De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp het groot Altaarstuck, den Sint Sebastiaen, geschildert door Joachime Sandrart, voor het doorluchtighste hof van Baiere.aant.Ga naar voetnoot*
Sebastiaen, van 't kruis gewont,Ga naar voetnootvs. 1
Trof, met zijn scherpe tong en mont,
Den Keizer, op zijn hoogen stoel;Ga naar voetnoot3
Die stelt Godts schutter strax ten doel
5[regelnummer]
Van zijn soldaten. ieder mickt.
Hy staat hun schoon, en onverschrickt.Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 591]
| |
Men treft zijn arm, zijn hant, zijn borst,
Zijn hals, en lenden, root bemorst
Van edel bloet; daar man voor man
10[regelnummer]
Hem wenscht te raken, zoo hy kan,
Op zijn gevoelijckst, reis op reis,Ga naar voetnoot11
Om prijs; doch raackt alleen zijn vleis,
En vel. ten leste komt Hyreen,Ga naar voetnoot13
En ruckt, by duister nacht, alleen
15[regelnummer]
Den borstpijl uit het flaauwe lijf,
Schier uitgebloet, en kil, en stijf.
De Helt ontwaackt, en zucht eens zwaar,
En steent: wee my. wie raackt my daar?
Hy ziet Hyrene voor hem staan.
20[regelnummer]
Geen man heeft my den doot gedaan:
Geen pijl, zeit hy, met zulck een smert,
Geraackt het midpunt van mijn hart,
Ia zelf mijn ziel; maar deze vrouw,Ga naar voetnoot23
By nacht, door hare liefde en trouw:
25[regelnummer]
Want dat ick niet om Iesus sterf,Ga naar voetnoot25
Is oirsaack dat ick 't leven derf.
Neen, riep een Engel uit de schaar,
Om hoogh, geen enckel MartelaarGa naar voetnoot28
Vernoeght ons. pas slechts schrap te staan.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ghy moet, ghy moet 'er weder aan.
Wy vlechten u geen enkle kroon.Ga naar voetnoot31
Een dubble doot, een dubbel loon.
|
|