De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 199]
| |
Het derde bedryf
PAULET. DE GRAVEN.
Paulet:
Belieft den Heeren my iet anders te bevelen?Ga naar voetnoot821
Ick heb den hoogen last gevolght in alle deelen,Ga naar voetnoot822
Beval twee Edeliên de kamer van Mevrouw,Ga naar voetnoot823
Verzekerde het huis zorghvuldigh en getrouwGa naar voetnoot824
825[regelnummer]
Met stercker wacht dan oit, om onraet uit te sluiten.
Nu vreest men met den dagh alree den drang van buiten,
Eer ons 't nieuwsgierigh volck, en meer dan 't enge perckGa naar voetnoot827
Der zale bergen kan, met dringen vall' te sterck.Ga naar voetnoot828
De Graven:
Men houde het kasteel en zijne poort gesloten,
830[regelnummer]
En opene ons klincket by tijts voor luttel GrootenGa naar voetnoot830
Van Adelijck geslacht, of Ridderlijcken staet;
Doch met eerbiedigheit, bescheidenheit en maet.Ga naar voetnoot832
Het sta den Ridder vry twee dienaers in te brengen,
Den Edelman slechts een'. Dat zich geen andren mengen
835[regelnummer]
In dien benauden drang dan wacht en slotgezin.Ga naar voetnoot835
Men neem' van buiten slechts tweehondert koppen in.Ga naar voetnoot836
Paulet:
Al wat ghy meer beveelt dat laet ick my behagen.Ga naar voetnoot837
De Graven:
Hoe heeft die droeve zich na uw vertreck gedragen?
Paulet:
Bedaert, en min noch meer dan een die ergens reist,
840[regelnummer]
En eerst bezorght het geen de henevaert vereischt.Ga naar voetnoot840
Zy laet het avontmael wat tijdiger bereiden,
Om voort het noodigh werck te spoeden, voor het scheiden,Ga naar voetnoot842
En neemt met matigheit haer' nootdruft, zoo gerust,Ga naar voetnoot843
Gelijckze plagh, en als van geen verdriet bewust.
845[regelnummer]
De tafel luistert vast naer heur gezoute woorden;Ga naar voetnoot845
| |
[pagina 200]
| |
Een troost en hemelval voor d'ooren, die dit hoorden.Ga naar voetnoot846
Zy vraeght Burgon of hy, als zy, oock nam in achtGa naar voetnoot847
Hoe sterck de waerheit is, en met hoe groot een kracht
De Waerheit Logentael den mont weet op te breken,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Om door die vyandin 't gelochende uit te spreken.
Het vonnis, zeitze, 't welck my scherp ter straffe daeght,Ga naar voetnoot851
Verwijstme, als eene die Elizabeth belaeght,Ga naar voetnoot852
En nietemin wil Kent dat ick het licht zal derven,Ga naar voetnoot853
En sterven, eer door my zijn Godtsdienst koom' te sterven;
855[regelnummer]
Getuighenis, die dus gehouwen op mijn graf,
My eer ten roem gedijt dan tot schandael en straf.Ga naar voetnoot856
De Graven:
Zy ga hier op getroost den slagh des doots verbeiden.Ga naar voetnoot857
Paulet:
Zy drinckt, na'et avontmael, en voor het jongste scheiden,
Zoo rustigh als bedaert, haer' stoet den scheidranck toe,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
En wil dat hooft voor hooft haer hier bescheit op doe:Ga naar voetnoot860
Die wachten 't op hun knien, nu Godt het wil gehengen:Ga naar voetnoot861
Daer ziet men elck den wijn met zoo veel tranen mengen
En nocken en misbaer, dat zelf een Edelman,Ga naar voetnoot863
Die 't my verhaelt, zich niet van tranen spenen kan.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Een jeder bidt gena voor 't geen 'er zy misdreven.
Zy zelve smeeckt, men wil haer' misslagh oock vergeven,Ga naar voetnoot866
Vertroostze, als eene die den kercker vol verdriet
Geopent, en in 't licht van 's hemels blijschap ziet:
Zy wil een jegelijck in haer gebedt gedencken,
870[regelnummer]
By Godt en d'Engelen, die haer van boven wencken.
Aldus geneestze 't hart, ter doot bedroeft en kranck.
De Graven:
Het hofgezin verliest by haren ondergangk.
