De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp Haan Kalkoen.aant.aant.Ga naar voetnoot*Wie sach oyt gecken sonder bel?Ga naar voetnootvs. 1
Kalkoentjen is wat root van velGa naar voetnoot2
En suyver geus,Ga naar voetnoot3
Om dat de Rijnsche muskadelGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Met al het suyver nat
Van 't Heydelbergsche vat,Ga naar voetnoot6
Treckt in sijn neus,
En daerom buldert hy soo fel,
Als Goliath den Reus;
10[regelnummer]
Wy achtent boert, en kinder-spel.
By dronck is hy wat beus;Ga naar voetnoot11
Maer nuchteren wonder geus.
| |
[pagina 338]
| |
Bachant, had ghy niet onbeschaemt,Ga naar voetnoot13
En 't geen een Leeraer minst betaemt,
15[regelnummer]
Ons Burgemeesters wel geneygt,Ga naar voetnoot15
Op 't Raedhuys met een moord gedreygt:Ga naar voetnoot16
Men had, ô droncke plonder-geus,Ga naar voetnoot17
U met geen roo kalkoensche neus
Op 't openbaer toneel gebracht,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En als een Schijtvalck uytgelacht:Ga naar voetnoot20
Gaet heen nu als een huylebalch,Ga naar voetnoot21
En hangt ons aen u suylegalg.Ga naar voetnoot22
|
|