De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 180]
| |
Het tweede bedryf.
MARIE. REY.
Marie:
285[regelnummer]
Aertsbisschop Hamilton, hoe dick, hoe menighwerfGa naar voetnootvs. 285
Beroude 't my, dat ick (noch op mijn Vaders erf,Ga naar voetnoot286
Gelijck een simple duif ontslipt, en onbenepen
Van 's oproers klaeuw, en reede om over zee te schepen)Ga naar voetnoot288
Niet hoorde uw gryze les, uw' Vaderlijcken raet;Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
En schuwende den muil van ingekropten haet,
Het aenzette op de Vlaemsche of Fransche Koningskusten;Ga naar voetnoot291
Daer ick, schier afgesolt, moght zacht en veiligh rusten,Ga naar voetnoot292
In dien gerusten schoot; daer mijn gemael Francois,Ga naar voetnoot293
Mijn eerste bruidegom, die telge van Valois,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Zoo lieflijck slaept en rust by 't Vaderlijck gebeente,
Beklaeght van my, zijn weeuw, en alle zijn gemeente.Ga naar voetnoot296
O had my toen 't verstant niet averechts gestaen,
Tot straffe van het gene ick geensins heb misdaen
Mijn lieve bloetvriendin, maer zelf den Heer van allen;Ga naar voetnoot298-99
300[regelnummer]
Ick waer aen deze kust noit blindeling vervallen,
Tot schipbreuck van mijn' staet gezontheit goet en bloet;Ga naar voetnoot301
Een dwaesheit, die ick hier zoo dier bezuren moet;
Daer alles zackt, om zich tot mijn bederf te neigen,Ga naar voetnoot303
En Zusters byl begint alle oogenblick te dreigenGa naar voetnoot304
305[regelnummer]
Mijn' afgematten hals, gesleten onder 't juck
Des kerckers, zonder endt, en nimmer zonder druck:
Doch ick verdiende aen Godt, helaes! noch harder slagen:
Hy stercke my, om 't kruis geduldiger te dragen.
Rey:
Mevrouw, ick bidde u, breeck dit treurigh steenen af:
310[regelnummer]
Ghy steent u weder kranck, en voor den tijt in 't graf.
Ghy storte korts van rouw en hartewee te bedde,Ga naar voetnoot311
En elck met u begaen, eer d'artseny u redde,
Niet zonder hulp en gunst van 's hemels medecijn,Ga naar voetnoot313
| |
[pagina 181]
| |
Was kranck, terwijl ghy laeght in dien bedroefden schijn,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Op d'oevers van de doot. Wat denckt ghy aen 't voorleden!
'T zy weelde, 't zy verdriet, dat is voorby gegleden:
Het tegenwoordigh geeft ons zwarigheits genoegh:
Wy zetten 't grijze hair en rimpels noch te vroegh.Ga naar voetnoot318
Marie:
Hoe kan ick aen dien dagh gedencken zonder weenen,
320[regelnummer]
Die my te scheep zagh gaen, aen 't water te Dundrenen?Ga naar voetnoot320
Toen Hamilton zich voor mijn voeten nederboogh,
Zijn beide handen vouwde, en met de traen in 't oogh,
My toonde baeck op baeck in ons historiboecken,Ga naar voetnoot323
Afradende de kust der Engelschen te zoecken;
325[regelnummer]
Daer grootvaêr Jakob, d'eerste, eilaes! zoo deerlijck voer;Ga naar voetnoot325
Malkolm, der Schotten Vorst, en Willemheer, zijn broêr,Ga naar voetnoot326
Van Henrick bleef geprest in dienst op Fransche toghten;
Daer oock 't Albaensche hooft en anderen bezochtenGa naar voetnoot328
Hun wreetheit en verraet; een eigenschap, die dit
330[regelnummer]
Geslacht tot in het been en mergh gekropen zit.Ga naar voetnoot329-30
d'Aertsbisschop ruste niet van bidden en bezweeren,
Toen hy den zeeman 't schip aen 't water zagh ontmeerenGa naar voetnoot332
Hy woude onschuldigh zijn, en eischte schrift en bladt,
Tot tuigen hoe hy zich aen my gequeten hadt.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
O Vader! 'k houde u vry, en soo veel trouwe vrienden:Ga naar voetnoot335
Mijn schulden hadden schult, die zulck een straf verdienden.
Men waerschuwt al vergeefs: wien Godt zijn hoede ontzeit,Ga naar voetnoot337
Bemerckt den valstrick niet, die voor zijn voeten leit:
Men wort door rampen wijs, en ondervint te spade,
340[regelnummer]
Hoe los men henedrijve op 's nagebuurs genade.Ga naar voetnoot340
Rey:
Ghy meet een anders hart naer 't uwe, nimmer valsch,
En voelde eerst met den slagh dien slagh op uwen hals.
