De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 496]
| |
Kasper van Baerles Aenspraeck aen Iakob Baeck, Rechtsgeleerde, toen hy hem riet te herhuwen, vertaalt uit het Latijn.aant.Ga naar voetnoot*O Baack, de Baack van eerbre zeden,
Die met een schrandren geest verciert,
En veelerley bevalligheden,
Vw heilge voester Themis viert:Ga naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
Wiens tong met honigh is begoten,
En sap van duisent aardigheên,Ga naar voetnoot6
En in uw boezem draaght besloten
De wetenschappen, en al 't geen
De jonckheit leert van minnetreecken:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wat wiltge my tot huwen raên?
Wat wiltge een wijser hart ontsteecken,
En in Cupidoos boeyen slaan?
De lieve Barber och! die bluschteGa naar voetnoot13
In haren arm mijn kuische vlam;
15[regelnummer]
Toen ick niet vruchteloos haar kuste,
En aan den naam van vader quam;
Zoo wel gepaart, als 't hart moght wenschen.
'k Heb my gequeten als een helt.
'k Voel nu de bloem der jeught verslenssen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En d'allereerste hitte smelt,
En leert my met der tijd bedaren.
My voeght geen Min, maar deftigheit.Ga naar voetnoot22
Mijn waarde Baack, dit voeght uw jaren:
Dit is uw werck, en Venus vleitGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
En noodight u. de roode kaken
Der maaghden zijn met u gedient.Ga naar voetnoot26
Vw jeughd is rijp, uw bloet aan 't blaken.
| |
[pagina 497]
| |
Ghy zijt der maaghden rechte vrient.
Ga toe, de vlugge minnestoocker
30[regelnummer]
Bestelt u wapens en geweer:Ga naar voetnoot30
Treck pijlen uit een vollen koker,
En tref de vrijster, u tot eer.
Het minnekoozen past uw zinnen,
My wijze woorden. uw gezicht
35[regelnummer]
Ontfonckt de jeught: uw oogen minnen.
Nu hecht op my geen wulpsche schicht.Ga naar voetnoot36
Vw May die bloeit noch ongeschonden.
Mijn bloet verkoelt. ghy, in uw kracht,
Verbeit de vrolicke avontstonden,
40[regelnummer]
En ick verslijt den naren nacht
In eenzaamheit. de KraamgodesseGa naar voetnoot41
Verheugh u met een jonge spruit.
Ick heb volleert mijn huwlixlesse,Ga naar voetnoot43
En munt door zeven kinders uit.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
'k Wil u dat ampt dan overgeven.Ga naar voetnoot45
Op vryer, naar de vrijster toe,
En kus haar, dat de kuskens kleven,
En streel en wort geen kussen moe,
En spreeck: mijn echt moet wel gedyen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Mijn liefste eerlange zwanger gaan.
Ick onbeqaam tot dartel vryen,
En om mijn ega noch belaên,Ga naar voetnoot52
Legh hier de wapens neêr met vreden.
't Is voor dees tijt genoegh gestreden.
|
|