De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 218]
| |
Het vierde bedryf
MARIA. REY.
Maria:
Myn ziel, eens afgesolt op d'ongestuime barenGa naar voetnootvs. 1214
1215[regelnummer]
Der weerelt, na verloop van vijfmael negen jaren,
Verlangt, als 't moede schip, naer een gewenschte kust
Van veiligheit, en loopt de haven van de rust
Met volle zeilen in, op 't rijzen van de stralen
Der zonne, vroeger op om mijn geluck t'onthalenGa naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Met levendiger vier en glanssen danze plagh.
'k Begin door 's weerelts damp en nevels nu den dagh
Der zaligen te zien, en vrydom te genieten,Ga naar voetnoot1222
In 't onbenijde licht, na kerckers en verdrietenGa naar voetnoot1223
En ketens zonder endt. Het juichende gemoedtGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Begeert naer zulck een prijs te rennen door het bloedtGa naar voetnoot1225
Der adren, en om hoogh t'aenschouwen, vol genoegen,
Hoe hier de vyanden, geknaeght en bleeck van 't wroegen,Ga naar voetnoot1227
En onverzaet van wraeck, geen vatten vinden aenGa naar voetnoot1228
't Onsterflijck deel, de ziel, nu 't lichaem moet vergaen.
Rey:
1230[regelnummer]
Och! och! ghy Koningen van Engelschen en Schotten,
Hoe stappen nu helaes! uw dochters de schavotten
In ste van troonen op. Wat is ons bang te moe'!
Men vloeckt uw afkomst zelf den scherreprechter toe.Ga naar voetnoot1233
Waer toe vervalt de stam der Koningen, eilaci!
Maria:
1235[regelnummer]
Gelooftme, dat de dagh van mijne bruiloftstaetsi,Ga naar voetnoot1235
Die my, door zulck een' drang van 't juichende Parijs,Ga naar voetnoot1236
Te kercke en koore leide, in 't bruiloftsparadijs,
Daer 't eenigh oir des Rijcks Francois op 't heerlijckst praelde,
En in de bloem der jeught zijn lieve Bruit onthaelde,Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Noit blijder scheen dan nu in mijn ontloken hart.Ga naar voetnoot1240
| |
[pagina 219]
| |
Schept moedt, ick zie het honck van mijn gelede smart.Ga naar voetnoot1241
De weerelt is maer rook met al haer ydelheden,
Een oogenblick, een niet. De mensch, die hier beneden
Iet zekers zoeckt, is blint. Wat baet een hantvol tijt?Ga naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Terwijl men grijpt naer 't aertsch zoo wort men 't hemelsch quijt.
Rey:
Waer vinden wy een' schilt om dezen slagh te schutten?Ga naar voetnoot1246
Wie zal ons nu met troost en voorspraeck onderstutten?
Och, och! wy gaen Mevrouw, ons aller noothulp, quijt.Ga naar voetnoot1248
O zware nederlaegh, na zulck een' zwaren strijt!
Maria:
1250[regelnummer]
Betrouwt op Godt, die kan uw schade licht vergoeden:
Die groote Koningk zal zijn kinders wel behoeden.
'k Beval u aen de kroon van Vranckrijck door mijn pen.Ga naar voetnoot1252
Indien ick het gemoedt van Koningk Henrick ken,
Hy zal om mijnent wil u alle gunst betoonen,
1255[regelnummer]
Met zoo veel gunstigen als aen de Seine woonen;Ga naar voetnoot1255
Daer ick, zoo veel mijn woort by mijnen Heer vermoght,Ga naar voetnoot1256
Een ieder heb verplicht, en aen mijn trouw verknocht.Ga naar voetnoot1257
Genoeght u met het geen ick ieder heb besproken:Ga naar voetnoot1258
Het heeft my niet aen wil, maer aen de maght ontbroken.
1260[regelnummer]
De tijdt verloopt: men wacht ons komste daer beneên;
Dies knielt, en onderstut mijn uiterste gebeên.Ga naar voetnoot1261
Myn Hartekenner, die daer boven
Uw' stoel met Cherubijnen schraeght,Ga naar voetnoot1263
En aller sceptren scepter draeght,
1265[regelnummer]
Daer d'Engelen u eeuwigh loven,
En Eendraght en Rechtvaerdigheit
En liefde en Trouw met blyschap kroonen,
Op nimmer wanckelende troonen;
Aenbiddelijcke Majesteit,
1270[regelnummer]
Ontfarm u mijner: sla uw oogen,
Uw alziende oogen, uit gena
Op my, uw dienstmaeght, die nu ga
Veroordeelt, zonder mededoogen,
Gelijck een Offerhande, daer
| |
[pagina 220]
| |
1275[regelnummer]
Ick, na veel smaets, mijn bloet ten leste
En al mijn aders geef ten beste,Ga naar voetnoot1276
Ter eere van het Roomsche altaer,
En uwen grooten naem ter eere.
