De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 325]
| |
Het vierde bedryf.
WOUTER. VELLEEDE. VRERICK. ADELAERT. VOLCKAERT.
Wouter:
1305[regelnummer]
Ghy lotgebroeders, die de lotbus elck by 't oorGa naar voetnootvs. 1305
Gevat hebt, Adelaert en Hartman, ick ga voor,
Dies volght: de Heemraet volge; en, na den Heemraet, beideGa naar voetnoot1307
De Heerschappen, ter steê, daer 't bittre lot u scheide.Ga naar voetnoot1308
Nu staet gelijck, en zet de goude lotbus zachtGa naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Op dezen drievoet neêr, voor ons kappelle, en wacht
Op uwe knien de komst van Priesterin Velleede,Ga naar voetnoot1311
Die altijt spreeckt met Pan: hy waert in deze stede.Ga naar voetnoot1312
Als zy de derde reis den offerhoren hoort,
Zult ghy haer zien in 't wit verschijnen in de poort,
1315[regelnummer]
En flukcs, na d'uitspraeck, stil en stom naer binnen deizen.Ga naar voetnoot1315
Verbeitze een' oogenblick met zuivere gepeizen,Ga naar voetnoot1316
En steurt d'orakels niet door woorden, of gebaer:
Zy neemt niet slof en traegh het out kappelampt waer,Ga naar voetnoot1318
En zal, gelijckze plagh, verschenen, ons ontdeckenGa naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Des Veegodts wil en eisch, en 't lot rechtvaerdigh trecken.
Velleede:
Het lot eischt Adelaert: men offre hem aen Pan.
Vrerick:
Vertreck niet, Lantskroon, blijf: vertreck niet, Heereman.
Gehoorzaemt 't heiligh lot: verdraeght het lot geduldigh.
Waer looptghe zoo verbaest? O jongeling, beschuldigh,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Bezwaer geen sterflijck mensch: de Godtheit kiest u uit,
En wil datghe op uw borst dit jaerlijcks onweêr stuit.Ga naar voetnoot1326
Rijs op: ontschuldigh ons: het lot heeft u gekoren.Ga naar voetnoot1327
Adelaert:
Ick achtme heden eerst te goeder tijt geboren,Ga naar voetnoot1328
En schatte zulck een doot wel duizent dooden waert.Ga naar voetnoot1329
| |
[pagina 326]
| |
1330[regelnummer]
Wie in de bloem der jeught aldus ten grave vaert,
Bestulpt met geenen zerck al t'effens zijn gebeente,Ga naar voetnoot1331
En naem, die op de tong des lants, by zijn gemeente,Ga naar voetnoot1332
Gedurigh leeft en zweeft, ja t'elckens weder groent,Ga naar voetnoot1333
Gelijck een jonge telgh. Wat wacht men dan? verzoent
1335[regelnummer]
Den hemel door mijn bloet, dat keere uw ongelucken.Ga naar voetnoot1335
Zoo zal ick zelf mijn borst en boezem openrucken,
En pal staen, als een pael; mijn aengezicht geen verf,Ga naar voetnoot1337
De lindeboom zijn kleur verschieten, daer ick sterf.
Volckaert:
Van twintigh daelde geen zoo welgemoedt ter zielen.Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
De Doot joegh andren voor: ghy volght haer op de hielen,Ga naar voetnoot1340
Zoo vrolijck, ofze u leidde op eene bruiloftsfeest.Ga naar voetnoot1341
Men twijfelt wie van bey het meeste schrickt en vreest.
De Doot is stout, en trots: ghy tartze, en zijt noch stouter.Ga naar voetnoot1343
Vrerick:
Welaen dan, volgh, 't is tijt, het spoor van blinde Wouter,
1345[regelnummer]
En voegh u tusschen beide, als 't immers wezen moet.Ga naar voetnoot1345
Hoe raeckt onze offerwijze op eenen betren voet?Ga naar voetnoot1346
HEEREMAN. LANTSKROON.
Heereman:
Helaes! wat ongeluck, wat rampspoet komt u over?Ga naar voetnoot1347
Lantskroon:
Zoo treft de blixemstrael de leste telgh en lover
Van onzen lauwerboom, den stercken Waerandier,
1350[regelnummer]
Uit 's Woutgodts struick geteelt, gesproten. Nu is hierGa naar voetnoot1350
Geen tack noch telgh van Wout- en Veegodt meer voorhanden,
By alle ons wetenschap: want geen der ommelandenGa naar voetnoot1352
Oit tael of teken broght, waer Duinrijcks weduw bleef,
Die zwanger van een vrucht, haer huis met hope steef,Ga naar voetnoot1354
| |
[pagina 327]
| |
1355[regelnummer]
Dat 's Veegodts afkomst noch in hare vrucht zou bloeien,Ga naar voetnoot1355
Gelijck een willigh plagh aen onze beeck te groeien.