Paulet:
Zy neemt de pen, en schrijft op 't spoedighste drie brieven,
Te leveren (hoewel alleen op uw believen)Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Den Koningk te Parijs, en Guize, en eenen hier,
| |
[pagina 201]
| |
Bevelende haer ziel den Biechtvaêr, hoogh en dier.Ga naar voetnoot876
Zy leest haer' jongsten wil, en staet van lijfcieraden,Ga naar voetnoot877
Juweelen en gesteente, en giften en gewaden;
En deelt den reetsten schat aen haer getrouwen uit,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Waer na zy zich terstont in haer gebecel sluit,Ga naar voetnoot880
En d'uren nu besteedt tot bidden en tot waecken.
De Graven:
'T gaet wel: 't gestarrent daelt. Wie durf ons hier genaken?Ga naar voetnoot882
MELVIN. DE GRAVEN.
Melvin:
Dat uw Genade zich mijn aenspraeck toch niet belgh.Ga naar voetnoot883
Een druck te groot, en dien ick levend' naeuw verzwelgh,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Verruckt my, om by nacht de Heeren noch te spreken;Ga naar voetnoot885
Hoewel ick ducht vergeefs: het streck' ten minste een teken
Van 't eerlijck hart, verknocht aen zijne Koningin.
De Graven:
Hofmeester, hou uw rust: wat komt u in den zin?
Melvin:
Is 't vruchteloos, 't gedy tot rust van mijn geweten,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Indien ick eenighzins my zelven hebb' gequeten.Ga naar voetnoot890
De Graven:
Indien ghy met uw tong dit schellemstuck vergult?Ga naar voetnoot891
Melvin:
Ick onderwint my niet te weten van haer schult,Ga naar voetnoot892
Of onschult aen dit stuck, waer van de menschen spreken:
De Rechters weten best wat hier van zy gebleken
895[regelnummer]
Of niet: 'k geloof alleen [indien ickze anders kenGa naar voetnoot895
Uit haren ommegangk, als die haer dienaer ben,Ga naar voetnoot896
En gansch onzijdigh, best getuighenis kan geven]
Dat zy de zuster noit gedongen hebb' naer 't leven,
En hier op is getroost t'ontfangen dezen slagh,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Waer op het hoogh gerecht en d'allerjongste daghGa naar voetnoot900
Zal volgen, t'zijner tijt, om al die vonnis vellen
Voor 't al doordringende oogh van Godt te Recht te stellen.Ga naar voetnoot902
| |
[pagina 202]
| |
De Graven:
Zy hou zich dan getroost, en klaegh' niet over 't lot
Van 't Recht, het welck ons staet te wettigen voor Godt.Ga naar voetnoot904
Melvin:
905[regelnummer]
Zy kende schult noch Recht in dit geschil, en echterGa naar voetnoot905
Beveelt men tegens Recht haer Majesteit den Rechter.Ga naar voetnoot906
De Graven:
Het heiligh Recht is blint, en kent geen Majesteit.
Melvin:
De Majesteit geen mensch, maer Godts almogentheit.Ga naar voetnoot908
De Graven:
Geen Hoogheit was het Recht der wetten oit ontwassen.
Melvin:
910[regelnummer]
De hemel straftze zelf, die op geen wetten passen.Ga naar voetnoot910
De Graven:
Zoo most het Recht te lang op d'aerde stille staen.Ga naar voetnoot911
Melvin:
Men onderscheide hier den Vorst van onderdaen.
De Graven:
Zoo doenze, die hier op rechtvaerdigh vonnis strijcken.Ga naar voetnoot913
Melvin:
De mindre vonnist hier dan over 't hooft der Rijcken?
De Graven:
915[regelnummer]
Marie buighe 't hooft voor Vrouw Elizabeth.
Melvin:
Zy staen gelijck van Godt op 's weerelts troon gezet.Ga naar voetnoot916
De Graven:
Hier heerscht Elizabeth alleen, en geen Marye.
Melvin:
Dat haere heerschappy tot heil des volcks gedye.Ga naar voetnoot918
De Graven:
Het heil des volcks eischt straf van zijne vyandin.
Melvin:
920[regelnummer]
Een heilige, een gezalfde, een vrye Koningin?
| |
[pagina 203]
| |
De Graven:
Een tijtelkoningin, een Koningins gevangen.Ga naar voetnoot921
Melvin:
Gevloden in haer schoot, doch luttel heusch ontfangen.Ga naar voetnoot922
De Graven:
Verstooten van haer volck en Rijck, en aengeklaeght.