De scepters gaen te traegh met billijckheit te rade:Ga naar voetnoot343
Zy achten deucht en eere, indienze koom' te stade.Ga naar voetnoot344
| |
[pagina 182]
| |
345[regelnummer]
Het wrocken tusschen Schot en Engelander staet
Van weerzijde op veel bloets en oorlooghs, zonder maet.Ga naar voetnoot345-46
Mevrouw, als op een rots geketent tusschen beide,
Verstreckt hun borreghtoght, tot dat de tijt dit scheide.Ga naar voetnoot348
Marie:
Wy staken af in zee, en zagen vast de schaer,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Die op den oever kermde, en badt met groot misbaer,
Beschreien deze vlught, te treurigh en verlaten,Ga naar voetnoot351
En voor haer' boezem slaen. Zoo hoort men lammers blaten,
Wanneer de herderin, geperst van watersnoot,
Of strooper, zonder naem, oock door haer eigen dootGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
Geen kudde bergen kan; terwijl hy aen komt streven,Ga naar voetnoot355
En hongerigh naer buit, te woest en overgevenGa naar voetnoot356
Den herder jaeght voorheen, die deerlijck ommekijckt,Ga naar voetnoot357
Bekommert met zijn koy, die op den zeekant wijckt.Ga naar voetnoot358
Aldus belandden wy te Wirkinton in 't ende,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
En wisselden van gront, maer geensins van ellende.
Ick zende aen zuster 't hart, haer diamanten pant,Ga naar voetnoot361
Maer och! haer eigen hart verkeert in diamant,
Vermorwt door be noch klaght. Zy houdtme zitten quijnen;Ga naar voetnoot363
Zy boeitme in eenzaemheit en duistere woestijnen,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Vervoert van slot op slot. Zy geeft party geloof,Ga naar voetnoot365
En och! voor my alleen zijn ieders ooren doof.
Rey:
Zoo vlught de nachtegael het vogelvangers garen,
En valt in 's arents klaeuw, op vrybuit lang ervaren.Ga naar voetnoot368
Zoo schuwt het weerloos lam den wreeden wollefstant,
370[regelnummer]
En wort van een leeuwin of luipert aengerant.
De roozen gloejen schoon, maer wacht u voor haer doren.Ga naar voetnoot371
Het roozebladt bedeckt een adder bits van toren.Ga naar voetnoot372
Het diamanten hart, u toegezonden, spelt
Te vore hoe haer hart van binnen is gestelt:
375[regelnummer]
Noch kan het bockenbloet op diamantsteen winnen,Ga naar voetnoot375
| |
[pagina 183]
| |
Maer Koninginnebloet verzacht geen Koninginnen.
Marie:
Mijn broeder speelt terwijl den Koningk op mijn' troon,Ga naar voetnoot377
Misbruickt d'onmondigheit en kintsheit van mijn' zoon,
Een onderdruckte wees, van 's moeders raet verstooten.
380[regelnummer]
Hy plondert en verwoest kasteelen, huizen, sloten,
En laeuw, maer niet verzaet van 't Koningklijcke bloet,Ga naar voetnoot381
Vint smaeck en slaet zijn' klaeuw in 't onverbeurde goet,
Ziet Godt noch menschen aen, om 't ketterdom te stercken,Ga naar voetnoot383
Te stichten op het puin van kloosteren en kercken,
385[regelnummer]
Berooft van tiende en schat en offer en altaer,
En geestelijcken staet, gedoken in gevaer.Ga naar voetnoot386
Soo veel baldadigheits geleên, by t'zamenrotten
Der wederspannigen, verdriet mijn vroomste Schotten,
Die duizenden in 't velt het harnas schieten aen,
390[regelnummer]
Getroost het Recht van Godt en Koningk voor te staen.
Ick laetme niet te min op toezegh noch gezeggen,Ga naar voetnoot391
En hopende op verdragh, de wapens nederleggen.Ga naar voetnoot392
Mijn klaght en onschult wort in 't Parlement gehoort,Ga naar voetnoot393
Ick vry gekent: Maer och! men houtme trouw noch woort:Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Geen voorslagh baet: ick vindt my reis op reis bedrogen:
Wat zich beweeght of niet, mijn ramp staet onbewogen.
KENEDE. MARIE.
Kenede:
Geluck, Mevrouw, geluck en zegen sla hier toe.Ga naar voetnoot397
Marie:
Getrouwe Kamenier, wat wil dit zeggen? hoe?
Kenede:
Nu wensch uw Kenede dat haer geluck bejegen'.Ga naar voetnoot399
Marie:
400[regelnummer]
Dat quam in twintigh jaer uw Koningin noit tegen.
Kenede:
Ick zie ons morgen vroegh ter goeder tijdt verlost.Ga naar voetnoot401
Marie:
Ghy stuurt, naer uw gewoonte, uw hoop vooruit te post.Ga naar voetnoot402
| |
[pagina 184]
| |
Kenede:
Ick hoop u morgen vroegh, als eertijts, na te springen.Ga naar voetnoot403
Marie:
Gelijck te Lochlevijn? belachelijcke dingen.Ga naar voetnoot404
Kenede:
405[regelnummer]
Waerom belachelijck? 't is errenst, en geen spel.
Marie:
Hier leit geen Douglas t'huis, geen jonge Daniël.Ga naar voetnoot406
Kenede:
En of mijn aenslagh eens in 't endt met Godt geluckte?Ga naar voetnoot407
Marie:
Uw brein verziert wat nieuws: zoo troost men de bedruckte.Ga naar voetnoot408
Kenede:
Mevrouw ontslipte toen in mannelijck gewaet.
