De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 403]
| |
Op het overlyden van Isabella Klara Evgenia.aant.Ga naar voetnoot*Aan haar zelf.Godtvruchtige Isabel,
Hoe pijnighde u dees Hel
Des oorlooghs, toen ghy socht
Het geen, uw leven lang, u noit gebeuren moght,
5[regelnummer]
Door d'yverighste beê:
Ghy socht de heilge Vreê,
En vont haar al verblijt,Ga naar voetnootvs. 7
En greeptse, maar helaas! voor eenen kleinen tijt.
S'ontglipte u wederom,
10[regelnummer]
En d'ongeruste tromGa naar voetnoot10
En dolle moordtrompetGa naar voetnoot11
Versteurde u, daar ghy laaght in 't vierigh vregebedt.
Het schrickelijck geluidt
Van 't heiloos donderkruidtGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Verdoofde uw stem, en joegh
Alsins door Kristenrijck den landtman van den ploegh,Ga naar voetnoot16
Den burger uit de stadt.
De dorpen leggen plat:
De sloten staan in brandt,
20[regelnummer]
En 't wreede krijgsgedrogt dat weet van boey noch bant.Ga naar voetnoot20
Toen kreeght ghy een verdriet
In 't leven, en verliet
De weerelt, om den Pais
Te soecken boven d'aarde, in 't Goddelijck pallais.
25[regelnummer]
De Pais had van om hoogh
V, toen ghy quaamt, in 't oogh,
En vloogh u te gemoet,
Ontrent den manekloot, met eenen heuschen groet,Ga naar voetnoot28
| |
[pagina 404]
| |
En groenen vredetack,
30[regelnummer]
En kuste uw mondt, en sprack:
O Klare, mijne vreughdt,
Die heerlijk blinkt door 't gout en purper van de deugt;
Weest welkom, mijn bemindt
En vreedsaam voesterkindt.
35[regelnummer]
Wat sochtmen my om laagh,
Daar ik niet duuren kan, als voor een korte vlaagh?Ga naar voetnoot36
Hier is mijn wisse wijck,Ga naar voetnoot37
In 't eeuwigh vrederijck.
Soo sprackse, en voerde Eugeen
40[regelnummer]
In 't saligh rijck des vreeds, waarom sy had gestreên:
Daar wordtse niet gestoort
Door landgeschrey, of moordt:Ga naar voetnoot42
Daar blincktse nu vernoeght,
Gelijck een nieuw gestarnt, den hemel toegevoeght.
45[regelnummer]
O Kristelijcke lamp!
Sie neêr in onzen damp:Ga naar voetnoot46
Versacht uw Neerlants wee,Ga naar voetnoot47
En steeck, is 't mooglick, eens het bloedig swaart in schee:Ga naar voetnoot48
Op dat men hier beneên
50[regelnummer]
Van witten marmersteen
V wye een vredealtaar,
Waar voor men, u ten roem, magh singen, jaar op jaar:
O Vredemoeder, eer
Van Neerlant, nimmermeer
55[regelnummer]
Verwelck uw vredelof;
Ghy stond naar vrede in 't aardsch, en sluitse in 't hemelsch hof.Ga naar voetnoot56
|
|