De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 261]
| |
[Zegesang ter eere van Frederick Henrick]aant.ZEGESANG TER EERE VAN FREDERICK HENRICK, Boschdwinger, Wezelwinner, Prince van Oranje wordt hier afgedrukt naar de tekst van de eerste uitgave ('tAmstelredam by Willem Blaev, 1629). Zie op blz. 264 't titelblad typografies nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 172.
De Zegeprent op 's Hertogenbosch, die we hier aan de Zegesang vooraf doen gaan, behoort niet tot de uitgave zelve. Als Brandt zich niet vergist in zijn Leven (oorspr. uitgave, blz. 28), zou er in 's dichters tijd een plano van de prent met het gedicht hebben bestaan, die Unger en wij niet kennen. Brandt schrijft daar namelik: ‘In den jaare MDCXXIX gaf hem 't veroveren van 's Hertogenbosch en 't winnen van Wezel stof tot dien treffelyken Zegezang ter eere des Prinsen van Oranje, die hy den tytel geeft van Boschdwinger en Weezelwinner. Dit gedicht was gestelt onder een print, daar men den Prins, op een' triomfwagen gezeten, en gevolght van zyne Helden, in den Haaghe de poort van 't Hof zagh inryden. Boven in den heemel zat Keizer Adolf van Nassau, omringt met Nassausche Helden, en verzelt met Henrik den Grooten, Koning van Vrankryk. Ook hadt men den Advokaat Oldenbarnevelt in deezen heldenheemel gezet, daar veel op te zeggen viel. Maar als iemant den Dichter in een Boekverkoopers winkel vraaghde, Waarom stelt gy Barnevelt onder de Nassausche Helden in den heemel? schreef hy op staande voet het steekend antwoordt, dat onder zyn Heekeldichten geleezen wordt.’ Unger vermeldt in zijn Bibliographie op nr. 175 wel zo 'n prent met tekst, maar eerst van 1721, die hij als volgt beschrijft: ‘Zegezang ter eeren van Frederik Hendrik Prince van Oranje. Onderaan: Te Rotterdam, by Pieter vander Veer Boekverkooper, 1721. In plano (hg.363, br. 235 mM.). Bij vs. 8 van 't hekeldichtje op blz. 263 tekent de zgn. Amersfoortse uitgave aan: ‘Sommige Contra-Remonstranten gaven voor, dat Olden-Barnevelt in de belijdenisse van hun gevoelen, ten aensien van 't geschil der Predestinatie, was gesturven.’ | |
[pagina 262]
| |
Anonieme zegeprent op de verovering van 's Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.
| |
[pagina 263]
| |
‘Nassausche heldenhemel’, Fragment op ware grootte uit de hiernaast verkleind weergegeven zegeprent op de verovering van 's Hertogenbosch.
Vondel wierdt gevraagt waarom hy Barnevelt in een print in den heemel had doen zetten:
Antwoordt.Ga naar voetnoot*
Vraagt men waarom Barnevelt
In den Hemel wordt gestelt.
't Is om dat de Predikanten,
Die als heylige Gesanten
Voor hem baden op 't Schavot,
Voerden soo sijn ziel tot Godt.
Doen hy om 't quaadt bloet te koelen
Storf in 't Gommarist gevoelen,
In 't gevoelen van een swaardt,
Dat geen Patriot en spaardt.
| |
[pagina 264]
| |
Zegesang ter eere van Frederick Henrick,
| |
[pagina 265]
| |
Den E. grootachtbaeren, Eerentvesten, wijsen, en voorsienigen Heeren, Mijnen Heeren den Bvrgermeesteren en regeerderen
| |
[pagina 266]
| |
[Afbeelding op 3/4 der ware grootte]
| |
[pagina 267]
| |
Zegesang ter eere van Frederick Henrick,
| |
[pagina 268]
| |
Die elck te trots was en vermetel?