Melvin:
Onwettigh tegens Recht en reden uitgejaeght.
De Graven:
925[regelnummer]
Wy willen dat geschil hier slechten, noch bepleiten.
Melvin:
Ten minste draeght ontzagh den glans der Majesteiten.Ga naar voetnoot926
De Graven:
Aen die geen Majesteit oit quetsten door verraet.Ga naar voetnoot927
Melvin:
Wat stroit men niet al uit door vyantschap en haet?
De Graven:
Wy laten ons door haet noch vyantschap vervoeren.Ga naar voetnoot929
Melvin:
930[regelnummer]
Het godtlijck Recht verbiet Gezalfden aen te roeren.
De Graven:
Dit Recht gebiet, dat zy den moort ten spiegel dien'.Ga naar voetnoot931
Melvin:
De Koningk David zelf heeft Saul wel ontzien.Ga naar voetnoot932
De Graven:
En Davids zoon ontzagh niet eens zijn' outsten broeder.
Melvin:
Die stack hem naer de kroon, door voorbe van de moeder.Ga naar voetnoot933-34
De Graven:
935[regelnummer]
En deze heeft zich lang aen 's anders kroon vertast.Ga naar voetnoot935
Melvin:
Onschuldigh wortze met haer schoonvaers schult belast.Ga naar voetnoot936
| |
[pagina 204]
| |
De Graven:
Zy heeft het me bestemt, dies wort het haer geweten.Ga naar voetnoot937
Melvin:
Die wonde is lang gezalft.
De Graven:
De nasmert niet vergeten.
Melvin:
Men zie hier stam en bloet en eigen maeghschap aen.Ga naar voetnoot939
De Graven:
940[regelnummer]
Hier gelt geen bloet, al zou die gansche stam vergaen.Ga naar voetnoot940
Melvin:
Zult ghy uw handen dan zoo woest aen 't gastrecht schenden?Ga naar voetnoot941
De Graven:
Aen een, die voester was van endelooze ellenden.Ga naar voetnoot942
Melvin:
Gevoedt door 't ongelijck, dus lang haer aengedaen.Ga naar voetnoot943
De Graven:
Men heeft gewapent trots naer 's Rijcks bederf gestaen.Ga naar voetnoot944
Melvin:
945[regelnummer]
Naer vryheit, om dees duif uit 's kerckers klaeu te slaecken.Ga naar voetnoot945
De Graven:
Zich meester van de staet en 't Koningkrijck te maecken.
Melvin:
Zoo jagen achterdocht en vrees haer eige schim.Ga naar voetnoot947
De Graven:
Men denckt zoo erregh niet, of 't valt noch ruim zoo slim.Ga naar voetnoot948
Melvin:
Een krijghsgevangen zelf verschoont men naer de wetten.Ga naar voetnoot949
De Graven:
950[regelnummer]
Gevangens, die zich niet door lantverraet besmetten.
Melvin:
Gevangens, die met kracht zich redden uyt dien noot.
De Graven:
Gevange Koningen zijn menighmael gedoot.
| |
[pagina 205]
| |
Melvin:
Men breng' geen voorbeelt by dan met gelijcke reden.
De Graven:
Aldus heeft Konradijn verdiende straf geleden.Ga naar voetnoot954
Melvin:
955[regelnummer]
Een onverdiende straf, van duizenden vervloeckt.Ga naar voetnoot955
De Graven:
Zijn misdaet blijckt te klaer, in dien menze onderzoeckt.
Melvin:
Hy dong in 't harrenas naer Karels kroon, en leven.Ga naar voetnoot957
De Graven:
Hoe kan 't Elizabeth Marie dan vergeven?
Melvin:
Die quam hier wapenloos en smeeckende in haer hof.
De Graven:
960[regelnummer]
En sedert hier gehooft, verliepze zich zoo grof.Ga naar voetnoot960
Melvin:
De Koning Konradyn versteurt de rust der Kercke.Ga naar voetnoot961
De Graven:
En deze niet zoo stil, dat ieder het niet mercke.Ga naar voetnoot962
Melvin:
Onschuldigh draeghtze al 't geen men aenschrijft op haer' naem.Ga naar voetnoot963
De Graven:
Zoo schendigh, datmen zich der blijcken billijck schaem'.Ga naar voetnoot964
Melvin:
965[regelnummer]
Ontslaetze, en al het Rijck met eenen van die zorgen.
