De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 547]
| |
Op den Heer Diedrick de Vlaming van Ovtshoren,aant.Ga naar voetnoot*Heer van Outshoren, Burgemeester van Amsterdam.
Ovtshoren eert dit graf genoegh;
Doch niet zoo zeer, omdat zijn bloetGa naar voetnootvs. 2
Het adelijcke wapen droegh;
Maer om zijn ongekreuckt gemoedt,
5[regelnummer]
En goude deught, die zwaarder woeghGa naar voetnoot5
Dan gout, in voor- en tegenspoet;
Het zy hy heerscht, of wort gewraackt,Ga naar voetnoot7
Of aangezocht op 't kussen raackt.Ga naar voetnoot8
Hy durf gewin en eer versmaên,
10[regelnummer]
Om onder niemants gunst te staan.Ga naar voetnoot10
En schijnt die roem u veel te rijck?
'k Zie luttel lijcken dit gelijck.Ga naar voetnoot12
|
|