Marie:
410[regelnummer]
Vergeefs. Nu rep my niet van oproer of verraet.Ga naar voetnoot410
Kenede:
Het geen natuur ons raet: ons staet een kans te waegen.Ga naar voetnoot411
Marie:
Dat waegen stont voorhene op bloet en nederlagen.Ga naar voetnoot412
Kenede:
Men heeft, hoe dick en sterck dit slot oock schijn' bemuurt,
Van langer hant een hol van onder uitgeschuurt,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Waer door men aen de graft gemackelijck kan kruipen,
En langs een biesbrugh stil by donckre maene ontsluipen,Ga naar voetnoot416
Daer een gezadelt paert u, zonder lantgerucht,Ga naar voetnoot417
In luttele uren tijdts, zal bergen met der vlucht,Ga naar voetnoot418
En voeren strandewaert, bestuwt met brave Ridderen,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Om in een visschers pinck....
Marie:
Och! zwijg: mijn leden sidderen.
Wat heeft het edel huis van Hawart niet geleên!Ga naar voetnoot421
| |
[pagina 185]
| |
Wat heeft het niet bezuurt! hoe is het plat getreên!Ga naar voetnoot422
Mijn vrydom kan, hoe kloeck een aenslagh zy begrepen,Ga naar voetnoot423
Niet anders dan 't bederf van velen met zich slepen.Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
'k Onslipte Lochlevijn geluckighlijck, en won
Het velt met zulck een hoop van haest te DombretonGa naar voetnoot426
De klaeuwen van Mouray en zijn griffoens te schuwen:Ga naar voetnoot427
Maer zoo veel Heeren als hun Koningin bestuwenGa naar voetnoot428
Vervielen jammerlijck te Langsid in zijn laegh;Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Een jammer daer ick noch in 't harte rouw om draegh:
Men waeghde een schoone kans, van weerzijde afgeronnen,Ga naar voetnoot431
Wat wert 'er bloets gestort! Getrouwe Hamiltonnen,Ga naar voetnoot432
Dat Godt uw trouw bekroone in 't eeuwighduurzaem Rijck.
O Koningklijck geslacht! ghy hoopte lijck op lijck
435[regelnummer]
Wel sestigh in getal. Wie ons had aengehangen
Geraeckte hier ten val, verslagen of gevangen,
En ick, verlost van 't Schotsche, in 't Engelsche gewelt.Ga naar voetnoot437
Kenede:
Daer klopt Burgon: hy brengt u kruiden uit het velt.
BURGON. MARIE. KENEDE.
Burgon:
Of kruiden, of wat nieuws, gezonder dan mijn kruiden.
Marie:
440[regelnummer]
Wat brengt ghy nieuws, Burgon? dit moet wat vreemts beduiden.
Burgon:
Ick hoop wat goets, Mevrouw, en beter dan ghy waent.
Marie:
Zegh op, ghy hebt alree genoegh den wegh gebaent.
Ontveins my niet 't geen streck' tot korting van mijn lijden.Ga naar voetnoot443
Behaegh het Godt, hy geve ons moedigh door te strijden.
Burgon:
445[regelnummer]
Wy lazen hier en daer het heilzaem kruit by een,
Wanneer een Ridder quam van Petersburgh gereên,Ga naar voetnoot446
| |
[pagina 186]
| |
Gevolleght in 't verschiet van paerden en karrossen.
Kenede:
Ter goeder ure: ick hoop zy komen u verlossen.Ga naar voetnoot448
Burgon:
Ick spreeck hem aan, en vraegh naer tijding uit het hof.
450[regelnummer]
Hy kende my, en sprack: mijn Heer, nu hebt ghy stof
Om uitkomst van verdriet voor uw Princes te hopen:
Misleit de roep my niet, ick zie den Kercker open.Ga naar voetnoot452
Zoo dra het vonnis was door Londen getrompet,
Heeft ieder, die haer droegh, dien zwaren slagh belet.Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Men dreight Elizabeth met wraeck aen alle kanten:
Men houdt door brieven aen, vertoogen en Gezanten,Ga naar voetnoot456
En al wat achterdocht en omzicht baert en zorgh.Ga naar voetnoot457
Hier dreight en smeeckt Parijs, daer 't hooft van Edenborgh,
Haer zoon, Bourbon, en d'ooms, zoo Lotheringe als Guisen,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
En al wie by haer bloet aen Majesteit verliezen.Ga naar voetnoot460
Bellievre boven al verbloemt vrouw Stuarts schult,Ga naar voetnoot461
En stuit ons Koningin, gedwongen met gedultGa naar voetnoot462
Ter liefde van Valois het Recht zoo lang te schorten,Ga naar voetnoot463
Oock met gevaer van Kroon en leven te verkorten.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Het Keizerlijcke hof, gansch Duitschlant, ja Euroop
Gaen zwanger van dit pleit. De Roomschen scheppen hoopGa naar voetnoot466
Dat onze Koningin uw Koningin zal sparen.
Ick hoop dit onweêr zal ten leste nu bedaren.
Het Rijck is vol geruchts, dat alle dagen wast.
470[regelnummer]
Dees Heeren komen nu ontvouwen hunnen last.
Verquick uw Koningin het hart met deze maeren.
