Lyckklaght aan het Vrouwekoor,
Over het verlies van mijn Ega.aant.Ga naar voetnoot*
't Vergaen en onvergaen gebeent
Bewaert, en sachte rust verleent,
5[regelnummer]
Nu groeit 't getal van uwe lijcken
Door een, dat meest mijn geest bedroeft,
Die voor geen jammerklaght sal wijcken.
Nu parst uw harde serck het kermen
10[regelnummer]
En traenen uit het hart en oogh,
Gevaren, smolt in bey mijn armen:
Met Constantijn, den grooten held,
15[regelnummer]
Door swaarden, op de keel gestelt,
Door vlam, die naer de starren sweefde.
Ick wenschte noch om eenigh teecken
Van haar, die als een schim verdween;
20[regelnummer]
En in den droom dus toe te spreecken:
Gebeuren geenssins sonder Godt.
| |
25[regelnummer]
Dat ramp noch druck uw dagen korten,
Voor dat ghy siet, naar uwen wensch,
Den vlughtigen tyran Maxens
Dan sal uw siel ten hemel draven,
30[regelnummer]
Wanneer het triomfeerend hoofd
't Gewijde swaard, aen God verlooft,
Bestel mijn sterflijck deel ter aerde,
In 't Koor der segenrijcke Maeghd,
En die mijn naam oock gaf zijn waarde.
'k Verhuis, van 't aardsche juck ontslagen,
Om hoogh, in 't hemelsche gebouw.
Soo spreeckend weeck sy uit dit leven.
Marie, al laat ghy my alleen,
Vw vriendschap, uw gedienstigheên
Staan eeuwigh in mijn hart geschreven.
45[regelnummer]
Hoe veer dees voeten moghten dwalen,
Noch slaan, daar voor het rijsend licht
Vw bleecke star ging onderdalen.
|
-
voetnoot*
- Van 1635. Afgedrukt volgens Vondels Verscheyde Gedichten 1644, blz. 304.
Titel: Maaike de Wolf was 15 Febr. 1635 ter aarde besteld in de Oude of St. Nikolaaskerk te Amsterdam, ten Noorden van het koor, in de Onze Lieve Vrouwe-kapel. on-eigenlik ook wel ‘koof’ genoemd.
-
voetnoot1
-
van den mijnen: een drietal kinderen lagen hier: in 1632 Constantijn, in 1633 Saartje.
-
voetnoot4
- Tot het einde van deze zichtbare wereld, tot de opstanding.
-
voetnoot7
- De dichter denkt terug aan het ogenblik, toen, na laatst aanschouwen, de kist werd toegeschroefd.
-
voetnoot11
-
mijn Kreüse: In de Aeneis (II, 768-vlg.) wordt verhaald hoe Creüsa, de gestorven vrouw van Aeneas, hem verschijnt, maar als hij de armen driemaal naar haar uitstrekt, hem ontzweeft. In de Renaissanse-litteratuur waren Aeneas en Creüsa typen van de ideale man en vrouw.
-
voetnoot13
- Terwijl ik verdiept was in mijn Constantinade. Vondel doorleefde in verbeelding de lotgevallen van zijn held, en was juist genaderd tot de slag bij Aquilea, waar de legers van Konstantijn en Maxentius slaags raakten.
-
voetnoot19
- Toen haar geest troostend mij verscheen, als in een droom.
-
voetnoot23
-
Vernoegh met: berust in; getrocken: u toebedeeld.
-
voetnoot24
- Zet uw levenswerk, het begonnen epos, voort.
-
voetnoot26-28
- Voordat, overeenkomstig uw opzet, het verhaal geëindigd is met de laatste nederlaag van Maxentius, die in de Tiber verdrinkt; Bestorven: doodsbleek, wanhopig; M. heet tyran om zijn wreedheid.
-
voetnoot30-32
- Wanneer Constantijn, zegevierend Rome binnentrekkend, zijn zwaard, gewijd aan Gods zaak (de verbreiding van het Christendom) aflegt op de graven van de Apostelen Petrus en Paulus, die onder Nero ter dood gebracht waren. Vondel denkt hier, anachronisties, aan de latere kruisvaders, die - als Godfried van Bouillon in Tasso's epos - hun zwaard symbolies aflegden op het Heilige Graf te Jeruzalem.
-
voetnoot46
-
derwaart-daar: daarheen-waar; nml. naar het Vrouwenkoor, waar de bleecke star: de laatste glans van haar aardse leven in het graf verdween, maar waar tegelijkertijd het licht van het eeuwige leven voor haar oprees.
|