25[regelnummer]
Neen, 't is geen held van d'oude tijd,
't Is Fredrick Henrick, die den nijd
En all' die hem sijne eer misgonnen,
Door moedigh worstlen heeft verwonnen:
Die d'Oldenzeelsche vesten dwong:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die Wesel innam met een' sprong:Ga naar voetnoot30
En Grol heeft tot sijn' winst gestreecken;Ga naar voetnoot31
Dat tweemael 't leger op sagh breecken:Ga naar voetnoot32
Die met sijn volck te voet te ros,
Verovert heeft 's Hartogenbosch;
35[regelnummer]
Dat tweemael 't leger op sagh breecken.
O groote winst van weynigh' weecken!Ga naar voetnoot36
O temmer van dat woest gedroght,Ga naar voetnoot37
Daer noyt geen kamper tegens moght!Ga naar voetnoot38
Kan haet en nijd dien brock verduwen!
40[regelnummer]
Kon die moerasdraeck dan met spuwen
Van vier en voncken, vlam en roock,
Met overyslijck ysren spoock,
Sijn' vyand niet ten poel wtjaegen?
Dit ondier, oorsaeck veeler plaegen,
45[regelnummer]
Staegh knabbelde heldenbeen verwoed.Ga naar voetnoot45
Het leckte Truxis edel bloed,Ga naar voetnoot46
En vatte (schuw van staelen banden)Ga naar voetnoot47
Graaf Hohenlo met ysren tanden.Ga naar voetnoot48
Maes, Wael en Yssel, Leck en Rhijn
50[regelnummer]
Vergiftighde het met boos venijn.Ga naar voetnoot50
Naest God sy lof den roem der vorsten,
Aen wiens granaeten 't is geborsten.
Wie sou gelooven kunnen, dat
Eene oude en noyt gewonne stad,
55[regelnummer]
Gewent te swaeyen 't oorlogsvendel;
Die sleutel was en grensegrendel,
| |
[pagina 269]
| |
En trots als Brabants pylaer stond,Ga naar voetnoot57
En Holland scheyde en Brabants grond,
Soo onversiens, soo ongewroken
60[regelnummer]
Gesloopt sou leggen afgebroken,
Door 't woen des Hollandschen soldaets?
Dat d'eer van Tilburgh sijne plaets
Sou laeten d'eere van Oranjen?Ga naar voetnoot62-63
Dat d'oorloghssetel van Hispanjen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En Isabels doorluchte troon
Sou open staen voor Welhems soon,
Tot schrick van Phlippes bondgenooten?
Breda had een' Baron verstooten:Ga naar voetnoot68
't Was billijck dat weer een BaronGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Den Bosch most ruymen voor dees' son:Ga naar voetnoot70
Dat's Hartoginnebosch most wordenGa naar voetnoot71
Des Princen bosch, na 's hemels orden.Ga naar voetnoot72
Ay lieve, sie doch eens 't gedrang
Van 't vrye Nederland, met sang
75[regelnummer]
En spel voor Hollands heyland krielen:Ga naar voetnoot75
Hoe burgers en hoe boeresielen,Ga naar voetnoot76
Hoe oud en jong, hoe vrou en maeghd,
En wie 't gemeene gunst toedraeght,Ga naar voetnoot78
Al lachend door malkandren swieren:
80[regelnummer]
Hoe vrolijck steên en dorpen vieren,
En luyen in 's verwinners feest:Ga naar voetnoot81
Die als een hopman onbevreest
En rustigh 't heyr vooraen geleyde,Ga naar voetnoot83
Op 't vlacke van de Mouckerheyde;Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Alwaer hem inviel 't waerde lijckGa naar voetnoot85
Van sijnen oom graef Luydewijck;Ga naar voetnoot86
Die hier in 't harrenasch gebleven,
Of na den slagh gevaen, most sneven
Door Spaenschen haet, soo schendigh wreed,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Als hy sich vroom en eerlijck queet:Ga naar voetnoot90
Terwijl hy dacht aen dese dingen,
| |
[pagina 270]
| |
Gevoelde hy scharpe prickelingen,
En wraeck opsiedend 't edel bloedGa naar voetnoot93
Verdobbelt sijnen oorloghsmoed.
