De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 599]
| |
Op Marck Aureel, en Faustine.aant.Ga naar voetnoot*Dit kan noch steen noch marmer zijn.
Aureel belonckt hier zijn Faustyn;
Twee schoone menschen, noch gezielt.Ga naar voetnootvs. 3
O Doot, die al wat leeft vernielt,
5[regelnummer]
Hier leeft dit paar, na zijnen tijt.
Veel eeuwen langk, uw haat te spijtGa naar voetnoot6
Geheel, en gaaf, en ongeschent;
En zoo, dat elck de troni kent,Ga naar voetnoot8
En kussen wil, uit liefde en gunst,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tot zulck een noit vergeltbre kunst;Ga naar voetnoot10
Al woegh menze op met diamant.Ga naar voetnoot11
Faustine, zwicht uw vier. ghy brantGa naar voetnoot12
Den boezem van dien wijzen Vorst.
Vw schoonheit blaackt zijn steene borst.
15[regelnummer]
Wie uit dit paar niet vryen leert,
Is zelf in marmersteen verkeert.
|
|