De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
Een woord voorafDeze bladzijden zijn een herdruk van de in 't jaar 1911 voltooide studie, waarmee ik de Wereldbibliotheek-uitgave van Vondels Spelen openen mocht. Een herdruk, in wezen en hoofdzaak niet gewijzigd. Behalve door het weglaten van uitvoerige aanhalingen, die ik in déze uitgave kon vervangen door verwijzingen naar verschenen deelen, heb ik ook op andere punten kunnen bekorten. De algemeene inleiding wordt aangevuld met een keuze uit mijne aanteekeningen over verschillende spelen afzonderlijk. Bij dit samenlezen hield ik allereerst rekening met wat reeds gezegd is in L. Simons' meesterlijke monografie ‘Vondels Dramatiek’, opgenomen in het tweede en derde deel van deze uitgaaf. De aanteekeningen over den Gysbreght zijn een bescheiden herinnering aan de gouden Vondel-dagen die Willem Royaards ons beleven deed. Ze zijn namelijk overgenomen uit mijn ‘Inleidend woord tot het Treurspel, met afbeeldingen naar Frits Lensvelt's tooneel- en Nell Bronger's kostuumontwerpen’, het schouwburgboekje dat ik op uitnoodiging van Royaards schreef voor de grootsche Gysbreght-opvoering van 25 Juni 1912, toen onder zijne en Mengelberg's leiding het stuk ging met de Reijen van Diepenbrock.
Gelijk Dr. Sterck aankondigde op bladzij 843 van het vorige deel, stel ik me voor, nader en op zich zelf te beschouwen in het licht onzer nationale cultuur één hoofdstuk uit Vondels leven, dat tegelijkertijd een hoofdstuk is uit Grotius' leven. Dat opstel zal in denzelfden geest worden geschreven als waarin de hier herdrukte Inleiding Vondels persoonlijkheid zich verhouden ziet tot de figuren der beide Hoofden en tot Oldenbarnevelt. Maar het zal zijn beschouwingen vooral gronden op Vondels lyriek. |
|