95[regelnummer]
Terwijl hy sich ten oorlogh ruste
Soo doodverwt hy de Vlaemsche kuste.Ga naar voetnoot96
De starcke steên, hoe vast bemuurt,
Van Maes, en Rhijn, en Scheld geschuurt,
Gevoelen 't bange sweet wtbreecken.
100[regelnummer]
Hy houdse in twijffel met sijn' treken:Ga naar voetnoot100
En Handwerp wacht syn heyr aen boordGa naar voetnoot101
In 't harnasch. schielijck ruckt hy voort,
En draeft op pijp, trompet, en trommelGa naar voetnoot103
De Maesbrug over naer den Dommel:
105[regelnummer]
En vroegh voor bot, voor bloeyend blos,Ga naar voetnoot105
Op 't veld koomt vallen voor den Bosch,
Met ruyterbenden nau om noemen,Ga naar voetnoot107
Gelijck de byen op de bloemen.
Dit sagh de grijse Grobbendonck.
110[regelnummer]
Denck of het als een donder klonck
In d'onverwachtheyd sijner ooren.Ga naar voetnoot111
Hy lachte en grenickte wt den tooren,Ga naar voetnoot112
Doen hy op May den eersten daghGa naar voetnoot113
Hier Mars den Mayboom planten sagh:
115[regelnummer]
Maer 't lachen dat verging ten leste;
Doen hy omringen sagh de veste,
Die soo veel' rampen had gestuyt,
En meermaels lachte ons' legers wt:
Die, zedert mense lest ontsette,
120[regelnummer]
Noch bet op haer' versekring lette,Ga naar voetnoot120
Met schans by schans, en werck op werck,
Van graft aen graft en hoornen sterck.Ga naar voetnoot122
Hier lagh nu d'eer der heeren Staeten.
Flux quam by 't leger der soldaeten
| |
[pagina 271]
| |
125[regelnummer]
Een boerenheyr. men wroet, men slaeft:Ga naar voetnoot125
De bijl die kerft, de schup die graeft.
Veel' bosschen worden omgehouwen
Om eenen Bosch: soo veel' landouwen
Geplondert kael van ruyghte en rijs.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Geen' veldnymf vlecht nu krans om prijs:
Geen Pan nocht Satyr hoortmen queelen,
Door 't derven van hunn' lustprieelenGa naar voetnoot132
En naere schaduw; die Natuur,Ga naar voetnoot133
Aenqueeckster van het minnevuur,
135[regelnummer]
Gevlochten had tot vriendlijck vryen,
Boeleeringen, en snoeperyen.Ga naar voetnoot136
De deughd, gewoon na lof te staen,Ga naar voetnoot137
Sich maeckte een'Ga naar margenoot* princelijcke baen:Ga naar voetnoot138
Sloegh mijlen dijcx door waterplassen,
140[regelnummer]
Door diepe meeren en moerassen.
Sy stiert de vlieten met een' toom,
En damt met kracht den Dommelstroom:Ga naar voetnoot141-142
Sy dar den ouden kil verleyen,Ga naar voetnoot143
En 't meyr een' nieuwe plaets bereyen,
145[regelnummer]
Daer t'hans de visscher set sijn' fuyck,Ga naar voetnoot145
Beurt 't land de mossige perruyck
Nu onverdroncken in het hooge,Ga naar voetnoot147
En vraeght: wat God scheyd vocht en drooge,Ga naar voetnoot148
En binnen andren oeverboord
150[regelnummer]
Bedwinght de watren door sijn woord?
Daer t'hans de visschen swaenen aesenGa naar voetnoot151
Nu legerpaerden weeligh graesen:
En om het leger bruyscht de zee,
Die flus onwinbaer maeckt de steê.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Dat heet voorby treen Cyrus stappen;Ga naar voetnoot155
Die, met d'Eufraetstroom af te tappen,Ga naar voetnoot156
| |
[pagina 272]
| |
Vermeestert 't pratte Babilon,Ga naar voetnoot157
Soo ras de ruyter waden kon.
