De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 406]
| |
Op de Ontledinge des Menscheliicken Lichaems, Verdvytscht Door V.F. Plemp.aant.Ga naar voetnoot*Eertijdts voerde 't Griecks ghewelfGa naar voetnootvs. 1
In zijn voorhoofd, Ken u self.Ga naar voetnoot2
Als een Goddelijcke lesse
Van die wijse School-Meestresse:
5[regelnummer]
'tSelve leert nu d'Artzen-School
Van den Schranderen Cabrool,
Wiens vernuft met pit van reden
'tMenschlijck Lichaem gaet ontleden
Van den top af tot den teen;
10[regelnummer]
Dies de Latynist voorheenGa naar voetnoot10
Van dien arbeyd hem most dancken,
Tot dat Plemp, een eer der ranckenGa naar voetnoot12
Tot des Nederduytschen baet
15[regelnummer]
Dese schatten uyt het duyster
Brenghend met een rijcker luyster,Ga naar voetnoot16
Toonde, dat hy was een stut
Tot zijn krancken Landtsmans nut,
Wiens gedachten sich nu wennen
20[regelnummer]
Om te recht te leeren kennenGa naar voetnoot20
Wat de Menschen-huyd omvangt,
| |
[pagina 407]
| |
Waer de Mensch van t'samen hangt:
Hoe de wijsheyd Gods gaet waeren
Door ons Zeenen door ons Aeren:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Hoe het kunstige geraemt
Alle kunstenaers beschaemt.
Soo nu yemand door dees wennisGa naar voetnoot27
Van den trap der sellef-kennis
Stijght tot kennis van Gods Throon,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zoo eyscht Plemp gheen andren loon.Ga naar voetnoot30
I.v. Vondel.
|
|