De Graven:
Ontsla ons Rijck van zorgh.
Melvin:
verzekert het door borgen.Ga naar voetnoot966
De Graven:
Wat borgen hielden oit een Koningin in toom?
Melvin:
Verbint den zoon by eede, en Guize haren oom.
| |
[pagina 206]
| |
De Graven:
Geen borge kan den staet des Rijcks gerustheit geven.
Melvin:
970[regelnummer]
Haer leven streckt een schilt, en berght heur nabuurs leven.Ga naar voetnoot970
De Graven:
Noch beter door haer doot, die velle al 't oproer neêr.
Melvin:
Dat slaet dan licht zijn oogh op een' uitheemschen Heer.Ga naar voetnoot972
De Graven:
Op Spanje? die is wijt van 't Britsche strant gezeten.
Melvin:
Kan Vranckrijck zijn gekroonde en zuster wel vergeten?Ga naar voetnoot974
De Graven:
975[regelnummer]
Wy zijn de wraeck getroost, indienze ons oorloogh verght.Ga naar voetnoot975
Melvin:
Genade baerde oit gunst, daer straf den wrevel terght.Ga naar voetnoot976
De Graven:
Genade stijft, de straf verschrickt den lantverrader.Ga naar voetnoot977
Melvin:
Het maegschap grenst te na.
De Graven:
Het vaderlant noch nader.Ga naar voetnoot978
Melvin:
Bewaert uw Koningins kronijck voor zulck een vleck.Ga naar voetnoot979
De Graven:
980[regelnummer]
Indien rechtvaerdigh Recht tot schande of laster streck'.
Melvin:
Ziet toe, ghy zult het recht der volcken overtreden.
De Graven:
Geensins 't byzonder recht, het heil van volck en steden.Ga naar voetnoot982
Melvin:
't Vergaet hem zelden wel, die 't recht der volcken schent.
De Graven:
Wie recht doet naer den eisch, ontziet geen dreigement.
| |
[pagina 207]
| |
Melvin:
985[regelnummer]
't Natuurrecht lijt dit niet, en spreeckt het vonnis tegen.Ga naar voetnoot985
De Graven:
Dat lijt geen zusterslagh, noch houdt die kromme wegen.Ga naar voetnoot986
Melvin:
Men kan de vangenis verzwaren tegens list.Ga naar voetnoot987
De Graven:
Zoo doet men, met een zerck te rollen op de kist.
Melvin:
Het gansche Kristenrijck zal 't vonnis overwegen.Ga naar voetnoot989
De Graven:
990[regelnummer]
Wy overwoegent eerst: nu staet ons Recht te plegen.Ga naar voetnoot990
Melvin:
Te vellen zulck een hooft met een verwate bijl?Ga naar voetnoot991
De Graven:
De rechtbijl houw' slechts toe: 't is Engelanders stijl.Ga naar voetnoot992
Melvin:
Een Engelsch oir gedoemt van Engelsche onderzaten?Ga naar voetnoot993
De Graven:
Van 't volle Parlement, en driederhande staten.Ga naar voetnoot994
Melvin:
995[regelnummer]
O Hendericken, voelt ghy dit niet in uw graf!
De Graven:
Zy voelen dat 'er heersche een nazaet van hun' staf.Ga naar voetnoot996
Melvin:
Besprengkelt met dit bloet uit hunnen stam gesproten?
De Graven:
Geen bloet uit dartelheit, maer hooge noot vergoten.Ga naar voetnoot998
Melvin:
Gevolght van naberouw en tranen, doch te spa.
De Graven:
1000[regelnummer]
Van juichen en triomf en blijschap, zonder ga.Ga naar voetnoot1000
| |
[pagina 208]
| |
Melvin:
Triomfen op het lijck van zulck een hooghgeboren?
De Graven:
Noch liever haer dan Vrouw Elizabeth verloren.
Melvin:
Noch liever geen van beide, en bloet met bloet vereent.
De Graven:
Zoo paey men bloet met bloet.Ga naar voetnoot1004
Melvin:
Daer gansch Europe om weent?
De Graven:
1005[regelnummer]
Een korte wijl, tot dat het lichaem leit begraven.
Melvin:
Een Koningin, van Godt verrijckt met zoo veel gaven?