Ontfarm u myner, die mijn RijckGa naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
En staf en purper acht als slijck,Ga naar voetnoot1280
En voor uw kroon mijn kroon verneêre.
Versterckme tegens dezen slagh,
Den slagh, die lijf en ziel zal scheiden:
Dat my uw Engelen geleiden,
1285[regelnummer]
Daer ick uw' naem betuigen magh:Ga naar voetnoot1285
Gelijck ick, vroom en zonder smette,
Betuighde uw Waerheit in den nacht
Der ketteryen, schoon haer maghtGa naar voetnoot1288
My hierom uit den erftroon zette.
1290[regelnummer]
Alwetende, aldoorstralend Licht,
Ghy kent al wie van 't licht verbastert,Ga naar voetnoot1291
Verblint door staetzucht, brult en lastert,Ga naar voetnoot1292
En mijn onnozel bloet betight.
Indien ick uwen naem belye,
1295[regelnummer]
En eere Vader, Zoon en Geest;
Is immermeer my waert geweestGa naar voetnoot1296
De Naem van JESUS en MARYE;
Zoo reken niemants ziel tot schultGa naar voetnoot1298
Haer onrechtvaerdigheit en boosheit.
1300[regelnummer]
Vergeef, vergeef het 's menschen broosheit:Ga naar voetnoot1300
Versterck mijn zwackheit met gedult:
En magh ick mijnen wensch verwerven,
De Godsdienst leve door mijn sterven.Ga naar voetnoot1303
Rey:
Zy kloppen voor de deur: een voorbo van de doot.
1305[regelnummer]
Waer bergen wy Mevrouw, in 't nijpen van den noot?
Men komt ons onzen troost en toeverlaet ontrucken.
Wat raet? wat gaet ons aen? Mevrouw zal moeten bucken.Ga naar voetnoot1307
Marie, bidt voor ons: Marie, bergh Mevrouw.Ga naar voetnoot1308
Och! berght de Koningin: waer blijven wy van rouw!Ga naar voetnoot1309
| |
[pagina 221]
| |
Maria:
1310[regelnummer]
Mijn dochters, zijt getroost: ghy kunt met al dit kermenGa naar voetnoot1310
En jammeren ons niet beschutten, noch beschermen:
De tranen baten niet, en zijn een kranck geweer.Ga naar voetnoot1312
Vergeefs omhelst ghy ons: uw armen zijn te teêr,
De vyanden te sterck, en zonder mededoogen.
1315[regelnummer]
Genoeght u aen Godts wil: hy roept my uit den hoogen:Ga naar voetnoot1315
My dunckt ick hoor zijn stem. Nu sus, mijn kinders, sus:Ga naar voetnoot1316
Ontfangt den lesten groet, Maries lesten kus.
Mijn kinders, matight u: ghy zult in droefheit sticken:
't Is wijsheit zich naer tijts gelegenheit te schicken,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Te kunnen sterven, als men immers sterven moet.Ga naar voetnoot1320
Volhardt in 't out geloof, het welck ick met mijn bloet
Bezegel, en zoo wijdt gehoorzaemt d'overheden.Ga naar voetnoot1322
Schept moedt: gedenckt mijn ziel voor Godt in uw
gebeden.
DE GRAVEN. MARIA. MELVIN.
De Graven:
Mevrouw, op hope dat ghy heden zijt bereit
1325[regelnummer]
Den last der Koninginne, u gistren aengezeit,
Te volgen, komen wy ('t behage u) dien vertoogen.Ga naar voetnoot1326
Daer ziet ghy d'eige hant, bezegelt voor uw oogen.
Ontschuldigh ons: het is de wil der Majesteit.Ga naar voetnoot1328
De hemel, zoo het schijnt, heeft u dit opgeleit.
Maria:
1330[regelnummer]
Ick heb my onder Godt en zijnen wil gegeven,Ga naar voetnoot1330
En vindt meer zoetigheits in sterven dan in leven.
Ick ben gereet de doot, oock zonder ongedult,Ga naar voetnoot1332
t'Ontmoeten op het spoor, daer ghy my leiden zult.