'k Sie dorpen hier in 't rond gelegen,
160[regelnummer]
Als met een snoer aen een geregen,
Met dobble graft, en schans op schans.
d'Ontsetter heeft hier kleene kans.
Ick sie 's Hartogenbosch vergrooten,
En 't leyt in 's Princen wal beslooten;Ga naar voetnoot163-164
165[regelnummer]
Wiens krunckeligen ommekreysGa naar voetnoot165
Verstreckt een' somer sonnereys.
O Boschmaeghd, reken tot u vordel,Ga naar voetnoot167
Dat met soo rijcken legergordel
Vw vryer uwe lenden nijpt.Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wt liefde hy sijnen degen slijpt,
Op dat hy u den grijse ontrucke,Ga naar voetnoot171
En 't heylighdom uws bloessems plucke.Ga naar voetnoot172
De Christe Koningen alom
Begroeten uwen bruydegom:
175[regelnummer]
Soo verre heeft sijn' kortou gedondert.Ga naar voetnoot175
De grootste Vorsten al verwondertGa naar voetnoot176
Besoecken hem van wijd en veer,
Om deel te hebben aen dese eer:
Soo luyde heeft sijn trompet gekloncken.
180[regelnummer]
Der Staeten achtbaerheyd gesoncken
Vry laeger dan haer voorigh heyl,Ga naar voetnoot181
Die overschrijd 't gesette peyl,Ga naar voetnoot182
Door 't braef bestaen van uwen minner,Ga naar voetnoot183
Den allerstoutsten stedewinner.
185[regelnummer]
Philippes send gesanten wt
Om vorderen het vrebesluyt.Ga naar voetnoot186
Hy port den Keyser sorgh te draegenGa naar voetnoot187
Om Fredrick van den Bosch te jaegen:
't Welck sal verplichten kroon aen kroon,
| |
[pagina 273]
| |
190[regelnummer]
Als waer belegen sijn persoon.Ga naar voetnoot190
Dies sluytmen, op der vorsten bede,
Met 't rijck van Denemarcken vrede,
Om Spaensche en Oostenrijcxsche maght
Te paeren tegens Hollands kracht.
195[regelnummer]
Soo veel gewoels aenschout de sonne,Ga naar voetnoot191-195
Tot redding deser Roomsche nonne.Ga naar voetnoot196
Te Brussel, onder 't Boschbelegh,
Daer twistme' om d' appel van 't gesegh,Ga naar voetnoot198
Waer heen met dese raserije?
200[regelnummer]
Graef Henrick met veldheerschappijeGa naar voetnoot200
Gemoedight, komt ten lesten aen:Ga naar voetnoot201
De tiger sal den leeu verslaen.
Het is hem mogelijck vergeetenGa naar voetnoot203
Hoe fel hy werd voor Grol gebeeten.
205[regelnummer]
Met schup en spaden hy by nacht
Den Dommeldam te breecken tracht:
Maer die het leger onderkruypenGa naar voetnoot207
In doods vergetelnat versuypen,Ga naar voetnoot208
En 't grof geschut dat dondert in
210[regelnummer]
't Hooghhartigh heyr der Hartogin:
'tWelck moedeloos te rugh moet wijcken.
Wy visschen de verdroncke lijcken.
Ia Hollands Hercules en held
Den vyand wacht in 't vlacke veld,
215[regelnummer]
En dart sijn' veyligheyd misbruycken.Ga naar voetnoot215
Hy denckt niet eens om 't oogh te luyckenGa naar voetnoot216
Ten slaep, als of hy waer gewoon
Te waecken eewigh met den goôn.
Hy luystert watter word gemompelt.