Marie:
De zee leit op haer luim, om met noch feller barenGa naar voetnoot472
't In slaep gewieghde roer te wecken met een' slagh,
Daer 't reddelooze schip niet langer tegen magh.Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Betrouw een zeegedroght: betrouw uw lijf de windenGa naar voetnoot475
En wateren des volcks, genegen tot verslinden.
| |
[pagina 187]
| |
Men peilt geen gront van 't hof: zijn afgront leit te diep.Ga naar voetnoot477
Kenede:
't Is noch geen hallef jaer dat zy haer woort herriep,Ga naar voetnoot478
En onder 't lezen zelf den mont des Rechters snoerde,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Eer Amias door last u op dit huis vervoerde:Ga naar voetnoot480
Ja menigh jaer geleên verwees u 't Parlement,Ga naar voetnoot481
Doch zonder nadruck: al dat dreigen quam in 't endtGa naar voetnoot482
Op dezen kercker uit: dit zijn de zelve vlagen.Ga naar voetnoot483
Marie:
Het gae zoo 't Godt belief: zijn wil zy mijn behagen.
485[regelnummer]
Daer kloppenze: my dunckt dat ick de Graven hoor.Ga naar voetnoot485
Burgon, doe op: vertreck: de Heeren zijn daer voor.Ga naar voetnoot486
DE GRAVEN. MARIE.
De Graven:
Mevrouw, vergeef het ons, zoo wy uw' geest beroeren,Ga naar voetnoot487
En komen met den last van 't vonnis uit te voeren,
Door wil der Koninginne en 't volle Parlement
490[regelnummer]
Gestreken tegens u; op dat men eens in 't endt,Ga naar voetnoot490
Bykans aen lager wal, tot schipbreuck toe, gedreven,
Den staet des Rijcks zijn rust, de Koningin haer leven
Verzekere, eer de storm van zoo veel ongevals
Door reuckeloos verzuim hun t'effens op den halsGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Koom' storten, en met een den Godtsdienst te verpletten,
Waer aen ons Godt verbint, geweten, eedt en wetten:
Getroost dan morgen vroegh u zelve hier bereit
Te buigen onder 't Recht, u wettigh opgeleit;
En wijt ons niet, dat wy 't gevelde vonnis uiten,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Als dienaers van 't Gerecht, door gunst noch haet te stuiten.
Marie:
Zoo lagh het niet by my, dat uwe Koningin,Ga naar voetnoot501
Mijn zuster, die ick meer dan zusterlijck bemin,
Mijn doot bezeeglen zou, en dus dien twist beslechten;
Dewijl ick geensins ben gehouden aen uw Rechten:Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Edoch behaeght het haer te zoenen dit geschil
Met storten van mijn bloet; ick stem in haren wil,Ga naar voetnoot506
| |
[pagina 188]
| |
En ga die schoone doot gemoeten met verlangen:Ga naar voetnoot507
Oock is de ziel niet waert om hoogh de kroon t'ontfangen,
Indien hier 't lichaem schroom' voor d'opgeheve bijl,
510[regelnummer]
En schrick' voor eenen slagh. Ick heb my al een wijl
Bereit, en wissel bly den kercker van dit leven,Ga naar voetnoot511
Om mijnen bruidegom en Heer de hant te geven,Ga naar voetnoot512
In 't onbenevelt licht, daer haet noch afgunst bast;
Daer Godt de tranen zelf van oogh en aenschijn wascht.Ga naar voetnoot514
De Graven:
515[regelnummer]
Verschoont ons Koningin, en reinigh uw geweten
Van 't lasterlijck vergrijp en bloedige vermeten,Ga naar voetnoot516
Te kenbaer aen het volck, dat haer om d'ooren loopt.Ga naar voetnoot517
Men heeft verradery en list op list gehoopt,
Gedongen naer ons kroon, en Roomschen, die u noemen
520[regelnummer]
Hun rechte Koningin, baldadigh hooren roemen
Op Stuarts wettigheit, en stoffen, woest en wilt,Ga naar voetnoot521
Op uwe luiperden en aengenomen schilt.Ga naar voetnoot522
De kroon (dit weet Mevrouw) verdraeght geen stoelgenooten.Ga naar voetnoot523
De Londensche gemeent, de kleenen en de Grooten,
525[regelnummer]
Een ieder roept om 't luitst: verzeker uwen Staet:Ga naar voetnoot525
Maer 't gene dees gekroonde op 't hooghst ter harte gaet
Is d'eere des geloofs, gezuivert door 't hervormen,
Het welck in dezen nacht van dagelijcksche stormen
Geen veiligheit kan zien (wy tuigen 't zonder ergh)Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Ten zy het door uw doot ter noot zijn leven bergh'.Ga naar voetnoot530
De doot van 't een geloof is 't leven van het ander.
Zoo scheit men Belial en Kristus van malkander:Ga naar voetnoot532
Zoo puurt men ons gheloof van schuim en valschen schijn;Ga naar voetnoot533
Dies neem ghedult: het magh, het kan niet anders zijn.
Marie:
535[regelnummer]
Gelooft zy Godt, nu zelfs de vyanden betrouwenGa naar voetnoot535
Dat mijn ghezagh alleen waer maghtigh op te bouwenGa naar voetnoot536
| |
[pagina 189]
| |
Den overouden dienst van 't omgewroete altaer;Ga naar voetnoot537
Een roem zoo goddelijck, dat ickze met gevaer
Van Stuarts kroon en bloet, den oppersten ter eere,Ga naar voetnoot538-39
540[regelnummer]
Ter eere zijner Kercke, op 't vierighste begeere.