Zoo gaet in 't endt de boom met zijnen wortel uit.Ga naar voetnoot1357
Wat raet? dees loting is geen menschelijck besluit.
Wie durf zich tegens Godt en zijn kappelampt zetten?Ga naar voetnoot1359
Heereman:
1360[regelnummer]
Het ga zoo 't wil, zoo 't kan: ghy moet dien scheut beletten.Ga naar voetnoot1360
Lantskroon:
Wat middel om dien ree gespannen boog t'ontgaen?Ga naar voetnoot1361
Heereman:
Ick hoop ons Zuidtzy zal tot uitstel noch verstaen.Ga naar voetnoot1362
Lantskroon:
De Noortzy nimmermeer: oock heeft de Godt der wouden,
Noch Pan, noch Wildeman noit boete quijtgeschouden.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Al stilde men het dorp, ghy stilt den Wilden niet.
Heereman:
Ghy weet wel hoe hy lacht, wanneer hy maeghden ziet.
Lantskroon:
Wat vordert dit? hier heeft geen dochter in te zeggen.Ga naar voetnoot1367
Die schutter zal den boogh en knodts niet nederleggen,
Om 't loncken van een maeght: hy is te woest en wilt.
Heereman:
1370[regelnummer]
Hy zal 't verzeker doen.Ga naar voetnoot1370
Lantskroon:
Ghy spreeckt te rijck en milt.
Heereman:
Ay Heerschap, laet my slechts al heimelijck betyen.Ga naar voetnoot1371
Lantskroon:
Ga hene, neem een proef. Het schijnen razeryen.
Mijn hoop verdwijnt in roock. O edelaerdigh bloet,Ga naar voetnoot1373
Heb ick u voor een pijl zorghvuldigh opgevoedt,
1375[regelnummer]
Gelijck mijn' eigen zoon? Wat baten al mijn zorgen?
Ontzincktghe 's avonds my in 't schoonste van uw' morgen?Ga naar voetnoot1376
| |
[pagina 328]
| |
HAGEROOS. HEEREMAN.
Hageroos:
Ellendige Adelaert, hoe treft het lot uw hooft!Ga naar voetnoot1377
Beschermer van mijn eer, wat avontuur berooftGa naar voetnoot1378
My heden van uw hulpe, en trouwe, versch gebleken?Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Het lot schelt suffers quijt. De deughden en gebrekenGa naar voetnoot1380
Zijn even waert by Pan, die geene kennis draeght:Ga naar voetnoot1381
Al roept men dat de deught den Goden zoo behaeght.
O vryers, houdt uw rust, al hoortghe maeghden schreien,Ga naar voetnoot1383
In duin, op 't eenzaem velt, of wilde woeste heien;
1385[regelnummer]
En werpt u om geen maeght in 't uiterste gevaer:
Men loont u averechts. Nu zult ghy op een baerGa naar voetnoot1386
Den dooden Adelaert, te jammerlijck doorschoten,Ga naar voetnoot1387
Zien dragen naer zijn huis, en alle lijckgenootenGa naar voetnoot1388
Zien kermen, zonder maet, op dat ontijdigh lijck,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Daer Lantskroon zit en treurt, bemorst van stof en slijck.Ga naar voetnoot1390
Zoo treft een Noortsche buy den roem van alle hoven,Ga naar voetnoot1391
Den bloessem, die den boom een' rijckdom dorst beloven:
Zoo bijt een ongedierte een wijnranck, datze quijnt:Ga naar voetnoot1393
Zoo stickt de mist een bloem, dat al haer geur verdwijnt.Ga naar voetnoot1394
Heereman:
1395[regelnummer]
O Hageroos, 't is waer, ghy toont uw gunst met klagen,Ga naar voetnoot1395
Maer ydel. Had men 't hart een schoone kans te wagen,Ga naar voetnoot1396
Ick zaegh hem ongequetst en scheutvry voor dat punt.Ga naar voetnoot1397
Genees den vromen helt: beproef eens wat ghy kunt.Ga naar voetnoot1398
Hageroos:
Ghy raest: hoe kan ick hem in zulck een' schijn genezen?Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
My dunckt ghy schimpt met my: ook schijnt het aen uw wezen:Ga naar voetnoot1400
Doch 't is geen schimpens tijt: men neem' geen tijtverdrijf
Uit 's anders ongeluck: dit nootlot eischt zijn lijf.Ga naar voetnoot1402
Heereman:
Geloofme zonder schimp, ick wenschte hem t'ontzetten.Ga naar voetnoot1403
| |
[pagina 329]
| |
Hageroos:
Al quaem hier Herkules, hy kost dit niet beletten.Ga naar voetnoot1404
Heereman:
1405[regelnummer]
Hier hoeft geen Herkules, maer eer een Circe toe.Ga naar voetnoot1405
Hageroos:
De Wildeman is schalck: hoe zou dit toegaen? hoe?Ga naar voetnoot1406
Heereman:
De schoonheit nam wel eer een schalcker gast gevangen.Ga naar voetnoot1407
Hageroos:
Ay Heemraet, zwijg: ghy zoeckt my slechts met roode wangen
Van hier te jagen: zwijgh: ick hoor u met verdriet.