220[regelnummer]
En als Achil in Styx gedompelt,Ga naar voetnoot220
En scheutvry tegens kling en kloot,Ga naar voetnoot221
Soo geeft hy sich op 't spitste bloot:Ga naar voetnoot222
| |
[pagina 274]
| |
En leyt slechs toe op hoornenwringen,Ga naar voetnoot223
Op nadren, en op mijnespringen:Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
En in die vorsten worstelplaets,
Verselt de vroomheyd des soldaets,Ga naar voetnoot226
En wroet, by sonne en maeneschijnen,
In stof van loopgraef en van mijnen,
Gehaspelt tot aen 's hemels troon,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Vermengt met vlammen, roock en doôn,
Met colonellen en soldaeten;Ga naar voetnoot231
Die eerlijck hunnen dienst verlaeten,Ga naar voetnoot232
Met eenen oock alle oorlogsramp:
En sijn door dien ontsteken damp,
235[regelnummer]
Als in triomf voor yeders oogen,
Met Mavors wagen opgetogen,Ga naar voetnoot236
Op dondertoonen fijn en grof.
Dit lijckt nu by 't Olympisch stof,Ga naar voetnoot238
Als een kortouscheut in mijn' dichten,
240[regelnummer]
By 't snorren van geschote schichten;
Al maeckt het Pindarus soo fier,Ga naar voetnoot241
Om stijf te stoffen op sijn' lier,Ga naar voetnoot242
Van Grieckenlands vergode sielen:
Op 't barnen van geswinde wielen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ten renstrijd licht gevoert voor wt.Ga naar voetnoot245
Terwijl de raden van d'affuyt
Op roockend rijswerck, langs hoe traeger,Ga naar voetnoot247
Voor desen Delfschen blixemdraeger,Ga naar voetnoot248
Den wegh, door omgewroete duyn,
250[regelnummer]
Opbaenen langs der vesten puyn:Ga naar voetnoot249-250
Wtlachend d'oude kinderstryen:Ga naar voetnoot251
Die 't groot gevaer der gaelderyenGa naar voetnoot252
| |
[pagina 275]
| |
Waer door mijn held ten hemel gaet,Ga naar voetnoot253
Aenhooren als een sotte praet.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Hier volgen Britten, Schotten, Vrancken,Ga naar voetnoot255
En Duytschen de Nassausche rancken,Ga naar voetnoot256
Bebloed bekrosen en besweet:Ga naar voetnoot257
Of soo sich ergens Vranck vergeet,Ga naar voetnoot258
Koomt Briauté den sloffen wecken;Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Wiens groote schim in dese plecken
Noch ongewroken waert en spoockt,
En 't harte sijner landslien koockt,Ga naar voetnoot262
Om wraeck te nemen aen den woede,Ga naar voetnoot263
Die hem doorschoot met koelen bloede,
265[regelnummer]
En verwde valbrug en stepoort
Met sprencklen van soo vuylen moord:
Een' ope wond, die lange smarten
Sal Vranckrijcx eedle en strijdbaere harten.
De Bosdraeck 't hoofd opbeurt na Vucht.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
En snoffelt in de bange lucht,Ga naar voetnoot270
Vermits de watren hem ontsincken.
Sijn' kiesen laet hy grimmigh blincken,
En hoopt vast elcken oogenblick
Dat hem d'ontsetter hulpe schick.
275[regelnummer]
De Berghgraef siet geene eer te haelen,
Met binnen 's Princen storrempaelen
Het hoofd te steecken tegens 't spits,Ga naar voetnoot277
En vreest des legers Lynceus Wits.Ga naar voetnoot278
Hy gaet sijn krïjghsheyl elders soecken;
280[regelnummer]
Dies hem de Boschenaeren vloecken,
En Grobbendonck sijn hartseer kropt.Ga naar voetnoot281
Het daeghlijcx quetsen 't gasthuys propt,Ga naar voetnoot282
En 't kerckhof mest. de Brit en FranssenGa naar voetnoot283
Gaen strijcken met de Vuchterschanssen.Ga naar voetnoot284
| |
[pagina 276]
| |
285[regelnummer]
Ernest en Willem 't achterst klooft.Ga naar voetnoot285
De Veldheer kneust het draeckenhoofd,
En Brero sloopt de slincke lenden,Ga naar voetnoot287
De rechte Pinsen met sijn' benden.Ga naar voetnoot288
Het ondier woelt en worstelt lang,
290[regelnummer]
Als eertijds dese waterslang,
Die vruchtbaer van doorsnedene aeren,Ga naar voetnoot291
Niet deede als nieuwe koppen baeren.