De Graven:
Volhardt vry even stijf, en hou den zelven toon:Ga naar voetnoot541
Maer och! zy staet vergeefs naer d'eer der martelkroon
En naem van Heiligh, die naer 's anders hart durf steecken,Ga naar voetnoot543
Met eenen naer heur kroon, een stuck te klaer gebleken.Ga naar voetnoot544
Marie:
545[regelnummer]
Dat waer vermetenheit, en anders dan my voeght.Ga naar voetnoot545
Zy hoeft geen dubbele eer, wie d'eenige eer vernoeght.Ga naar voetnoot546
Ghy hebt aen 't lichaem maght door Godts gehengenisse,Ga naar voetnoot547
Geensins door Recht; dat vraeght uw overtuight gewisse,Ga naar voetnoot548
Zoo wel bewust, dat ick, die een Gezalfde ben,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Een vrije Koningin, naest Godt geen hooger ken:
Noch stelt ghy mijne ziel door dreigement geen wetten,Ga naar voetnoot551
En kuntze niet de hoop op die gena beletten,
Waer door ick hem mijn bloet opoffer, die my sterck',
Dat mijn vermindring streck' tot wasdom van zijn Kerck;Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Waer buiten mij niet lust de werelt te regeeren,
En om 't vergangkelijck 't bestendigh Rijck t'ontbeeren,Ga naar voetnoot556
Veel min tot zusterslagh te geven raet of daet.Ga naar voetnoot557
De Graven:
Hoe lochent ghy 't geen blijckt by Babingtons verraet.Ga naar voetnoot558
Marie:
Ick legh mijn hant op 't boeck, gelijck een vrouw van eere,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Ia kriste Koningin, ten troon gezalft, en zweere
Op 't noit vervalschte Woort, dit heiligh perckement,
Dat my noch zustermoort noch opzet is bekent,Ga naar voetnoot562
Die naer heur' ondergangk of nadeel hebb' geroken.Ga naar voetnoot563
| |
[pagina 190]
| |
De voorspoet van heur staet (hoe snoot ick zit besproken)Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Was t'allen tijde my ten hooghste waert en lief.Ga naar voetnoot565
De Graven:
Ghy zweert by Roomschen text, maer kunt den cijferbriefGa naar voetnoot566
En Naus getuighenis en Kurle niet verstommen.Ga naar voetnoot567
Marie:
Hoe zit d'onbillijckheit zoo hoogh in top geklommen?
En bezight men nu knecht en huurling, luttel trouw,
570[regelnummer]
En vlammende op genot, ten laste van hun vrouw?Ga naar voetnoot570
De waerheit schijnt te sterck in 't aenzicht van de logen.
Men brengze eens (heeft men 't hart) ons levende onder d'oogen.
Wy kennen Walsingam, en wat hy broet in 't hart:Ga naar voetnoot573
Zijn schalckheit weet, hoe zy zich diende van Balart,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Meineedigheit gebruickte, en spreecken kost door monden
En pennen, aen geen' plicht of eere en eedt gebonden.Ga naar voetnoot575-76
Ick zie de Majesteit der Kroone in slijck getreen,
Indienze, in zulck een zaeck, moet hangen aen het geen
Geheimeschrijvers, dier verplicht voor haer te buigen,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Gevalle om jemants zucht lichtvaerdigh te getuigen.Ga naar voetnoot580
Ghy weet wie hen misschept: ick heb hun trouw beproeftGa naar voetnoot581
In billijckheit, die geen getuighenis behoeft.
Het blijckt hoe Saul noch dus, tegens zijn geweten,Ga naar voetnoot583
Al t'onrecht David pooght aen muur en want te speeten:Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Hy sprong te venster uit, en ick, die anders nietGa naar voetnoot585
Dan mijn verlossing zoeck, het geen Natuur gebiet
Den vogel in zijn kouw; 't geen zelfs de wetten raden,Ga naar voetnoot587
Zit hierom met een' moort en zusterslagh beladen.Ga naar voetnoot588
Een krancke weduw, die gekerckert zucht en smeeckt,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Misdoet, terwijlze bidt dat Godt haer boeien breeckt;
Misdoet, terwijlze schreit, dat hier of daer een stercker
| |
[pagina 191]
| |
Op hare klaghte ontwaecke en opene dien kercker
Der entlooze eeuwigheit, alle oogenblick bespiet;
Terwijlze smilt als sneeuw, en smoort in dit verdriet.
595[regelnummer]
Noch zochtze Flippes noit haer erfrecht op te dragen,Ga naar voetnoot595
Om niet (al belght hy 't zich) de zuster te mishagen,Ga naar voetnoot596
En diende zich veel eer van Hesters zoeten aert,
En lieflijck smeecken, dan van Judiths bloedigh zwaert.Ga naar voetnoot597-98
De Graven:
Mevrouw, ghy hoort den last betrouwt aen onze zorgen,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Die u geen uitstel geeft dan tot den dagh van morgen.
Marie:
Welaen, ick heb voorhene uw aenklaght wederleit,
En wil, als een wie Recht en reden wort ontzeit,
My zelve op 't hoogh gerecht der opperheerschappye,Ga naar voetnoot603
Waer voor Elizabeth gelijck staet met Marye,
605[regelnummer]
Beroepen. Ghy verstaet, u allen is bewust,Ga naar voetnoot605
(Want geen bewimpeling 't geweten dempt of bluscht)
Dat mijn geboorte alleen en Godtsdienst my bezwaren:Ga naar voetnoot607
Doch 't is in niemants maght zich zelf te wederbaren,Ga naar voetnoot608
Te lochenen zijn bloet, t'ontkennen 't heiligh merck
610[regelnummer]
Der vonte, die de ziel dit indruckte in de kerck.Ga naar voetnoot609-10
Men noem' het zoo men wil, dit zijn de lasterstucken,Ga naar voetnoot611
Waer op ick my getroost voor uw gewelt te bucken.