Heereman:
1410[regelnummer]
Ick bidde u luister eerst: ghy vat mijn meining niet.Ga naar voetnoot1410
Men wil uw eerbaerheit bevlecken, noch beschamen
Met zaecken, die noch maeght noch eerbre vrouw betamen:
Betrouw ons beter toe, en neem den voorslagh in:Ga naar voetnoot1413
Mishaeght het u, zoo volgh dan vry uw' eigen zin.
Hageroos:
1415[regelnummer]
Laet hooren hoe ghy meent een' wolf in slaep te wiegen.
Heereman:
Ulysses kost wel eer den Grieckschen Reus bedriegen,Ga naar voetnoot1416
En aen den ramsbuick vast, ontsloop dat bloedigh hol.
De blinde taste slechts den rugge, ruigh van wol,
En docht niet om den gast, die hangende aen de vlockenGa naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Uit 's menschevreters muil behendigh wert getrocken.
Hageroos:
Gelijck den Wildeman by geenen blindeman.Ga naar voetnoot1421
Heereman:
Te loozer is de vont, die hem beguighlen kan,Ga naar voetnoot1422
Die scherp en helder ziet uit alle bey zijn oogen.
De boschgalm heeft zelf Pan met haer geluit bedrogen.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Ga hene, ga verschalck dien onbesuisden gast.Ga naar voetnoot1425
| |
[pagina 330]
| |
Hageroos:
Indien het mooghlijck zy, vooral oock buiten last
Van eere en zuiverheit, my waerder dan mijn leven.Ga naar voetnoot1426-27
Zegh op, 'k verlang wat list ghy listigh weet te wevenGa naar voetnoot1428
In dees verlegenheit.Ga naar voetnoot1429
Heereman:
De list gaet boven maght.
1430[regelnummer]
Het vrouwvolck ringeloort en knevelt mannekracht.Ga naar voetnoot1430
Een schoonheit, opgepronckt met aengename treken,Ga naar voetnoot1431
Bleef zelden in 't begin van haren aenslagh steecken.
Verzuim niet, zeven sterck, zoo daetlijck heen te gaen,Ga naar voetnoot1433
En treck uw builoftskleet en beste rocken aen,
1435[regelnummer]
D'een geel, en d'ander root, of goutgeel, als de doiers,
Of blaeuw, als korenblaeuw, of paers, of nog wat moiers.
Dan bint de vlechten op met lint, dat gout verdooft.Ga naar voetnoot1437
Een zilvre riem om 't lijf: een roozekrans om 't hooft:
De kralen om den hals: een verschgepluckte ruicker
1440[regelnummer]
Van bloemen in de hant: een doos met lecker suickerGa naar voetnoot1440
Beveel een andre maeght: een flesch met Rijnschen wijn,Ga naar voetnoot1441
Een' korf met glazen, rein en klaer van kristalijn,
Een lietboeck en een fluit aen anderen te dragen.Ga naar voetnoot1443
Gemoet hem dus in 't bosch. Ghij zoudt een' Godt behagen,Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Bekooren onverziens, in 't heetste van zijn jaght.Ga naar voetnoot1445
My dunckt ick zie hem staen: hij huilt van pijne, en lacht.
De knods, de boogh, de pijl begint den Reus t'ontzijgen.