De Graven:
Met gaven, lang misbruickt, ten val van menigh Heer.Ga naar voetnoot1007
Melvin:
Bekommert met haer kruis en leven staet en eer.Ga naar voetnoot1008
De Graven:
Wat is 'er bloets gestort, om haer in staet te houden!Ga naar voetnoot1009
Melvin:
1010[regelnummer]
Dat treffe op 't hooft van hun, die haer die moeiten brouwden.Ga naar voetnoot1010
De Graven:
De rust van Engelant en Schotlant hangt aen haer.
Melvin:
Die t'elkens vrede zocht en kocht, op heur gevaer?Ga naar voetnoot1012
De Graven:
Die noit zich naer des tijts gelegenheit wou vlyen.Ga naar voetnoot1013
Melvin:
Gewilligh, en zoo veel haer errefrecht kon lyen.
De Graven:
1015[regelnummer]
Wie 't heerschen luste, leer' zich zelf te buiten gaen.Ga naar voetnoot1015
Melvin:
Zoo verre dit met haer geweten kan bestaen.Ga naar voetnoot1016
| |
[pagina 209]
| |
De Graven:
Zoo verre zullen wy haer misdaet oock verschoonen.
Melvin:
Ghy zult dien grooten zoon in zijne moeder hoonen.
Hoe wil die jonge Vorst, hoe wil dat ziedend bloetGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Opbobbelen van toorne, en met verbolgen moetGa naar voetnoot1020
Te paerde in 't harrenas met zijn gehoonde Schotten,
Gesterckt van over zee, op dit barbarisch knotten
Des overouden stams van zulck een brave spruit,Ga naar voetnoot1022-23
Het moederslaghtigh volck bestoken, niet om buit,Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Of roof en snoot gewin, maer door het eerlijck vechtenGa naar voetnoot1025
Zijn moeders ongelijck met bus en degen rechten.Ga naar voetnoot1026
Geen kans stont oit zoo schoon of 't keerde op 't ongezienst.Ga naar voetnoot1027
Ick bid verschoon Mevrouw, uw eige kroon ten dienst.Ga naar voetnoot1028
De Graven:
Dat staet geensins aen ons, aen last en tijt gebonden.Ga naar voetnoot1029
Melvin:
1030[regelnummer]
Door uitstel wort het Recht, zoo 't Recht zy, niet geschonden.
De Graven:
Wy kunnen niet een uur verlengen haren tijt.
Melvin:
Men schelt haer niet den hals, maer luttel dagen quijt.Ga naar voetnoot1032
De Graven:
Wat nut kan uitstel haer, die lang gedoemt zat, geven?
Melvin:
'k Verzeker u, men pleit tot berging van haer leven.Ga naar voetnoot1034
De Graven:
1035[regelnummer]
't Is al vergeefs gezweet, geronnen, en gepleit.Ga naar voetnoot1035
Dit schrift is d'eige hant van hare Majesteit.
Melvin:
De wraecklust heeft misschien de pen dit afgedrongen.Ga naar voetnoot1037
De Graven:
Monarchen tekenen door niemants maght gedwongen.
Melvin:
Zy kan veranderen van opzet en beraet.Ga naar voetnoot1039
| |
[pagina 210]
| |
De Graven:
1040[regelnummer]
En trof 'er midlerwijl een onheil onzen staet?Ga naar voetnoot1040
Melvin:
Men komt noch tijts genoeg om zulk een bloet te storten.Ga naar voetnoot1041
De Graven:
Wy willen onzen last verlengen noch verkorten.
Melvin:
Hy eert den zoon op 't hooghst, wie zijne moeder eert.
De Graven:
Den zoon, die t'Edenburgh, te Londen niet regeert?Ga naar voetnoot1044
Melvin:
1045[regelnummer]
Hy moet Elizabeth door 't Recht der kroone volgen.Ga naar voetnoot1045
De Graven:
Die hope paeit zijn wraeck, hoe grimmigh, hoe verbolgen.Ga naar voetnoot1046
Melvin:
Een Vorst ontveinst zijn leedt, en wreeckt dan d'euveldaet
Der ouderen in 't eindt met woecker aen hun zaet.Ga naar voetnoot1048
De Graven:
Rechtschapen Engelschman liet noit zich zoo verbluffen,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Dat hy in zijnen plicht, hem opgeleit, zou suffenGa naar voetnoot1050
Om jemants dreigement. Wie Stuarden ontziet,
Verdient geen eere, daer Elizabeth gebiet.