De Graven:
Wy hebben ons gemoedt gezuivert, zoo 't behoort:
Beroep u vry op Godt: wy varen echter voort.Ga naar voetnoot614
Marie:
615[regelnummer]
Dewijl men in dit Rijck my nauwelix zal kunnen
Een uitvaert, naer den eisch van mijn geloof, vergunnen
En Koningklijcken staet; gelijck 't aelout geslacht
Der Koningen van outs ter aerde wert gebraght;
En aengezien de wrock der nu veraerde SchottenGa naar voetnoot619
| |
[pagina 192]
| |
620[regelnummer]
Ons Vaderlijck gebeent verboodt in 't graf te rotten,
En stroide d'asch en stof der Vorsten in den wint;
Zoo bidde ick, als de haet der menschen, dol en blint,
Verzaet zy met mijn bloet onnozelijck te plengen,Ga naar voetnoot623
Dat dan mijn hofgezin en dienaers 't lichaem brengenGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
In eenigh heiligh lant, of naer de Fransche kust,
Daer mijn Vrouw Moeders lijck begraven, lieflijck rust;
Zoo magh dit zwacke lijf, waer in de ziel ging treuren,Ga naar voetnoot627
Gescheiden van de ziel, in 't einde eens rust gebeuren;Ga naar voetnoot628
Terwijl 't onsterflijck deel door offers en gebeên
630[regelnummer]
Gedient, met meer cieraets zijn hoop te moet ga treên.Ga naar voetnoot630
De Graven:
Dat staet uw dienaers eerst de Koningin te vragen,Ga naar voetnoot631
Behaeght haer dit verzoeck, wy laten 't ons behagen.Ga naar voetnoot632
Marie:
'k Verzoeck mijn Biechtvaers dienst, om, volgens ons manier,
Het hart te zuiveren, en voor mijn afscheit hier
635[regelnummer]
Te nuttigen ons Manne en Kristgeheimenisse.Ga naar voetnoot635
De Graven:
Vervloeckte afgodery! het strijt met ons ghewisse.Ga naar voetnoot636
Marie:
Magh nu mijn zielzorgh, my geheele jaren langkGa naar voetnoot637
Geweigert, al te straf, niet stutten een, die kranckGa naar voetnoot638
Naer geest en lichaem, zich godtvruchtigh zoeckt te troosten?Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Men weigert zulck een bede oock niet den allerboosten
En godtvergetensten, in 's levens uiterste uur.
Hoe wrijft men deze loogh noch in mijn hartquetsuur?Ga naar voetnoot642
De Graven:
Men heeft u toegeschickt een' Bisschop met den Deken.Ga naar voetnoot643
Marie:
Geen Onroomsch yveraer verstout' zich my te spreken.
645[regelnummer]
Gelooft zy Godt dat ick al onderwezen ben,
En zonder hun zijn Kerck, en mijne misdaet ken,Ga naar voetnoot646
| |
[pagina 193]
| |
Gelijck het kromme spoor en dwaellicht der verkeerden.Ga naar voetnoot647
De Graven:
Naerdien ghy dan den raet der wijze Godtgeleerden
Verlastert en verworpt, bekennende veel minGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
Hoe ghy u tegens ons gekroonde Koningin,
Uw wettigh overhooft, zoo schendigh hebt vergrepen;Ga naar voetnoot651
Zoo voel haer gramschap nu rechtvaerdighlijck geslepenGa naar voetnoot652
Door uw hardtneckigheit, gewapent tegens Godt.
Paulet, vaer voort: ghy weet haer Majesteits gebodt.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Men handelze voortaen gelijck een statelooze,Ga naar voetnoot655
Berooft van waerdigheit, ten spiegel voor de booze.Ga naar voetnoot656
PAULET. MARIE. REI VAN STAETJOFFEREN.
Paulet:
Mevrouw, nu regel u naer 's tijts gelegentheit,Ga naar voetnoot657
Ontzeggende dat een, wie 't leven wort ontzeit,Ga naar voetnoot658
En buiten staet en eere en ampteloos gerekent,
660[regelnummer]
Noch eenigh teken voer', 't welck Majesteit betekent:
Beveel dan dat men voort dit pauweljoen om hooghGa naar voetnoot661
Van zwart fluweel, en voort al wat hier hange in 't oogh
Gewilligh wechneeme, en het zeil der hoogheit mindere,Ga naar voetnoot663
In 't onweêr des gerechts, en dus alle opspraeck hindere:
665[regelnummer]
Doch wijt het my zoo zeer, noch deze Heeren niet,
Als onze Koningin alleen, die dit gebiet.
Marie:
Ick ly het met gedult: dat zy haer' haet verzade.
De hemel zalfde my, en riep door zijn genade
Marie tot dien troon, als met zijn eige stem.
670[regelnummer]
'k Bezit rechtvaerdighlijck, en houde alleen van hem
Mijn' troon en kroon te leen, en wilze met mijn leven
En bloet oock hem alleen gehoorzaem wedergeven.
Hy heeft Elizabeth niet boven my gestelt.