Hy noodight u in 't groen. Ghy zult hem binnen krijgen,Ga naar voetnoot1448
Rontom belegeren, verovren met een' lonck,
1450[regelnummer]
En brengen glas op glas; daer zoete dronck op dronck,Ga naar voetnoot1450
En fluit en boschgezang zijn zinnen zoo betover',
Dat hy in uwen schoot, of slaeprigh achter over,
Zich zelf in 't gras vergete, en zijn gety verslaep'.Ga naar voetnoot1453
Hy rijze 's morgens vry, en rispe, en geeuwe, en gaep',Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Maer verge ons niemants bloet, als 't zoenfeest zy verstreken,Ga naar voetnoot1455
En d'eischer van dien eisch het gantsche jaer versteken.Ga naar voetnoot1456
Zoo berght ghy Adelaert, dat Lantskroon zelf u verght.Ga naar voetnoot1457
| |
[pagina 331]
| |
Ay, bergh den helt zijn lijf: hy heeft uw eer geberght:Ga naar voetnoot1458
Zoo zal het groene woudt, de vogel in de hagen,
1460[regelnummer]
Gansch Leeuwendael, en elck van uwe deught gewagen.
Hageroos:
Ick kocht dien jongen helt zijn leven met mijn doot.Ga naar voetnoot1461
Maer wacht u, zoo my dit, gelijck het kost, ontschoot:Ga naar voetnoot1462
De helt bleef ongeredt, en ick, in smaet, en schande,
Zou ongeacht by elck, geschonden achter landeGa naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Gaen dolen: neen, ick ben den schender pas ontgaen,
En wil zoo reuckeloos my zelve niet verraên.Ga naar voetnoot1466
Die raet is vol gevaers: ick zie geen' troost voorhanden.Ga naar voetnoot1467
Heereman:
Zy belght zich des: ick bijt van boosheit op mijn tanden.Ga naar voetnoot1468
De vryers zijn te heet: de vrysters veel te koel.
1470[regelnummer]
Hy liep zich doot, en zy blijft zitten op haer' stoel.
VOLCKAERT. VRERICK.
Volckaert:
Wat raet met Lantskroon nu? dat Heerschap valt ons tegen.
Vrerick:
Wy zijn gewisselijck om zijn fortuin verlegen.Ga naar voetnoot1472
Indien ons Hageroos dit lot te beurte viel,
My dunckt de wilde boogh zou eer mijn eige zielGa naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Doorschieten, en mijn hart dat scherpe punt gevoelen.
Volckaert:
De mensch is stock noch block; maer kan dit tegenwoelenGa naar voetnoot1476
Iet vorderen? ghy weet het vonnis leit gevelt.Ga naar voetnoot1477
Vrerick:
Zy weten 't oock, en best de vader, wien het gelt.Ga naar voetnoot1478
Volckaert:
Geen vader, maer een vooght, en slechts een voestervader.
Vrerick:
1480[regelnummer]
Geloofme vry, geen kint ging oit zijn oudren nader
| |
[pagina 332]
| |
Aen 't hart, als my dees spruit, mijn lieve Hageroos.
Het opvoên wortelt diep van langer hant. Ick koosGa naar voetnoot1482
Geen eigen kint voor dit: zoo treft my 't mededoogen.
Ick houze ruim zoo waert als d'appels van mijn oogen,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
En voel by my hoe 't hart van Lantskroon zy gestelt;Ga naar voetnoot1485
Het hart, een naeuw begrijp, en al te klein een veltGa naar voetnoot1486
Voor zulcke vyanden; de noot aen d'eene zijde,Ga naar voetnoot1487
De liefde aen d'andre zy. Hier gaet een sterck getijde.Ga naar voetnoot1488
Volckaert:
De liefde moet in 't endt toch luistren naer den noot.
Vrerick:
1490[regelnummer]
Zoo licht niet: neen zy lijdt en waeght eerst stoot op stoot.Ga naar voetnoot1490
Volckaert:
Dan hobbelt het gemoet te langer hene en weder.Ga naar voetnoot1491
Vrerick:
Een boom valt nimmermeer met eenen slagh ter neder.