Melvin:
Men leest van Rechters, die gevangens 't lijf verschoonden,Ga naar voetnoot1053
Het welck de meesters hun, gelijck een weldaet, loonden;
1055[regelnummer]
Dewijl het vonnis lagh uit hevigheit gevelt.Ga naar voetnoot1055
De Graven:
Dit is met rijpen raet te langkzaem ingestelt,
Om nu zoo reuckeloos en schichtigh in te trecken,Ga naar voetnoot1057
Dat onder 't morrend volck slechts oproer zou verwecken;
Dewijl 't verkondight wert by stekende trompet.Ga naar voetnoot1059
Melvin:
1060[regelnummer]
d'Oploopende gemeent wort lichtlijck neergezet,Ga naar voetnoot1060
Indien de predickstoel zich wacht dien haet te voeden.
| |
[pagina 211]
| |
De Graven:
Het is der herdren ampt hun kudden zoo te hoeden.Ga naar voetnoot1062
Melvin:
Zy hebben naer dit bloet nu menigh jaer gedorst.
De Graven:
Uit yver tot de Kerck gesproken uit de borst.Ga naar voetnoot1064
Melvin:
1065[regelnummer]
Hoe yverde Mevrouw om d'eendraght van Britanje!
De Graven:
Om 't eilant onderdaen te leveren aen Spanje.Ga naar voetnoot1066
Melvin:
Noit quetste ick, zeitze, 't Recht van Engelschman of Schot:
't Geweten wroeght my niet: 'k beroep my zelf op Godt,Ga naar voetnoot1068
Die weet hoe vreedzaem ick de tweedraght zocht te schuwen;
1070[regelnummer]
Hoe ick mijn Zuster kende, oock zellef in 't herhuwen,Ga naar voetnoot1070
Veel lager dan mijn staet; na dat men 't huwelijck
Met Zweden, met de kroon van Spanje en OostenrijckGa naar voetnoot1072
Erghlistigh had gestuit. Hoe heeft men my gedolvenGa naar voetnoot1073
In eenen poel van bloet, gedompelt in de golven
1075[regelnummer]
Van wederspannigheit en laster en verdriet!
Hoe heeft men my gelockt, getroont in dit gebiet,Ga naar voetnoot1076
Met zulck een' schoonen schijn van trouweloos beloven!
En van haer' staet ontzet, van vrydom gaen beroven
Een vrouw, ter heerschappy geschapen al te fier,Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Gedwongen ter gena van schiltwacht en cippier,Ga naar voetnoot1080
En reis op reis gesleurt van d'eene op d'andre sloten.
Hoe zuiver schouwden my de besten, en de Grooten,Ga naar voetnoot1082
Gestelt tot onderzoeck, oock zelf in Norfolcks zaeck!Ga naar voetnoot1083
Hoe stont ick oit mijn woort, en noit naer wederwraeck!Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
En entlijck, nu men hier dit lichaem, aen de keten
Van twintigh jaren wrocks en kerckers, ziet gesleten,Ga naar voetnoot1086
Verwijst men 't hooft ter bijle, op een gesmede wet.Ga naar voetnoot1087
| |
[pagina 212]
| |
Indien Marie dus haer nicht Elizabeth,Ga naar voetnoot1088
(Wiens stoel de hemel noch op Stuarts wensch wil zegenen)Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Met reden en bescheit in 't aenschijn moght bejegenen;Ga naar voetnoot1090
Hoe waer het mogelijck, dat zy zou treden totGa naar voetnoot1091
Dit schouwspel, en dit hooft zien gapen op 't schavot?
Ghy Heeren, kan het zijn, verstreckt nu middelaren,
En eigent u dien roem van 't oir des Rijcks te sparen,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Ten minste naer uw maght: voor zulck een weldaet zy
En blijf de Hooghste uw loon. Helaes! vergeeft het my,
Indien ick wat te brusk een weduwe verweere,Ga naar voetnoot1097
Gedreight met zulck een' val, dien d'allerhooghste keere.Ga naar voetnoot1098
De Graven:
Vertreck terstont van hier, en breeck dees woorden af.
1100[regelnummer]
Dit is maer tijt verquist: geen voorspraeck schut dees straf.Ga naar voetnoot1100
BURGON. MELVIN.
Burgon:
Ghy hebt u zelven dan voor 't uiterste gequeten?Ga naar voetnoot1101
Melvin:
Gequeten, en vergeefs wat moeite en tijt versleten.
