De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 357]
| |
Maeghdebvrghs Liickofferaant.Ontsteecken op het Hoogh Avtaer, by Leypzigh, door den onverwinnelyken Koningklyken held, Gvstaef Adolf, Arm der Duytsche Vryheyd.Aeneidos I. Hunc tu olim coelo, spoliis Orientis onustum, Accipies. Gedruckt in den jaere M. DC. XXXI. | |
[pagina 358]
| |
VAN 1631. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave in folio (Gedruckt in den jaere 1631), waarvan 't titelblad hiervoor typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 203. De Latijnse aanhaling uit Virgilius (Aeneïs I, vs. 289-290) betekent: Hem zult gij eens ontvangen, beladen met de buit van het Oosten. | |
[pagina 359]
| |
Aen den Koning.aant.Ga naar voetnoot*De diamante knoop van 't maghtigh Roomsch verbondGa naar voetnootvs. 1
Ten lesten swichte, voor den Koningklijcken degen:
Die weeldigh weyden gaet, in 's triomfeerders zegen,Ga naar voetnoot3
En Ferdinand verschrickt, op synen eygen grond.
5[regelnummer]
Dit's stoffe voor de Faem, en haeren kopren mond:Ga naar voetnoot5
Om Alexanders en om Caesars lang verlegen:Ga naar voetnoot6
Terwyl de jonge, voor all' d'oude tyden, swegen,Ga naar voetnoot7
Eer sy ter wereld soo volmaeckte deughden vond:
Vernuft en dapperheyd een lichaem ingeschapen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het een in raedslagh blyckt, het ander in de wapen.Ga naar voetnoot10
O hemelsch wonderwerck! o overseldsaem lot!
Wie lust schept in uw' lof, voltoyt de saeck met swygen:Ga naar voetnoot12
Het menschelyck begryp en kan soo hoogh niet stygen.
De sterffelycke tong die stamelt van een' Godt.Ga naar voetnoot14
I.V. Vondelen.
| |
[pagina 360]
| |
Maeghdebvrghs Liickoffer.Ga naar voetnoot*Op Sanggodin, en huw uw' heldenluyte
Aen't zegespel der koningklycke fluyte:
En volgh de maet van Saxens trommeldans.Ga naar voetnootvs. 3
Bohemen vlught, en Sweden wint de kans.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Fortuyn kiest, eens om d'eeu, wt soo veel' koppen,Ga naar voetnoot5
Een hoofd: om dat, tot walgens toe, te kroppen,Ga naar voetnoot6
Met roofschat en triomfen, reys op reys:Ga naar voetnoot7
Tot glori van een Keyserlyck paleys.
Wie met dees' eer bewierroockt vaert ten grave,
10[regelnummer]
Eer hy veraerd: bedanck haer, voor die gaeve;Ga naar voetnoot10
Want menigh, daerse lang meê heeft gepopt,Ga naar voetnoot11
Verbastert, en ten troon word wtgeschopt.Ga naar voetnoot12
Tilly getuyght van desen keer der dingen:
Tilly, voor wien de sloten open springen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Voor wiens gesicht heel Duytschland ruymt het veld:Ga naar voetnoot15
Wiens swaerd bereyckt den Donau en de Belt.Ga naar voetnoot16
Is't wonder dat syn moed te dartel steygert,Ga naar voetnoot17
En yeders sexe en oude 't leven weygert!Ga naar voetnoot18
Daer d'Elve koockt, door 't gloeyen haerer kolck,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Onnosel bloed van overrompelt volck.
Daer Christiaen, wt Brandenburghschen stamme,Ga naar voetnoot21
Met Valckenburgh, in d'algemeene vlamme,Ga naar voetnoot22
Op 't heet autaer, den jongsten slagh verbeyd:Ga naar voetnoot23
En niemand swicht, voor dat de nood hen scheyd.