Volckaert:
Hoe gaet men hem dan best met klem van woorden aen?Ga naar voetnoot1493
Vrerick:
Men moet hem minnelijck met reden ondergaen.Ga naar voetnoot1494
Volckaert:
1495[regelnummer]
Heeft reden oock de maght hem over stach te werpen?Ga naar voetnoot1495
Vrerick:
Zoo dra niet: neen, men dientze allengs wat meer te scherpen.Ga naar voetnoot1496
Volckaert:
Hy voert zijn tegenreên, het loop' dan hoogh of leegh.Ga naar voetnoot1497
Vrerick:
Men wicke in redens schael wiens reden zwaerder weegh'.Ga naar voetnoot1498
Volckaert:
Indien hy, als de tong van deze schael, wou luisteren.Ga naar voetnoot1499
| |
[pagina 333]
| |
Vrerick:
1500[regelnummer]
Hoe zou, hoe kan hy 't recht van 't billijck lot verduisteren?Ga naar voetnoot1500
Volckaert:
Maer een benevelt brein en luistert nergens na.Ga naar voetnoot1501
Vrerick:
In 't eerste niet: het hoort nochtans, al hoort het spa.Ga naar voetnoot1502
Volckaert:
Wel Heerschap, het wort tijt; wy dienen werck te spoeden.Ga naar voetnoot1503
Vrerick:
Laet my begaen, en schuw hardtneckigheit te voedenGa naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Door eenigh dreigement, of scheltwoort, fel en bits.
Wie zacht een duin beklimt, genaeckt allengs het spits.Ga naar voetnoot1506
VRERICK. LANTSKROON. VOLKAERT. HEEREMAN.
Vrerick:
Velleedes uitspraeck klonck zoo luidt, gelijck een donder
In d'ooren van het volck: het geef dan niemant wonder,Ga naar voetnoot1508
Dat ghy verslagen zit om uwen Adelaert:
1510[regelnummer]
Want voesterkinders zijn den voestervadren waert;
Te meer, zoo deught en geest en gunst, hun aengeborenGa naar voetnoot1511
En ingeschapen, oogh en hart en zin bekooren:
Dit leert d'ervarenheit den mensch, van hant tot hant.Ga naar voetnoot1513
De huisman mint veel meer zijn opgequeeckte plant,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
En die hy meste en snoeide om weeligh op te komen,
Dan aengekochten gront, bezet met oude boomen;
Byzonder als zy tiere en voortbreng' zulck een ooft,
Dat alle boomgaerts tart, en strijckt de kroon van 't hooft.Ga naar voetnoot1518
Zoo hangen wy ons hart aen 't geen wy zellefs bouwen.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
En zou een woeste bijl dien stam ter neder houwen;
Zy ging eerst door ons hart dan door dien jongen stam.Ga naar voetnoot1521
Lantskroon:
Indien uw Hageroos dit onheil overquam,
Ghy zoudt dit hartewee wel levendigh gevoelen.
't Valt mackelijck zijn vlack in 's anders bloet te spoelen.Ga naar voetnoot1524
| |
[pagina 334]
| |
1525[regelnummer]
Men voelt zijn eigen eerst, een anders weedom lest.Ga naar voetnoot1525
Een vreemden oordeelt vreemt, een vader allerbest.Ga naar voetnoot1526
Vrerick:
Wy strijden niet: ick heb mijn sterckheit niet te roemen.Ga naar voetnoot1527
Mijn dochter en uw zoon zijn uitgeleze bloemen;
Hoewel men zijn geslacht, en niet haer ouders, kent,
1530[regelnummer]
Al schijntze ons ongemeen. Ick hoopte uw abele entGa naar voetnoot1530
Te zetten op mijn hout: nu schijnt my dit t'ontschieten.Ga naar voetnoot1531
Zoo loopt ons hoop in 't riet: en wy, ocharm, genietenGa naar voetnoot1532
Den bloessem, niet de vrucht, van 't lang gehoopte goet.
Lantskroon:
Ick vat dit vonnis niet: dees bloedige uitspraeck moet
1535[regelnummer]
Wat anders in den zin dan in den klanck beduiden.
Volckaert:
Wel Heerschap, vat ghy niet de woorden zoo die luiden?Ga naar voetnoot1536
Heereman:
Leert ghy het Heerschap dan der Goden spraeck verstaen?
Vrerick:
Nu Heemraên, luistert toe, en hoort ons reden aen.
Volckaert:
Zal Heereman my nu der Goden spraeck vertolcken?
Vrerick:
1540[regelnummer]
De Godtheit schuilt in bosch, in wateren, en wolcken:
Indien het anders waer', men had geen tolck van doen.Ga naar voetnoot1541
Velleede weet en leert hoe iemant Godt verzoen'.
