De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 384]
| |
Stedekroon van Frederick Henrickaant.Ga naar voetnoot*Prince van Oranjen, &c. Syne Vorstel: Doorlucht: toegewijd op den grooten triomf van Maestricht en d'andere Steden en Schanssen. Die bange nacht doen Alexanders dolck Ga naar margenoot*Ga naar voetnootvs. 1
Sich droncken soop in lecker burgerbloed,
En grimmigh borst wt d'onderaerdsche kolck,
Gelijck een slang, getrapt van vyands voet,
5[regelnummer]
De lucht besmet en beemd en waterval
Met pest en blaeu vergift en groene gal:Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 385]
| |
Die nacht gedenckt hoe droef de Trichtse MaeghdGa naar voetnoot7
Gesleept geboeit op haeren oever sat,
Gedoodverwt en door vier en vloed gejaeght,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En afgewaeckt en strydend afgemat.Ga naar voetnoot10
Se klaeghde 't leet den Vaderlijcken Stroom,Ga naar voetnoot11
Wiens geest verscheen in haer' benauden droom.
Een bloedigh sweet dat brack hem alsins uit,Ga naar voetnoot13
En hing als kraelen aen sijn biesenhair.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hy steende, en sloegh in 't end een heesch geluid:
Mijn Dochter, die op 't oorlooghsmoordautaer
Uw suchtjes en bedruckte traentjes loost,
Grijp moed, mijn kind, grijp moed, en weest getroost.
't Is waer, ghy syt de bloem uws maeghdoms quyt,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dat's noodlot, en 't belieft den Hemel dus.
Maer sus, mijn schaep, daer koomt een ander tyd.Ga naar voetnoot21
Soo spreeckend gaf hy haer een' hartekus,Ga naar voetnoot22
En wischte met sijn kleed (en suchte diep)
Het roode bloed dat langs haer' boesem liep.
25[regelnummer]
Daer koomt een tyd (soo voer hy lieflijck voort)
Die rekening van Spanjen eischen sal,Ga naar voetnoot26
En sussen 't landgeschrey van desen moord,Ga naar voetnoot27
En troosten uw langduurigh ongeval.
Dan sal de Wraeck den Spanjaerd, als een haes,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Doen ommesien, en jaegen over Maes.
Die held is een beloofde Frederick,
Uw wreecker en beschermer in der nood,
Der vromen schild, der dwingelanden schrick.
Dees sal beleeft u koestren in sijn' schoot;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Na dat ghy hebt, geketent van Farnees,
Een halleve eeuw gekermt slaevin en wees.Ga naar voetnoot36
Al treuren nu uw straeten doods en woest,
Ay sie dat met geduldige oogen aen,
Soo lang tot dat in Parmaes rypen oegstGa naar voetnoot39
| |
[pagina 386]
| |
40[regelnummer]
Oranje koom de strenge zeissen slaen;Ga naar voetnoot40
En selfs mijn Maes en 't fier beschanste Scheld
Sich buigen voor een machtiger geweld.
Dan sla op uw' Verlosser 't bly gesicht,
En wijd hem de verdiende Stedekroon.
45[regelnummer]
Vlecht Boschloof om de Pronckstar van Maestricht,Ga naar voetnoot45
En hef hem hoogh in't goud van Neerlands troon.
Dan ruim 't uitheemsch gebroedsel veld en slot,
En Brabant kniel voor Hollands Wapengod.
Ick sie alree (mijn geesten worden vlugh)Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Den blixem die mijn' vochten vliet versengt.Ga naar voetnoot50
Alreede tors ick meer als eene brugh,Ga naar voetnoot51
En weeck robyn myn klaer kristal besprengt.Ga naar voetnoot52
De Gallem baeuwt 't geschut na sonder mond,Ga naar voetnoot53
En tart het Spaensch en maghtigh Roomsch Verbond.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Hun antwoord is niet schaers van donderkruid,Ga naar voetnoot55
Nu Mars syn rol volspeelt op't wreed toonneel:Ga naar voetnoot56
En d'uitvaert van Castiljen word beluid
Met onweer van kortouwen grof van keel:Ga naar voetnoot58
De Vryheid op dit graf haer' standert plantGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
In't aensicht van Filips en Ferdinand.Ga naar voetnoot60
Soo word met vier het eeuwigh vier gebluscht.Ga naar voetnoot61
Soo vreet de vlam des Hemels taeie roe,Ga naar voetnoot62
En Henrick houd de heirbaen van August,Ga naar voetnoot63
En sluit de poort van't gruwlijck oorloogh toe.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Vaer wel, mijn hart, leer harden, en swijgh stil.Ga naar voetnoot65
Soo droop hy door haer armen in sijn kil.Ga naar voetnoot66
I.v. Vondel.
T'Amsterdam, voor Gerrit Iansz: Boeckverkooper, woonende op den hoeck vande Doele-straet, in den Engel. 1632. |
|