De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendSpiegel van Marie Spiegels,aant.Ga naar voetnoot*gemaelin van Burgemeester Geeraerd Schaep.O Spiegels kind, terwijl uw schoone schijnGa naar voetnootvs. 1
Recht voor u leeft, in suiver kristalijn,Ga naar voetnoot2
En ghy u toit, van vleck en misstal schuw,Ga naar voetnoot3
Soo spiegelt sich de minnegodt in u.
5[regelnummer]
Hy siet sijn toorts, sijn koker, sijnen boogh,
Sijn lodderlijck in uw bekoorlick oogh;Ga naar voetnoot6
Waarmede ghy doorstraalde 't jeughdigh hart
Vws bruidegoms, toen hy uw vryer werdt.
Als ghy daar na gebruickt, tot 's levens toom,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het zedeboeck van Henrick, uwen oom,Ga naar voetnoot10
En voor uw siel den Hartespiegel hangt,
Waar van uw hart verlicht sijn wet ontfangt;
Dan leert ghy, hoe de zedigheit en deughdt
By vrouwlijck beeldt en lichaams schoonheidt veught:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hoe ware deughdt, in wel gedaan gestalt,Ga naar voetnoot15
| |
[pagina 503]
| |
Als steen in goudt, het ooge meer gevalt.Ga naar voetnoot16
Ghy overleght, wat wel, wat niet betaamt,
En verft de wang met eerbaarheit en schaamt.Ga naar voetnoot18
In dat cieraat verlustight sich uw geest,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die Poësy als bloemen t'samenleest:
En 't eelste puick tot eenen ruicker schickt,
Waarmede ghy uw waarde Schaep verquickt,
Als die vermoeit van landsaack of geschilGa naar voetnoot23
Sijn lief ontmoet, daar 't hart by rusten wil.
25[regelnummer]
Dan heldert hy sijn voorhoofdt van de kreuck,Ga naar voetnoot25
En wort vermaackt met aardigheen of spreuck,Ga naar voetnoot26
En hoort: hoe wel 't een hooft der rechtren staat,Ga naar voetnoot27
Dat het niet passe op 's vollecks gunst of haat.Ga naar voetnoot28
Dan stapt ghy, als vrouw Porcia, hem voor,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En wijst uw man uw eigen grootvaars spoor,
Dien Amstels Raat verkoos tot Vryheids mondt,
Toen sy sich wees en sonder vader vont:Ga naar voetnoot30-32
Toen hy verstreckte een Cato van sijn tijdt,Ga naar voetnoot33
Waar van ick roem dat ghy de dochter sijt,
35[regelnummer]
Niet slechtelijck gesproten uit dat bloed,Ga naar voetnoot35
Maar uit sijn aard, en eerelijck gemoed.
'k Sie Pallas, gaat ghy sonder susters treen:Ga naar voetnoot37
Verselt ghy haar, 'k sie drie bevallijckheen,Ga naar voetnoot38
Of sulcke drie, als Paris voor sich hadt,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Toen hy beducht in sijne vierschaar sat.Ga naar voetnoot40
|
|