Melvin:
Bedruckte Koningin, ô steun der vrome zielen,Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Ghy ziet op 't uiterst hier onwaerdigh voor u knielen
Een' dienaer, wien het druckt u heden in dien schijnGa naar voetnoot1336
t'Aenschouwen, en verplicht door uw gena te zijn
De tijding van uw eindt naer Edenburgh te brengen.
| |
[pagina 222]
| |
Helaes, wat moeten wy, nu Godt dit lijdt, gehengen!Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Hoe durven wy, helaes! bewust van uwen noot,
Ververschen by den zoon zijn moeders droeve doot.Ga naar voetnoot1341
Maria:
Mijn waerde Melvin, ô mijn willige en getrouwe,
Wat weent ghy te vergeefs, en mat u af van rouwe?
't Is ydel dat ghy om Marie tranen schreit:
1345[regelnummer]
Ghy zult haer heden zien van alle zwaericheit
En jammeren geslaeckt, van hartewee ontslagen.Ga naar voetnoot1346
'k Bezweer u heen te gaen, mijn' zoon de tijding dragen,
Hoe ick stantvastigh leefde, en sterve wel gerust
In 't Katholijck Geloof, van geen verraet bewust.
1350[regelnummer]
'k Vermaen hem, over wien my 't hart zoo heeft gehangen,
Het zelve Roomsch Geloof, van hant tot hant ontfangen,Ga naar voetnoot1351
Uit zijner vadren mont, t'omhelzen, voor te staen,
En in gerechtigheit en pais den onderdaen
Te stieren, zonder zich in 't minst te stellen tegenGa naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Elizabeth, waer op hem d'allerhooghste zegen'.
Ick heb ons errefrecht bewaert in zijnen glans,Ga naar voetnoot1356
En trouw aen 't Schotsche Rijck, getrouw volhart by 't Fransch.Ga naar voetnoot1357
O Godt! vergeef het hun, die my het licht misgonnen,
En hijgen naer mijn bloet, als 't hart naer versche bronnen.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Mijn Hartekenner, die de zon der waerheit zijt,
En ziet my door en door, en meet een ieders tijt,
Ghy weet het, kan het niet by al mijn daden blijcken,Ga naar voetnoot1362
Hoe zeer ick d'eendraght zocht der beide Koningkrijcken;
Hoe garen ick het vier van tweedraght zagh gedooft,
1365[regelnummer]
En 't lichaem van dit lant verknocht aen 't eenigh hooft.Ga naar voetnoot1365
Mijn moedt loopt over: kan ick, zonder traen te laten,Ga naar voetnoot1366
Verkroppen al 't verdriet, by d'oprechtste onderzatenGa naar voetnoot1367
Voor Godts altaer en eere en Kristus zaeck geleên,
En mijn onnozelheit, door rampen afgestreên.Ga naar voetnoot1369
Melvin:
1370[regelnummer]
Doorluchtighste Princes, hy haele uw' geest in vrede,
Die alle harten kent. Ick wil uw afscheitrede
| |
[pagina 223]
| |
En uiterste oorlof trouw verhalen uwen zoon.Ga naar voetnoot1372
De hemel roept uw ziel tot een volmaeckter kroon
Dan deze, kort van duur, en zorgelijckst te heffen,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Daer 's weerelts buien eerst gekroonde hoofden treffen.
Ick kus eerbiedighlijck (als 't wezen moet) dees hant,Ga naar voetnoot1376
Den scepter toegewijt, en neem door zulck een pant
Van onverdiende gunst verlof, ter droevige ure,Ga naar voetnoot1378
En wensch, dat d'allersterckste uw gangen stercke en sture.
Maria:
1380[regelnummer]
Ghy Heeren, magh het zijn, bezorght dat mijnen stoetGa naar voetnoot1380
En arrem hofgezin niet anders werde ontmoetGa naar voetnoot1381
Dan eerlijck en beleeft; en zy, voor veel verdrieten,Ga naar voetnoot1382
Geproeft in mijnen dienst, de slechte vrucht genieten,Ga naar voetnoot1383
Uit Stuarts armoe noch hun nootdruft toegeleit.Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Vergunt my, daer ick sterf, hun tegenwoordigheit,Ga naar voetnoot1385
En mijnen Biechtvaer mede, om my ten steun te strecken.
Verguntze, na mijn doot, in vryheit te vertrecken,
Ter plaetse, daer de noot hen voere, op Godts geley.Ga naar voetnoot1388
De Graven:
Men staet u 't eerste toe: maer 't leste moght geschrey
1390[regelnummer]
En kermen en misbaer en bygeloof verwecken.