Burgon:
Zy luisterden ten minste een weinigh naer uw beê?
Melvin:
Gelijck een harde rots naer 't ruischen van de zee.
Burgon:
1105[regelnummer]
Wat raet dan om dit hooft die blinde bijl t'ontrucken?
Melvin:
Geen raet, geen hoop altoos: Mevrouw zal moeten bucken.Ga naar voetnoot1106
Burgon:
Men draeght dan Koningsbloet nu langer geen ontzagh?
Melvin:
Noch min dan ander bloet, en van gemeenen slagh.Ga naar voetnoot1108
Burgon:
Zoo reuckeloos 't geheim des Koningsdoms ontdecken?Ga naar voetnoot1109
| |
[pagina 213]
| |
Burgon:
1110[regelnummer]
Men ziet op geen gevolgh, hoe breet men dit kan recken.Ga naar voetnoot1110
Burgon:
De nazaet zal dit stuck vervloecken als een pest.Ga naar voetnoot1111
Melvin:
Men dient zich nu hier van: de nazaet vloeck' zijn best.Ga naar voetnoot1112
Burgon:
Rechtschapen voorzaet plagh op 's nazaets heil te letten,
Melvin:
Men zoeckt, om 's nazaets heil, den godtsdienst vast te setten.Ga naar voetnoot1114
Burgon:
1115[regelnummer]
In 't moederlijcke bloet, het terghsel van de wraeck?Ga naar voetnoot1115
Melvin:
Beneem veraerden Schot en Engelsman dien smaeck.Ga naar voetnoot1116
Burgon:
Ja wel veraert van deught, en woester dan Barbaren.
Melvin:
Zy hopen door dit bloet zal 't onweêr stracks bedaren.Ga naar voetnoot1118
Burgon:
Zoo worpt men 't oir des Rijcks dien afgront in den mont?Ga naar voetnoot1119
Melvin:
1120[regelnummer]
Uit vreeze dat de Staet niet strande, en ga te gront.
Burgon:
En wat verzekert hen na Stuarts doot voor stranden?
Melvin:
't Verpletten van dit hooft der Roomscheit onzer landen.Ga naar voetnoot1122
Burgon:
Na 's moeders doot versterft dit Recht op haren zoon.
Melvin:
Met zuiver zogh gevoet, en beter zogh gewoon.Ga naar voetnoot1124
Burgon:
1125[regelnummer]
Maer bijster ongewoon te zwelgen zulck een' beker.Ga naar voetnoot1125
| |
[pagina 214]
| |
Melvin:
Hy kieze, uit hope op 't erf, het zeker voor 't onzeker.Ga naar voetnoot1126
Burgon:
En koos hy 't hachelycke, en zong zijn moeders zangk?Ga naar voetnoot1127
Melvin:
Zoo gingen zy met hem zijn moeders eigen gangk.Ga naar voetnoot1128
Burgon:
Hy breidele by tijts de Puriteinsche listen.
Melvin:
1130[regelnummer]
Dat volck stelt eere in trots met Koningen te twisten.Ga naar voetnoot1130
Burgon:
De scepter is te slecht met dit gebroet bewaert.Ga naar voetnoot1131
Melvin:
De Koning zwaei' den staf: zy loeren op zijn zwaert.Ga naar voetnoot1132
Burgon:
De staf heeft sonder 't zwaert geen kracht, noch iet te zeggen.Ga naar voetnoot1133
Melvin:
En hierom zoecken zy hun Heeren 't zwaert t'ontleggen.Ga naar voetnoot1134
Burgon:
1135[regelnummer]
Wat is een Heer, berooft van 't opperste gezagh?
Melvin:
Een slaef des Puriteins, verrijckt door dit bejagh.Ga naar voetnoot1136
Burgon:
Zoo drijft de heerschappy op 's volcks geschrey en vuisten.Ga naar voetnoot1137
Melvin:
Dat warenze, die stout den grootsten Koning kruisten.Ga naar voetnoot1138
Burgon:
Nu kruissenze Mevrouw, en schreeuwen hemelhoogh.