Lantskroon:
Velleede leert het ons, indienwe dit begrijpen.Ga naar voetnoot1543
Vrerick:
Men hoeft, daer klaerheit is, de herssens niet te slijpen.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
De woorden brengen 't meê: de woorden leggen klaer.Ga naar voetnoot1545
Doch zoo ghy middel ziet hem (zonder lantgevaer
En plagen op den hals van 't arme volck te halen)
Te redden; wijs het aen. Men kan maer eens verdwalenGa naar voetnoot1548
In zulck een wightigh stuck. Ghy hoort den eisch van 't lot.
| |
[pagina 335]
| |
Lantskroon:
1550[regelnummer]
Ick hoor den eisch of niet. Is Godt nu tegens Godt?Ga naar voetnoot1550
Vrerick:
Geensins: geen Godtheit sprack noch oit zich zelve tegen.
Lantskroon:
't Is dan noodzaeckelijck hier anders meê gelegen.
Vrerick:
Geef reden van dat woort, indien ick 't vatten zal.Ga naar voetnoot1553
Lantskroon:
Eischt Pan een' ram of bock, of stier uit onzen stal?
Vrerick:
1555[regelnummer]
Hy eischt ons Adelaert, dat bitter valt te zwelgen.Ga naar voetnoot1555
Lantskroon:
Hy eischt dan 't bloet van Helt, die schoot geen andre telgen.Ga naar voetnoot1556
Vrerick:
Wat raet? wie verreght Pan een andere offerboet?Ga naar voetnoot1557
Lantskroon:
Hy eischt dan 's Woudtgodts neef, ten zoen van 's vaders bloet?Ga naar voetnoot1558
Vrerick:
Wat sterflijck mensch kan Gode of durf hem wetten stellen?
Lantskroon:
1560[regelnummer]
Een ongevoelijck mensch kan licht een oordeel vellen.Ga naar voetnoot1560
Vrerick:
Ick oordeel niet, maer spreeck Velleedes oordeel na.
Lantskroon:
Zoo schut men met mijn ramp een algemeene scha.Ga naar voetnoot1562
Vrerick:
't Gemeen heeft deze scha nu twintigh jaer gedragen.Ga naar voetnoot1563
Lantskroon:
De bloessem van ons zijde is zevenmael geslagen.Ga naar voetnoot1564
Vrerick:
1565[regelnummer]
Het lot viel twalefmael de Noordtzy fel te beurt.Ga naar voetnoot1565
Lantskroon:
Dit achtste weeght veel meer dan al wat ghy betreurt.
| |
[pagina 336]
| |
Vrerick:
Men houde ons buiten schuit: dat lot was hem beschoren.Ga naar voetnoot1567
Lantskroon:
Ick heb hem hierom niet tot mijnen zoon verkoren.
Vrerick:
Al sneuvelt hy, wy staen in tal noch ongelijck.Ga naar voetnoot1569
Lantskroon:
1570[regelnummer]
Het scheelt slechts vier: uw zijde is ruim zoo volleckrijck.
Dees eenige overtreft alle anderen in waerde.
Vrerick:
Hier gelt geen waerde of bloet, of wie hem won, en baerde.
Lantskroon:
Hervat de keur noch eens.
Vrerick:
Beschimp het recht van Godt.Ga naar voetnoot1573
Dat lijdt de Noortzy niet: zy houdt zich vast aen 't lot.Ga naar voetnoot1574
Heereman:
1575[regelnummer]
Het dient haer nu: zy dorst het eertijts tegenstreven.Ga naar voetnoot1575
Volckaert:
Toen viel het ongelijck: zy most het nochtans geven.Ga naar voetnoot1576
Heereman:
Zy keek oock bang genoegh.Ga naar voetnoot1577
Volckaert:
Maer banger niet dan ghy.
Vrerick:
Nu Heemraet, houdt gemack, en rust van wederzy.Ga naar voetnoot1578
Lantskroon:
Men zal de Godtheit eer door zulck een offer tergen.Ga naar voetnoot1579
Vrerick:
1580[regelnummer]
Zoo most de Godtheit zelf ons niet dit offer vergen.Ga naar voetnoot1580
Lantskroon:
Zoo most men godlijck bloet niet hangen aen de keur.Ga naar voetnoot1581
Vrerick:
Uit keurkrackeel ontstont dan licht een erger scheur.Ga naar voetnoot1582
Lantskroon:
Het ga zoo 't kan, zoo 't wil: men moet zich noch beraden.
| |
[pagina 337]
| |
Vrerick:
Hoe lang beraên: men moet het offer niet verspaden.Ga naar voetnoot1584
Lantskroon:
1585[regelnummer]
Men stelle een' onverlaet of booswicht in zijn steê.Ga naar voetnoot1585
Vrerick:
Dat brengt het lantgebruick noch zoenrecht geensins meê.
