spellende de geduurzaamheit en vvijtstreckentheit der algemeene Kercke,
Het nieuw Ierusalem, Godts Kerck
En Stat, op Kristus vast gegront,
En zijn Apostels, is zoo sterck,
Beschut zijn huis voor ongeval,
Noch vieriger dan hy zijn tent
10[regelnummer]
Beschermde, in 't woeste en dorre velt,
O Godtsstadt, Kristkerck, men vertelt
Van u veel wondren overal;
Het zy ghy hier beneden strijt
By Godt, met Englen triomfeert.
Met zulck een gloeiende begeert,
20[regelnummer]
En yver, by zich zelven zey:
Ick wil den Nijlstroom en Euphraat
Den Palestijner en Tyrier
En uitheemsch bloet, ontvonckt door 't vier
| |
Van Davids Zoon, en zijn geboort?
En bouwde zijn Ierusalem,
En schreef zijn trouwe burgers in,
35[regelnummer]
Genoodight, door zijn lieve stem
O Heilstadt, buiten uwen muur
En hartewee, van uur op uur;
40[regelnummer]
Doch binnen u verneemt men niet
Die zuchten loost, noch tranen schreit,
En, God aanschouwende als hy is,
Bezit de hooghste zaligheit.
|
-
voetnoot*
- Van omtrent 1644. Afgedrukt volgens de tekst in Vondels Verscheide Gedichten 1644, blz. 375-376.
-
voetnootvs. 4
-
Davids rotsen: op een hoge heuvel stichtte David de burcht Sion, waaruit zich de stad Jeruzalem ontwikkelde.
-
voetnoot6
-
twalef in getal: bij de herbouw van Jeruzalem, na de Babyloniese ballingschap, werd het aantal poorten op twaalf gebracht.
-
voetnoot7
-
staande op schildtwacht: voortdurend gadeslaande.
-
voetnoot9-11
- Dit slaat op de omzwerving in de woestijn; zijn tent: de Tabernakel; ongeschent: ongedeerd (te verbinden met tent).
-
voetnoot15
-
onder 't vroom getal: onder de dapperen, d.w.z. in de strijd tegen de heidenen, in de kruistochten, of later tegen de Turken.
-
voetnoot16
-
van quetsuur bevrijt: zonder gevaar voor aardse wonden.
-
voetnoot24-25
-
't vier van Iesus kennis: de vurige begeerte om het Christelik geloof te belijden.
-
voetnoot21-26
- Parafrase van vs. 9 in deze psalm: ‘Al de heidenen zullen komen, en zullen zich voor uw aanschijn nederbuigen, en uwen naam eeren’.
-
voetnoot26
- Tot de Christelike gemeenschap toe te treden.
-
voetnoot27
-
roemt op: verkondigt de roem van; 't burgerdom: burgerschap, d.w.z. te behoren tot de gemeenschap van Christus, Davids zoon.
-
voetnoot29
-
Godt in 't vleesch: de mens-geworden God; zijn Hooftstadt: het geestelike Jeruzalem (vs. 1 en vs. 33).
-
voetnoot30
- vgl.: zinspeling op Joh. I, vs. 14: ‘het Woord is vleesch geworden’.
-
voetnoot31
-
Gescheiden uit: te voorschijn gekomen uit.
-
voetnoot32
-
aanschoot: ijlings aantrok; noit gehoort: een nog nooit voorgekomen gebeurtenis,
-
voetnoot36
-
een: één; hart en zin: aan te vullen met één: tot eenzelfde gezindheid.
|