Melvin:
1140[regelnummer]
Haer Katholijckheit schijnt te sterck in ieders oogh.
| |
[pagina 215]
| |
Burgon:
Zy schijne vry, en kroone in 't eint haer heiligh leven.Ga naar voetnoot1141
Melvin:
Men pooght haer doot een verf van zustermoort te geven.Ga naar voetnoot1142
Burgon:
En tusschen moordenaers hing Kristus aen het hout.Ga naar voetnoot1143
Melvin:
Haer leste dagh komt op: ick schrick: mijn hart wort kout.Ga naar voetnoot1144
Burgon:
1145[regelnummer]
O schantvleck, van geen tijt noch eeuwen uit te wissen!Ga naar voetnoot1145
Wat sal de kroon hier door aen glans en luister missen?
Ick zie Britanje noch in 't uiterste gevaer;Ga naar voetnoot1147-vlg.:
De stale vuist des Schots verwart in 't Engelsch hair;Ga naar voetnoot1148
De rechtbijl scherp gewet op 's Konings Stedehouders,
1150[regelnummer]
En 's Kantelbergers hals; het graeuw op zyne schoudersGa naar voetnoot1149-50
Des Ouderlings gezagh verheffen op de straet;Ga naar voetnoot1151
En Londen hoofdeloos verscheuren zijn gewaet.Ga naar voetnoot1152
O schantvleck, van geen tijt noch eeuwen uit te vagen!
Melvin:
Met wat gelaet zal ik den zoon de tijding dragen?Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Hoe durf ick zijnen troon genaecken met dees maer?
My jammert zulck een spruit van vierentwintigh jaer.
Wat reden zet hem neêr? wie zal die bloetwel stoppen?Ga naar voetnoot1157
Hoe kan die helt zijn leet verteeren of verkroppen?
My dunckt ick zie, hoe hy ontzint zijn purper scheurt,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
De Kroon ter aerde smijt, en raest, en quijnt, en treurt,
En vloeckt Elizabeth, en Engelschen, en Schotten;
Terwijl het schuim des volcks, deze uitgepuurde rottenGa naar voetnoot1162
Vast lachen in hun vuist, op kruiswegh en op straet;Ga naar voetnoot1163
Als of men eere trock uit zoo een euveldaet,
1165[regelnummer]
Waer over duizenden van vromen zich bedroeven.
Maer gaenwe: 't is geen tijt hier langer te vertoeven.
| |
[pagina 216]
| |
Zangk:
Geluckigh Engelant,
Bekende ghy 't gheluck,Ga naar voetnoot1168
U toegeleit van boven,Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Die trots de zeekroon spant,Ga naar voetnoot1170
En hebt het uitheemsch juck
Der slaverny geschoven
Van uwen blancken neck;
't Zy Cezar, 't zy de NoorGa naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
U eischte vee en vruchten;
Ghy sluit noch koy, noch heck,Ga naar voetnoot1176
Uit angst voor wolvespoor,
Noch hoeft geen slang te duchten;
Uw heiningh geeft een geur
1180[regelnummer]
Van roosmarijn; geen klip
Verbiet uw strant te naecken;
Geen bancken schieten veurGa naar voetnoot1182
Uw havens; dies geen schip
Zijn vaert behoeft te staecken.
1185[regelnummer]
O Eilant, waert benijt,
Ghy weet niet wat ghy zijt.
Tegenzangk:
Ellendigh Engelant,Ga naar voetnoot1187
Misbruickt ghy zoo 't geluck
U toegeleit van boven?
1190[regelnummer]
Dat ghy de bloetkroon spant,Ga naar voetnoot1190
En hebt dat schendigh juckGa naar voetnoot1191
Op Stuarts hals geschoven;
Ja durft, zoo wreet en valsch,
Noch woester dan de Noor,
1195[regelnummer]
Die bijlen schaert op dennen,Ga naar voetnoot1195
Doorhouwen zulck een' hals.
Helaes! wie schiet 'er voor?Ga naar voetnoot1197
Nu moet ghy zelf bekennen
Dat hier oock slangen zijn,
| |
[pagina 217]
| |
1200[regelnummer]
En wolven, wreet van tant,
Daer d'Eilandin gezeten,Ga naar voetnoot1201
Betovert met venijn
Geen lichaem, maer 't verstant,
En leit het aen de keten
1205[regelnummer]
Van staet, gelijck een dier,
Och och! wie troonde ons hier?
Toezangk:
O alleropperste Behoeder,
O allerzegenrijckste Moeder,Ga naar voetnoot1208
Wy gaen ons lieve moeder quijt:Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Wat staet de Weezen dan te hopen?
Wat haven houdt zijn' boezem open,
Om ons te bergen, daer de tijt
Het rouwkleet, niet den rouw verslijt?
|
|