25[regelnummer]
De Rasery, door 's legers wreede tenten,Ga naar voetnoot25
| |
[pagina 361]
| |
Van band geslaeckt, hier alle d'elementenGa naar voetnoot26
Opprest, ten val van 't overoude Stift:Ga naar voetnoot27
En d'asch word in den wind en stroom gesift.Ga naar voetnoot28
Hier stond de moeder, met haer' seven vruchten.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Se stort geen' traen, noch 't hart en kan niet suchten.
Se druckt de borst met 't suygeling, haer kroost.Ga naar voetnoot31
De reste kermt vergeefs, om hulp en troost.
S'is stom. dat's: God, niet ick, kan u beschutten.Ga naar voetnoot33
't Een smoort, in roock. het ander drenckt in putten.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Het ander springt, in 't Paepenheymsche vier,Ga naar voetnoot35
En sy en 't kleen, in 't punt van een rappier.Ga naar voetnoot36
De blixem schend soo boom met tack en wortel:
En d'Arend kluyft soo d'opgegreepe tortel.Ga naar voetnoot38
Haer' pluym verstuyft, haer teer gebeente kraeckt,
40[regelnummer]
En 't sieltje steent, eer 't aen syn' dood geraeckt.Ga naar voetnoot40
Des kreunt sich niet, die Godheyd aller vogels:Ga naar voetnoot41
Die 't Roomsche ryck beschaduwt, met haer' vlogels:
Schoon d'Oder drenckt den fier gekroonden Leeu,Ga naar voetnoot43
Die over zee syn' stappen liet in't sneeu.
45[regelnummer]
Dees heeft beslecht, met Pool en Moskovyter,Ga naar voetnoot45
Syn erfkrackeel, en vlamt op Habsburghs myter,Ga naar voetnoot46
Die Sweden tergt. sie toe, baldaedigh Praegh,Ga naar voetnoot47
Syn' mane ryst, en spelt een' toorenvlaegh.Ga naar voetnoot48
Swygh Oostenryck, die bruller, wt den Noorden,
50[regelnummer]
Sal grabblen alle uw' standers, rood van moorden.Ga naar voetnoot50
Tirol, misbruyck uw' weelde niet soo stracks.Ga naar voetnoot51
Vergeldghe soo die noodhulp van den Sax?
| |
[pagina 362]
| |
't Verdruckt Geloof dat telt 's verlossers uuren,Ga naar voetnoot53
Eer Leypzigh siet, van syn' verwonne muuren,
55[regelnummer]
Het brieschend ros vertreen 't geschudde land,Ga naar voetnoot55
O Karels soon, wick wick uw' kracht te vooren.Ga naar voetnoot57
Ghy tart hem, die tot zege werd geboren,Ga naar voetnoot58
En soo veel lands geploeght heeft, met het swaerd,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En acht uw' kroon tot syn' triomf gespaert.Ga naar voetnoot60
Dees' stem verdwynt, by trommels en trompetten:Ga naar voetnoot61
Daer vaen op vaen, kornetten op kornettenGa naar voetnoot62
Aentrecken, dat de hemel dient gestut,Ga naar voetnoot63
En d'afgrond duyckt en davert van 't geschut.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Der Gotten God, die luyster van myn eerdicht,Ga naar voetnoot65
Ter wolcke quam wtbarsten, als een weerlicht,
En blixemstrael, doen 't lot in twyffel hing:Ga naar voetnoot67
Eer 't aertsgeweld, in roock en stof, verging.
Iupyn, en Mars die woen, met vier en donder.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Het onweer duurt. de son gaet op en onder,
En d'avond groet den Koningklycken held,
Die 's Keysers maght verstroyt, in 't bloedigh veld.
