De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 286] [p. 286][Gedichten] De triomfeerende Aemilia Princesse van Oranie.aant. Dus lange was mijn' borst belegert en beschoten, Van angst en sorgen voor mijn bruygoms ongeval.Ga naar voetnoot2 Mijn hart vol bressen sprong, met 't springen van den wal.Ga naar voetnoot3 Ick dacht het ongeluck nu kleynen treft, dan grooten: 5[regelnummer] Maer doen de vesten vrede, en wy de vest genooten, En dat de vreughd opdaeghde, en vulde het overal,Ga naar voetnoot6 Met juychen, handgeklap, en schaterend geschal; Doen was mijn' siel ontset van schroeven en van sloten.Ga naar voetnoot8 Triomfen reede ick toe, en vloogh den Held te moet,Ga naar voetnoot9 10[regelnummer] Met geen verganklijck vier, maer Goddelijcken gloed; Daer Cypris haeren Mars mede is gewoon t'onthaelen:Ga naar voetnoot11 En 't onverwinlijck hart, dat voor 's lands vrydom vocht, Daer oorlogs donderkloot nocht blixem op vermoght, Verovert werd van Mins onleschelijcke straelen.Ga naar voetnoot14 voetnoot2 bruygom: jonge echtgenoot. voetnoot3 sprong vol bressen: werd gewond. Dit beeld werd opzettelik gekozen, in verband met de daarop genoemde oorzaak. voetnoot6 En dat: en toen. voetnoot8 ontset van: bevrijd van. voetnoot9 Ik trof de toebereidselen voor een triomfantelike inhaling. voetnoot11 Cypris: Venus; onthaelen: ontvangen. voetnoot14 onleschelijcke: onuitblusbare. Vorige Volgende