Lantskroon:
Verander het gebruick: de noot verkeert de zeden.Ga naar voetnoot1587
Vrerick:
Men is uit hoogen noot tot dit altaer getreden.
Lantskroon:
Wanneer geneest ons Pan van zulck een lange smert?
Vrerick:
1590[regelnummer]
Zoo dra de wilde boogh hem micke naer zijn hart.
Lantskroon:
Velleede spelde dit vergeefs een ry van jaren.Ga naar voetnoot1591
Vrerick:
Te zijner tijt zal Pan verzachten, en bedaren.
Lantskroon:
En ondertusschen komt dees lantplaegh om mijn' zoon.
Vrerick:
En om meer anderen. Zoo wort men ramp gewoon.
Volckaert:
1595[regelnummer]
Ja Heerschap recht, zoo leert een lantheer meê gevoelen
Hoe dit een lantman smert.Ga naar voetnoot1596
Heereman:
Ghy zoeckt uw moet te koelen
Met schimpen op den Heer. Wat quelt ons Volckert nu!Ga naar voetnoot1597
Volckaert:
Wat quelt ons Heereman! Hoe na zal 't recht, om uGa naar voetnoot1598
Of 't Heerschap hier van daegh zijn' gang niet konnen krijgen?
Vrerick:
1600[regelnummer]
Terwijl men handelt, laet, ay laet den Heemraet zwijgen,Ga naar voetnoot1600
Of spreken met bescheit: men geef de reden plaets.Ga naar voetnoot1601
Ghy waert, voor 't lantgeschil, van outs getrouwe maets.
| |
[pagina 338]
| |
Al gingh de vreê van honck, zy kan noch weder komen:Ga naar voetnoot1603
Zy groeit wel weder aen, als afgehouwe boomen.
1605[regelnummer]
Wat my belangt, ick zie de vruchten van den twist,Ga naar voetnoot1605
En hoe men in den twist van weêrzy zich vergist,Ga naar voetnoot1606
En door 't vergissen elck om eige schult moet bloeden.
Nu dient men noch by tijts het quaetste te verhoeden,
Op dat geen boozer lucht zich in dees pleitkoorts meng',Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
En Zuidt-en-Noortzy beide om hals en have breng';Ga naar voetnoot1610
Dies laet ons elck met raet en daet den oirbaer ramen.Ga naar voetnoot1611
Lantskroon:
Verschoont mijn' zoon, en brengt van wederzy te zamen
Wat voort tot pais, en vrede, en rust gedyen kan.Ga naar voetnoot1613
Ick geef mijn stem aen u.Ga naar voetnoot1614
Vrerick:
Gehoorzaem vader Pan:
1615[regelnummer]
Wy zullen morgen vroegh van 't ander gaen beginnen.
Wie andren winnen wil, moet eerst zich zelf verwinnen.
De kudde volght den ram gewilligh op zijn spoor.
Getroost u Adelaert, en geef het recht gehoor.Ga naar voetnoot1618
Lantskroon:
Wat baet nu al mijn zorgh, zoo menigh jaer gedragen?
1620[regelnummer]
Ick rechte een' winthont af, en worgh hem voor het jagen.Ga naar voetnoot1620
Ick vockte een veulen aen, en jaegh het in zijn doot.Ga naar voetnoot1621
Ick leerde een' schoonen valck, en drenck hem in de sloot.Ga naar voetnoot1622
Neen Adelaert, mijn zoon, ick geef u zoo niet over.
Ick ly niet, dat men my beguighele, en betover'.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Hack beucken af tot brant: legh rijsbosch op het vier:Ga naar voetnoot1625
Hou eick en elzen om: verschoon den lauwerier:Ga naar voetnoot1626
Verschoon het eeuwigh groen: laet ander loof verwelcken.Ga naar voetnoot1627
Ick voedde hem niet op om koe of schaep te melcken;
Een kudde of ossendrift te drijven langs den wegh;Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Of braem en bes om loon te lezen op een hegh;Ga naar voetnoot1630
Maer naer den eisch des struicks, waeruit hy is gesproten;Ga naar voetnoot1631
Geensins om zulck een' schat te hangen aen dit loten.Ga naar voetnoot1632
| |
[pagina 339]
| |
Indien de boogh hem trof, wie heelde oit zulk een smert?
