De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
Op de zeven Keurvorsten, de doodt, en eenige hondert doots-hoofden, konstich van een Bayersche Non, op een karsse-steentje gesneden.aant.Ga naar voetnoot*Tot Amsterdam ten huyse van Ian Pietersz. van den Eeckhoudt.Hier siet sich d'arent blindt, hoe konGa naar voetnootvs. 1
De Bayersche gewijde Non,
Haer groot vernuft zoo rijck ontvouwen,
En soo godvruchtich in het kleen
5[regelnummer]
Begrijp van desen Kriecke-steen,Ga naar voetnoot4-5
Ons leeren alles te mistrouwen,
Om 't welck de kloot der mane draeyt,Ga naar voetnoot7
Terwijl de klooster-konst besaeyt
Het velt des steens met beckeneelen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Met uur-glas, doots-hooft, bleecke dootGa naar voetnoot10
En 't Seven, Keurtal, uyt wiens schootGa naar voetnoot11
De duytschen zien hun Keysers teelen.Ga naar voetnoot12
Hoe staet der Vorsten glori af,Ga naar voetnoot13
Na dien de heerschappy op 't Graf,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En Kerck-hof bouwt haer hooge troonen,
De doot beschimpt hier onvervaert,
Rijcx-appel, Myter, Scepter, Swaert,
En armelijne voer en kroonen.Ga naar voetnoot18
O Karsse-steentje kleen en kloeck,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Gy leert my meer dan meenich boeck.
|
|