Laet Parlement en Raet en Ketterdom gewelt
675[regelnummer]
Te wercke stellen, als geweldenaers en stroopers,Ga naar voetnoot675
| |
[pagina 194]
| |
Die in een moortspelonck, gesterckt met overloopers,Ga naar voetnoot676
Den allervroomsten Vorst vast knevelen met kracht;Ga naar voetnoot677
'k Gedoogh het tegens recht: 't is buiten hunne macht,
Dat ick geen Koningin (zy doen hun beste) sterve;Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Hoewel mijn staet wat glimps in 't oogh der menschen derve.Ga naar voetnoot680
Paulet:
De bloem der Majesteit gaet open, en vergaet.
Ghy zijt niet die ghy plaght, maer in verwezen staet.Ga naar voetnoot682
Marie:
Noch houdt het Koningsdom zijn' luister onbedorven.
De Koningen des Rijcks zijn meer dan eens gestorven
685[regelnummer]
Een doot, zoo eerelijck voor 't Koningklijck geslacht,Ga naar voetnoot685
Als schandelijck voor 't volck, dat in die boosheit lacht:Ga naar voetnoot686
Wat wonder is het dan, zoo weder een verwoede
't Getal der Koningen van Engelantschen bloedeGa naar voetnoot688
Vermeere met mijn lijck? 't is Engelants manier:
690[regelnummer]
Dat schatte noit het bloet der Koningen zoo dier,Ga naar voetnoot690
Of plengde 't milt, en maeide, als met een dolle zeissen,Ga naar voetnoot691
De telgen van den stam, die recht hadde iet te eischen,
Te vorderen, uit kracht van tijtel, op dees kroon.
De Koning Rijckaert wert met zulck een' haet en hoonGa naar voetnoot694
695[regelnummer]
Bejegent, en getrapt, om hem zijn recht t'ontwringen.
Paulet:
Ghy spreeckt als had ghy maght om anderen te dwingen.
Regeert de Moeder nu in Schotlant, of de zoon?
Ontwijde Koningin, berooft van Rijck en troon,
Wat moedight u? wat staet u echter meer te hopen?Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Bedenck, 't is tijt, hoe verre uw zaecken zijn verloopen.Ga naar voetnoot700
Marie:
Noch zoo niet, dat mijn moedt bezwijcke voor dien last,
En ick bestemme 't geen mijn grootheit nimmer past.Ga naar voetnoot702
Men pooght vergeefs het merck der zalvinge uit te wissen:Ga naar voetnoot703
Oock kan de wettigheit onze afkomst geensins missen;Ga naar voetnoot704
| |
[pagina 195]
| |
705[regelnummer]
Beneemze al wat u lust, ghy neemtze nimmer af
Het voorrecht van haer' stam, geheilight tot den staf.Ga naar voetnoot706
Paulet:
Ghy mooght dan zonder scha dees ydle pracht ontbeeren,
Die u geen voordeel geeft, en onze zaeck kan deeren.
Marie:
Ontheilight men in ons der Vorsten Majesteit?
Paulet:
710[regelnummer]
Ghy hebt door hoogh verraet die stralen afgeleit,Ga naar voetnoot710
En zijt van stam en bloet veraert door snoode wercken.Ga naar voetnoot711
Marie:
Beroof ons't overschot der Heerelijcke mercken,Ga naar voetnoot712
Wanneer 't genoemde Recht zich paeie met ons hooft.Ga naar voetnoot713
Paulet:
Zoo zult ghy levend zien uw glanssen uitgedooft.
715[regelnummer]
Ghy Joffers, helpt dien troon zoo daetlijck uit onze oogen.
Rey:
Is alle ontzagh zoo schoon en t'effens uitgetogen,Ga naar voetnoot716
Dat ghy de Majesteit, die altijt stip op 't punt
Van eere stont, voor 't lest zoo luttel luisters gunt?
Een schijn van eere plaght de Grooten in het sterven
720[regelnummer]
Te volgen, en magh dees zoo weinigh niet verwerven?
Paulet:
't Gebeurt wel dat men straf en schijn van eere paert:Ga naar voetnoot721
Maer zulck eene acht men oock geen schijn van eere waert.
Zy zie noch levend dus haer lijck ter aerde dragen,Ga naar voetnoot723
En hoore u, eerze sterf, haer dooden romp beklagen.
Rey:
725[regelnummer]
Helaes! verdient Mevrouw geen deernis in dien staet
Van sterven? hoopt men noch met vruchteloozen smaet
Zo fel en dartel op den stapel der ellendeGa naar voetnoot726-27
En jammeren, een nacht voor haer rampzaligh ende?Ga naar voetnoot728
Dees kamer huilt u toe, terwijlze in tranen smelt.Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Het schenden van dien troon door openbaer gewelt
| |
[pagina 196]
| |
Kan 't halsrecht wettigheit noch schijn van 't wettigh geven.Ga naar voetnoot731
Zy schelt van alle hoop op 't weereltsche uit dit leven
En slaet haer' oogen reede op een geruster Rijck.Ga naar voetnoot733
Paulet:
Het is dan tijt dat zy beneên de vlagge strijck',Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
En eenmael leer' versmaên al 's weerelts ydelheden.Ga naar voetnoot735
Zy heersche vry om hoogh, een ander hier beneden.
Wie hier zijn oogen sluit, en naer den hemel ziet,
Bekreunt zich met dit aertsch en aertsche hofprael niet.Ga naar voetnoot738
Rey:
Men plagh 't verwezen hart door heuscheit te verquicken,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Beleeft te handelen, te stercken voor de schrickenGa naar voetnoot740
En 't grimmen van de doot: maer niemant luistert hier
Naer reden, of bescheit. Barbarische manier!Ga naar voetnoot742
Waer zijn wy? in een woudt? wie nestelen hier binnen?