Den veldheer en afworstelaer der jaeren,Ga naar voetnoot73
Beswyckt het hart, door 't gaepen syner aeren,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En bergt het lyf. hoe draeft hy nu soo trots,
Die onlangs was een' strenge geessel Gods!Ga naar voetnoot76
Die d'eerbaerheyd, van moorders wtgetogen,Ga naar voetnoot77
Verstickt in bloed, sagh schenden voor syn' oogen:
En leemtigh schuym een handvol overschotsGa naar voetnoot79
| |
[pagina 363]
| |
80[regelnummer]
Verkrachten en schoffieren, met veel spots.Ga naar voetnoot80
Hoe luttel dacht hy doen, in 't spel der pypen,Ga naar voetnoot81
Dat Meyburghs saed, in Leypzighs klay, sou rypen:Ga naar voetnoot82
En al syn vee, gemest op desen stal,Ga naar voetnoot83
Door Laplands byl, most schaffen vleesch te Hal.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat gruwel trapt, met Christen hoofds banieren,Ga naar voetnoot85
Op maeghdepalm, tot schennis van laurieren!Ga naar voetnoot86
En schaeckt'er weeu en wees haer' roosekrans:Ga naar voetnoot87
Op 't versche lyck van vaders en van mans!
Die tyranny past Turcken en Maraenen.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ah hemel! strem, op 't aenschyn, dese traenen
En kuyschen dau, tot parlen altemael:Ga naar voetnoot90-91
Dit suyver bloed, dees' sprengklen tot korael.Ga naar voetnoot92
Ons' Sangheldin heeft lust, met die juweelenGa naar voetnoot93
Verciert, voor moordautaer, op treurtoonneelen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Te vieren dien beschreyelycken dagh:Ga naar voetnoot95
Die God nocht heyligh kerckenrecht ontsagh.
Myn dicht sich schaemt te leeren gryse hayrenGa naar voetnoot97
Den wrevel treen, den overwonnen spaeren:Ga naar voetnoot98
Voor al, voor al den vrouwelycken staet,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Daer Herkules syn' moed voor sincken laet.Ga naar voetnoot100
Gescheurde pruyck en traenen doen verdwynenGa naar voetnoot101
Die droeve wolck, daer Romers en SabynenGa naar voetnoot102
In woeden, met een blind en streng gevecht.Ga naar voetnoot103
Waer Venus schreyt, gaen hooge vloeden slecht.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Met recht verwelckt die zege, sonder segen,Ga naar voetnoot105
Door maeghdenroof en vrouwekracht verkregen.Ga naar voetnoot106
De Trojsche vorst ontsagh syn' hand te slaenGa naar voetnoot107
| |
[pagina 364]
| |
Aen yeders vloeck, daer Troje om most vergaen.
Der dieren prins in d'ysre kou, betoonde
110[regelnummer]
Syn' heuscheyd, die de bleecke nymf verschoonde.Ga naar voetnoot110
Hy lonckt verlieft, op dat aenminnigh beeld,Ga naar voetnoot111
En quispelstaert, en blaeckt, en vryt, en streelt.
Dat hart besit soo veel van 't edelmoedigh.Ga naar voetnoot109-113Ga naar voetnoot113
Hoe verwt een graef syn' poenjerds dan soo bloedigh?Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Hoe sleeptmen soo Kassandren wt haer' kerck?Ga naar voetnoot115
Hoe smet hy soo syn wapen, en syn merck?Ga naar voetnoot116
Lof Luydewyck, den roem van 't Evangeli,
Die self Rochel, ontwyster syner lely,
Genade schonck; doen 't mergh was wtgeteert,
120[regelnummer]
En, sonder wraeck, haer' poort en vest verneert.Ga naar voetnoot117-120
Soo wintmen, met de steên, der menschen harten.
Wat balssem kan nu heelen dese smarten?
Indien de wraeck dan eens aen 't hollen raeckt:Ga naar voetnoot123
Hy draeght de schuld, die lammers wolven maeckt.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Wat Albaes swaerd en fackel heeft gebrouwen,Ga naar voetnoot125
Sal Nederland en Spanjen eeuwigh rouwen.
De weereld brand, door eenen Faëton,
Die reuckloos ment den breydel van de son.Ga naar voetnoot127-128
Die sich, aen 't vier des oorlooghs, niet wil sengen,
130[regelnummer]
De gal der straf, met honighraet, leer mengen.Ga naar voetnoot130
De sondaer kust de roe, en blyft haer vriend,
Die lieflyck quetst, wanneer hy 't streng verdient.