Onnutte sleep kan slechts d'ellende langer recken,Ga naar voetnoot1391
Ontstichten al de zael, en stooren het Gerecht.
Maria:
Ontzeit men ons, helaes! een be zoo kleen en slecht?Ga naar voetnoot1393
Dat zou Elizabeth de Zuster niet ontzeggen.
1395[regelnummer]
Wat hoeft men veel bewijs, om dit te wederleggen?
Dees droeve Joffers, dit rampzaligh hofgezin
Verzoecken slechts verlof van hare Koningin
Te nemen: oock vereischt de staet en eer der vrouwen
Dat kamenieren noch haer vrouw gezelschap houwen.
1400[regelnummer]
'k Verbinde my, beloof en stel my in voor haer,Ga naar voetnoot1400
Dat geen van allen u zal stooren door misbaerGa naar voetnoot1401
In 't uiterste. Ick bezweer u by dien eeuwigh levenden,Ga naar voetnoot1402
| |
[pagina 224]
| |
Ontzeght toch nu de nicht van Henderick den Zevenden,Ga naar voetnoot1403
Elizabeths verwante en maeghschap voor altoos,
1405[regelnummer]
Een boedelhoudtster van gansch Vranckrijck en Valois,Ga naar voetnoot1405
En dit gezalfde hooft der Schotten niet een bede,
Een nootbe, van geen Turck, noch Tarter, woest van zede,Ga naar voetnoot1407
Oit Kristensch mensche ontzeit: of gelt hier stam noch bloet;
Zoo laet de tederheit van 't vrouwelijck gemoedt,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Van een verweze weeuw zoo veel by u vermogen:Ga naar voetnoot1410
Geen steenrots is zoo hardt, of wort noch wel bewogen.
De Graven:
Mevrouw, verkies dan zelf hier zes of zeven uit.
Belieft het u, wy gaen u voor op dit besluit.Ga naar voetnoot1413
Zangk:
Ontfangt dees bron der marteladren,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Ghy Engelen, nu treet
Haer tegen: zy vergeetGa naar voetnoot1416
Haer volck en vaders huis,
Gesproten uit Ferguis,Ga naar voetnoot1418
Dien ouden stam, en hondert vadren;
1420[regelnummer]
Al Koningen, van Godt geschapen
Ten scepter, ingewijtGa naar voetnoot1421
In 't aenzicht van den Nijt;Ga naar voetnoot1422
Gezalft van eeuw tot eeuw.
O roode Koningsleeuw
1425[regelnummer]
In 't gouden velt van 't Schotsche wapen,Ga naar voetnoot1424-25
Hoe durvenze uw Leeuwin benaeuwen!
Hoe ziet men haer zoo tam
Verandren in een lam,
Sneeuwit van vacht en vlock,
1430[regelnummer]
Verscheuren door den wrock
Der Luipaerdinne, scherp van klaeuwen!
| |
[pagina 225]
| |
Tegenzangk:
Men kon den gront der KetterdommenGa naar voetnoot1432
Niet leggen dan verwoet
In dier tieras van 't bloetGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
En vleesch der STUARDIN,
Die Fenixkoningin,Ga naar voetnoot1436
In top van glori opgeklommen;
Gesteigert na twee duizent jarenGa naar voetnoot1438
Door d'ongesteurde ry
1440[regelnummer]
Van d'opperheerschappy,Ga naar voetnoot1439-40
Wiens ongedwongen stafGa naar voetnoot1441
Noit Cezars schatting gaf,
En eeuwigh flickerde op de baren.Ga naar voetnoot1442-43
Waer toe vervallen de geslachten,
1445[regelnummer]
Die d'eerste van EuroopGa naar voetnoot1445
Hun hoofden in den Doop
Begaven onder dit,Ga naar voetnoot1447
Dat Kristus plaets bezit,
En Rome gout en wieroock braghten!Ga naar voetnoot1449
Toezangk:
1450[regelnummer]
Wat baet het dat Palladius,Ga naar voetnoot1450
Van Celestijn gezonden,
Pelagiaensche voncken blusch',Ga naar voetnoot1452
En zalve Kristus wonden?
Indien, na duizent jaren rust,
1455[regelnummer]
Dit uitgepuurt gebroetselGa naar voetnoot1455
Een pest van boosheit langs dees kust,
Een Hydra helpe aen voetsel,Ga naar voetnoot1457
Dat STUART, twintigh jaer bemuurt,
Te deerlijck met den hals bezuurt.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Dit treurspel aen te zien moght geen van ons gebeuren:Ga naar voetnoot1460
Ten minste laet ons gaen het warme lijck betreuren,
|
|