My dunckt die droefheit viel my, als een steen, op 't hart.
1635[regelnummer]
Men sla wat anders voor: men kreuck' dit bloedigh oordeel.Ga naar voetnoot1635
Geen vonnis leit zoo vlack, of godlijck bloet heeft voordeel.Ga naar voetnoot1636
WOUTER. LANTSKROON. VRERICK.
Wouter:
Och Heerschappen, staet by: och Heemraet, staet ons by:Ga naar voetnoot1637
De Zuidtzijde is in roer, en al de Noorder zy.Ga naar voetnoot1638
Men graeft de paden op: de huisman raept vast steenen.Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De meester en de knecht, het dorp is op de beenen.
De wijven huilen vast. De koe, het kalf, al 't vee
Dat bulckt en blaetze na. Ick huil mijn hart in twee.
De jongers komen voort met vorcken, schup en haecken,Ga naar voetnoot1643
Met zeissen, stock en tang: een ieder past te raecken.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De zonnewagen hangt en helt al steil en schuinGa naar voetnoot1645
Voor over in de zee, geen hantbreet boven duin.
Lantskroon:
Wat vraeght ghy naer de zon? laet ros en wagen rollen.
Wouter:
Och Heerschap, zinkt de zon, zoo raekt het lant aen 't hollen.Ga naar voetnoot1648
Men wacht den Wildeman: hy stapt al brullende aen:
1650[regelnummer]
Hy weet van dit krackeel. Wie kan hem tegenstaen?
Hy ruckt de boomen uit met aerde, en stronck, en wortel.
Verrascht hy Leeuwendael, hy trapt het vleck te mortel,Ga naar voetnoot1652
Of zet het al in brant wat heint is of ontrent.Ga naar voetnoot1653
Och, komt de Wildeman, zoo loopt het op een endt.
1655[regelnummer]
De maeghden staen gereet om Adelaert te leien,
Te wasschen in de beeck, te kranssen, te beschreien:Ga naar voetnoot1656
Zy wachten slechts op 't woort: och mannen, geef het woort.Ga naar voetnoot1657
Vrerick:
Nu Heerschap, kort beraet: men wil ons fel aan boort.Ga naar voetnoot1658
Ay, geef u zelven toch, om beters wil, gevangen.Ga naar voetnoot1659
Lantskroon:
1660[regelnummer]
Och Adelaert, mijn zoon. Zoo ga het lot zijn gangen.
| |
[pagina 340]
| |
Keer:
Nu volgh ons volgens 't lantgebruick,
Helaes! een hardt gelagh:Ga naar voetnoot1662
Wy gaen met becken, krans en kruick
U naer de zuiverplaets geleien,Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
En zuivren, kranssen en beschreien.
Toen OostweyGa naar margenoot*, ouder dan de daghGa naar voetnoot1666
Gestarrent zon en maen,
De zon zagh ondergaen,Ga naar voetnoot1668
En d'eerste reis voorover rollen,Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Geraeckte al 't lantschap aen het hollen:
Het klonck met schup en tangGa naar voetnoot1671
Op beckens, en keeck bang:Ga naar voetnoot1672
Het huilde en kermde: o smart,
O keer dien gouden kloot.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Hoe valt ons d'oude nacht op 't hartGa naar voetnoot1675
Voor eeuwigh! schut den noot.Ga naar voetnoot1676
Die lamp te derven, is een doot.
Tegenkeer:
Out Oostwey, droef in slaep geschreit,
Ontwaeckte 's morgens vroegh
1680[regelnummer]
Met vreught uit zijn onnozelheit;Ga naar voetnoot1680
Toen d'uchtend, voor den zonnewagen,Ga naar voetnoot1681
Die nare grijnzen quam verjagen,Ga naar voetnoot1682
De lucht allengs wat blijder loegh,Ga naar voetnoot1683
En 't volleck uit de wey,
1685[regelnummer]
Den doier van het ey
Der weerelt, of de schijf der schijvenGa naar voetnoot1685-86
Zoo schoon vergult zagh boven drijven,Ga naar voetnoot1687
Gelijckze 's avonts zonck.
| |
[pagina 341]
| |
Maar och, dees heldre vonckGa naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Voor eeuwigh uitgedooft,
Met eenen kouden steen,Ga naar voetnoot1691
Ons van die hope en troost berooft.
Het graf verwacht het been:Ga naar voetnoot1693
De geest zal waeren hier beneên.Ga naar voetnoot1694
|
|