Terwijlmen 't eene lidt doorvlimt,Ga naar voetnoot293
Soo leyt een ander hoofd en grimt.Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
De sprencklen bloeds sijn nieuwe saeden.
O vruchtbaer veld van oorloghsdaeden!
Maer wat voor een verbaest geruchtGa naar voetnoot297
Veroorsaeckt ons de Veluwvlught?Ga naar voetnoot298
Ah Aernhem sijtghe in slaep betovert!Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Alreede is d'Ysselstroom verovert:
De wollef jaeght uw' schaepen na,
Tot uwe en tot uw nabuurs scha.
Wien sal ick dese rampen wijten?
't Moet billijck onsen Prince spijten,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Dat 't geen hy lang te vooren speltGa naar voetnoot305
By reuckloos breyn niet meer en geld.Ga naar voetnoot306
Ghy waert gelijck verstroyde lammers,
Had Hollands harder d'Amsteldammers
Om u t'ontsetten niet beroert;Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Die voor en na de vlagge voert.Ga naar voetnoot310
De Burgermeesters van den Ystroom
Handhaeven Vechts en Yssels vrydoom.
DeGa naar margenoot* vruchthoorn van Europe stutGa naar voetnoot313
De steên, en levert wt geschut,Ga naar voetnoot314
| |
[pagina 277]
| |
315[regelnummer]
En kruyt en lood, en oorlogslieden,
En graen, om 't hoofd den beer te bieden,
Die om den biekorf woelt ontrust,Ga naar voetnoot317
En laegen leyt de Betuwkust:
Maer Cazimir en Styrum waecken,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Tot redding der verlegen saecken,Ga naar voetnoot320
En treffen, volgens 's Princen last,
Op d'oorden, daer de vyand bast.Ga naar voetnoot321-22
De vyand self die kan getuygen,
Hoe noo den vryen hals wil buygen,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Om op te nemen 't slaefsche juck.
De nood maeckt d'onbeslepe tuck,Ga naar voetnoot326
De vrygevochte willghe slaeven.
Men siet veel mylen lands begraven,Ga naar voetnoot328
En schanssen rijsen sonder end:
330[regelnummer]
Elcx lusthof sonder leet geschend.Ga naar voetnoot330
De Vechtvliet opent dijck en sluysen:Ga naar voetnoot331
Dies soute en soete baeren bruysen
En weyden over vee en stal:Ga naar voetnoot333
Die 't al wil houden waeght het al:Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
't Is voor den vrydom al ten besten.
Doch wint hy d'Amersfoortsche vesten:Ga naar voetnoot336
Dat veelen schielijck vreese gaf.
Maer Hattem slaet sijn' stormen af,
En Elburgh fier hem voeder weygert.
340[regelnummer]
Het brieschend paerd komt aengesteygertGa naar voetnoot340
Op Harderwijck: sijn hoef alree
Het strande schud der zuyder zee:
Noch wil 't niet luystren na de wetten
Der Keyserlijcke krijghstrompetten;Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Op dat het onvermogen blijck
Van 't Spaensche en basterd Roomsche rijck.Ga naar voetnoot346
| |
[pagina 278]
| |
Laet Phlips en Ferdinand sich kittlen
Met overydele eerentitlen:Ga naar voetnoot347-348
Of Cuculi wat weeldigh weyt,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
's Lands veldheer op sijn' luymen leyt.Ga naar voetnoot350
De blijde bo komt aengeronnen,
Die wtblaest: Wezel is gewonnen,
Graef Henrick siet verbaest te rugh,Ga naar voetnoot353
En steent om sijn' gebroke brugh,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Zijn' koorenschuur, sijn' blixemkoker.Ga naar voetnoot355
Losano vloeckt hy en den moker,Ga naar voetnoot356
Die poort en poortslot brack te ty,Ga naar voetnoot357
En inliet Didens ruytery.Ga naar voetnoot358
Prins Henrick loost sijn schut al tevens.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Al 't land, al 't leger is vol levens.
