.
Z'ontvouwt ons uw geboorte, en berghde u in haer' schoot.
Men hylicke Adelaert en Hageroos te gader.Ga naar voetnoot1983
Ick stel my heden in, gelijck een Vredevader,Ga naar voetnoot1984
1985[regelnummer]
Op dat men haet en nijt, als in een graf, bedelf.
De Noortzy blijf voortaen een VRIJHEIT op zich zelf,Ga naar voetnoot1986
Zijn' Heemraet onderdaen. Dat Volckaert daer regeereGa naar voetnoot1987
Ten beste van het volck, en twist en onheil keere.
Malkandren nu omhelst, en tot een vredepantGa naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
Gezegent, en begroet, verwelkomt, hant aen hant:
Dit paer geluck gewenscht, het bruiloftsliet gezongen,
| |
[pagina 353]
| |
En met een rondendans eens in de boght gesprongen,Ga naar voetnoot1992
Ter eere van den Vrede, en onzen Vader Pan,
Die in verlegenheit zijn kinders redden kan,Ga naar voetnoot1994
1995[regelnummer]
Hen zegent, na den vloeck, en op der vromen bede,
Door lanttwist baent den wegh tot rust, en PAIS en VREDE.
't Is bruiloft in de weide:Ga naar voetnoot1997
't Is bruiloft op het lant.
Nu danst om deze beide,
2000[regelnummer]
En huppelt hant aen hant,
Om Hageroos en Adelaert,
Door ongeveinsde min gepaert,
Door reine liefde en trouw vergaert.Ga naar voetnoot2003
O zoete zachte bant.
2005[regelnummer]
De Zuidt-en-Noortzy paren
Zich in dit paer te hoop.Ga naar voetnoot2006
De tweedraght is vervaren:Ga naar voetnoot2007
Men leit een' vasten knoop.
Men weet van lantkrackeel, noch nijt,
2010[regelnummer]
Van wederwaerdigheit, noch spijt:Ga naar voetnoot2010
Men zoent, omarmt, bemint en vrijt.
De Twist is op de loop.
Wy zien de huisliên blijde,Ga naar voetnoot2013
En vrolijck, nu alree
2015[regelnummer]
Vol hoops van wederzijde
Krieoelen onder 't vee.Ga naar voetnoot2016
De Heemraet leit den Haet aen toom.
De koeien geven melck en room.
Het is al boter tot den boôm.Ga naar voetnoot2019
2020[regelnummer]
Men zingt al PAIS en VRE.
PAIS en VRE.
|
|