Paulet:
Dewijl ick met gemack noch heuscheit niet kan winnen,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Zoo staet my boven al te passen op mijn eer.Ga naar voetnoot745
Trauwanten, haest u, ruckt en smijt die pracht om veer.Ga naar voetnoot746
Rey:
Heer Melvin, kunt ghy ons niet helpen noch beschermen?
Paulet:
Trawanten, rept u, voort, en keert u aen geen kermen.Ga naar voetnoot748
Rey:
O Godt, verdraeght ghy dit? O wee! O wraeck! O smert!
750[regelnummer]
Tyrannen, stoot haer eerst den moortpriem in het hart,Ga naar voetnoot750
Op datze niet, haer eere en tytels overlevende,
Gevoele hoe de nicht van Henderick den zevendeGa naar voetnoot752
(Dewijlze in errefrecht en godtsdienst niemant zwicht)Ga naar voetnoot753
Tyrannigh wort tot stof gemalen van haer nicht.Ga naar voetnoot754
Marie:
755[regelnummer]
Mijn dochters, houdt gemack: beveel de wraeck een stercker,Ga naar voetnoot755
Die in de duisternisse en damp van dezen kercker
| |
[pagina 197]
| |
Ons ongelijck aenschouwt van zijnen hoogen stoel.Ga naar voetnoot757
Hy streckt zijn armen uit, om ons uit dezen poel,
Een' rechten jammerpoel, door zoo veel smaet en lijden
760[regelnummer]
En wederwaerdigheit op zijnen troon te wijden.Ga naar voetnoot760
Ick zie al wat hier blinckt voor stof en vuilnis aen:
Ik zie een' rijker troon daer boven open gaen.
REY VAN STAETJOFFEREN.
Zangk:
O eerstelingen van dit eilant,Ga naar voetnoot763
Donalt en Lucius, die eerstGa naar voetnoot764
765[regelnummer]
Uw kroonen neerbooght voor den Heilant,
Van wien de weerelt wort beheerscht,Ga naar voetnoot766
En lochende uw besmette altarenGa naar voetnoot767
Voor 't zuiver outer van het Kruis,
Dat, als een baeck, ons Noortsche baren
770[regelnummer]
Verlichte, en broght den zeeman t'huis,
Die, nat van 't ongestuimigh weder,Ga naar voetnoot771
Geen Glaukus danckte, na dien druck,Ga naar voetnoot772
Maer stortende voor 't kruisbeelt neder,
Messias toeschreef zijn geluck;
775[regelnummer]
Bewees zich danckbaer dien Behoeder,
Betemmer van de wilde zee,
En zong den lof der Maeght en Moeder,
Die, als een Noortstar, hem de reeGa naar voetnoot778
En haven met haer' vinger toonde;
780[regelnummer]
O Koningen, gelijck van zin,
Ziet neder, hoe uw erfgekroondeGa naar voetnoot781
Ontwijt zit van uw nazaetin,Ga naar voetnoot782
Die afgevallen, zoo verbolgen
Den ouden godtsdienst durf vervolgen.Ga naar voetnoot784
Tegenzangk:
785[regelnummer]
In 't schuim der Kaledonsche baren,Ga naar voetnoot785
Om Orkades noch Yrlant vontGa naar voetnoot786
De visscher, grijs en afgevaren,Ga naar voetnoot787
| |
[pagina 198]
| |
Geen zeegedroght, zoo wreet van mont
Dan dit, zoo spits en scherp van vinnen,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Zoo schalck, zoo loos en boos van aert.Ga naar voetnoot790
Laet schepesloopen en verslinnenGa naar voetnoot791
Wat wil, met balgh en slingerstaert;Ga naar voetnoot792
Een' staert, die 't water om kan roeren
Van onder op, en met een' klinckGa naar voetnoot794
795[regelnummer]
De kielen, die zoo veiligh voeren
Zoo treffen, dat de vloot verzinck':
Dit lantgedroght beschaemtze altzamenGa naar voetnoot797
In wreetheit, onrust en gewelt,
Die oit gestrant te voorschijn quamen,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Wanneer hun voorspoock plagen spelt:Ga naar voetnoot800
Het laet geen nageburen slapen:
Het rooft op 's buurmans kust en grens.
Het wil den aerdtkloot overgapen:Ga naar voetnoot803
't Vermomt zich met de grijns van mensch:Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Het Engelsch hof hier van bezeten,Ga naar voetnoot805
Magh dit met recht Nayver heeten.
Toezangk:
Helaes! wat baet het dat Natuur
Britanje van de weerelt scheide?
Wat baet het dat Seveer dien muurGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In 't midden van twee volcken leide,
Om Albion voor Kaledon
En zijnen intoght te bevryen?Ga naar voetnoot812
Nu dit gedroght niet rusten kon,
En over muur en graft quam glyen,
815[regelnummer]
En voede in 't Kaledonsche Rijck
Die booze lucht van burgertwisten,
Om hier ons KoninginnelijckGa naar voetnoot817
Op 't hart te trappen, en te kisten
Al levendigh, na zoo veel smaets.Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
Wat baert een dor ghedroght al quaets!Ga naar voetnoot820
|
|