Een heelsaem artz, die 't leven noo sagh sterven,Ga naar voetnoot133
Magh snyden, niet den krancken gants bederven.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Het Keyserdom is ingewyt tot heul:Ga naar voetnoot135
't Verstreck den volcke een vader, en geen beul.
Indien het volck veroirsaeckt sulcke wonden:
De heer die biechte en boete oock all' syn' sonden.
| |
[pagina 365]
| |
Hy pars geen' siel; hy breeck geen Christen Recht.Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
't Geloof is Gods, geen aertschen keysers knecht.Ga naar voetnoot140
O Tzerklaes, denck wt helm nocht harrenassenGa naar voetnoot141
Die moordvleck wt te schuuren nocht te wassen.
‘Vw grafschrift sy: Tilly (elck schrey, die 't hoort)
‘Heeft Maeghdeburgh verdelgt, door maegdemoord.
145[regelnummer]
Nu schuwt hy als een havick synen dryver,
Den klaeu des Leeus der Vinnen, heet van yver:Ga naar voetnoot146
Die slincks en rechts het al aen flarden ryt,Ga naar voetnoot147
Wat voorvoets hem dien vetten roof benyd.Ga naar voetnoot148
Gods arrem maeyt, met syn' gerechte zeyssen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Een' ysren oegst: en deckt den grond van Meyssen,Ga naar voetnoot150
Veel' mylen velds, met lycken sonder tal.
Vergeefs gevloon: de Dood is overal.
De Dood verslind, en scheurt, met staele tanden.
Een' roode zee die bruyst, op d'ackerlanden.
155[regelnummer]
De klepper gaet, tot aen den buyck, te wedt:Ga naar voetnoot155
En wascht syn sweet en stof, in't laeuwe bed.
Soo dreef de sne van Alexanders sabel
Den doodsen schrick voorwt, naer Suze en Babel.
De Persiaen gevoelde, veel te laet,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Wat die vermoght, wiens jeughd hy had versmaed.
Soo stort de bloem en 't puyck des Roomschen adels
By Kannas neer, wt haer' vergulde sadels:Ga naar voetnoot162
En 't Kapitool, alle oogenblicken, hoort
En siet verbaest Kartago, voor de poort.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Op eenen tyd, vermeestert twee graef Iannen:Ga naar voetnoot166
Van welcken d'een, gedreven van den nood,
Te paerde vlught, en d'ander met den boot.
Die neerlaegh kneust de hoop der heerschappyeGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Van Oostenrycks gedroomde Monarchye.
| |
[pagina 366]
| |
De Vryheyd, die weêr aêm schept, sonder sorgh,
Looft God, den Held, Keur Sax en Brandenborgh.Ga naar voetnoot172
De Christen Held word in triomf ontfangen,
Bestuwt met roof, met vaenen dicht behangen,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Vereert met lycken, in hun' tomb geleyt:Ga naar voetnoot175
Waerom, van vreughd, 't verloste Duytschland schreyt.
Wat onder was gedompelt komt weer boven.
De weereld kan het nauwelycks gelooven:
En d'opgang leert van d'ondergaende son,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Dat oock Tilly een' slagh verliesen kon.
'tZeeghaftigh Hoofd sprack danckbaer, na het knielen:Ga naar voetnoot181
‘Dees' wraecke Gods streck offer, voor de sielenGa naar voetnoot182
‘Van Maeghdeburgh: wiens ingetrapte kruyn
‘Begraven leyt, in eeuwigh smoockend puyn.
185[regelnummer]
Vaer voort Gvstaef, ghy vorstenmorgenwecker.Ga naar voetnoot185
Ga voer den Paltz, ten bergh op, aen den Necker:Ga naar voetnoot186
En 't vier des kryghs, met wapens, wtgeblust,Ga naar voetnoot187
Wisch Adolf wt, en schryf: Gvstav' Avgvst.Ga naar voetnoot188
|
|