Men swaeyt de Wezelsche banier.
De Vuchter tooren bralt met vier.Ga naar voetnoot362
O Wolf die past voor Mavors wagen!Ga naar voetnoot363
O Gent, die Gent noch sult belaegen,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
En stormen op der Staeten leer,Ga naar voetnoot365
De muurkroon drucke uw' kruyn met eer.Ga naar voetnoot366
Die blixem Brussel trof van boven,
Doen 't sich vermetel dorst beloven,Ga naar voetnoot368
Eer lange binnen Amsteldam
370[regelnummer]
t'Ontsteecken d'overwinningvlam.Ga naar voetnoot370
O Prins, God heeft u wtgekosen,
't Geen andre dwaes verreuckeloosen,Ga naar voetnoot372
Dat brengtghe wederom te recht,
Al sijtghe aen 's legers sorgh gehecht:Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Gh'ontruckt een' stad des vyands tanden,
Terwijl hy glory soeckt met branden
En blaecken van de boerenhut;
Die naulijcx wind en regen schut:
Terwijl hy, van verdriet verbolgen,
| |
[pagina 279]
| |
380[regelnummer]
De wapenloose gaet vervolgen:
Den landman met sijn ega blood,Ga naar voetnoot381
De kinders bergende in haer' schoot,
Al schreyend d'ackers doet verlaeten;
Wt scrick der schennende Croaten:
385[regelnummer]
Geen strijdbaer slagh, maer wreed in 't woen;Ga naar voetnoot385
Als op een duyfken een Griffoen:Ga naar voetnoot386
Misschien in 's vyands heyr betrocken,Ga naar voetnoot387
Om Holland daermede aen te locken,Ga naar voetnoot388
Dat onbeluyd de Spanjaerds dolf:Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Maer 't geld ons even beer of wolf.Ga naar voetnoot390
Most Fredrick niet den Boschdraeck temmen,
Hy souse wacker leeren swemmen
Den Yssel over en den Rhijn.
Sy voelen 't voorspoock van die pijn.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
't Verlies van Wesel komtse wecken,
En roept: 't is tijd te rug te trecken.
Vertsaeght verlaetense Amersfoort,
Geplondert tegens eer en woord.
Hun vloecken Cerberus vervaerde;Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Vermits al watse met den swaerde
Oyt wonnen, in den Duytschen strijd,
In Wesels onweer schipbreuck lijd.Ga naar voetnoot402
Noch laeten de beschote wallen
Van krijgelheyd den moed niet vallen:Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Maer streng geparst van 't bitter lot,
Soo vliense met gebeên tot God,Ga naar voetnoot406
En all' sijne heylgen. 's vollex yver
Aenroept den Euangelischrijver
Sint Ian den opperheyligh aen,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Dat hy sijne hoofdkerck by wil staen.
Men offert op de hooge autaeren:
Men wieroockt tusschen kerckpilaren:
Na Roomsche zede, en viert alom
| |
[pagina 280]
| |
Met ommegang, en heylighdom.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Kapellen, kloosters, kercken stenen:Ga naar voetnoot415
Gewijde en ongewijde weenen.Ga naar voetnoot416
Sy hopen dat op 't allerlest
Geene hemelhulp de heylghe vest
In't allerwterst sal ontbreecken:
420[regelnummer]
Al schijntse een weeskind, gants versteecken
Van menschentroost, in dit gevaer:
En hy, die voormaels wonderbaer
Den vyand sloegh met duysend vreesen,
Door een dood lichaem, nau verresen,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Door 't plompen van een' lossen steen,
Door 't roeren van een' trom alleen,
Sal middel ter verlossing vinden.
Maer 't is vergeefs, mits weer en windenGa naar voetnoot428
Ten dienste staen 't Nassausch geslacht,
430[regelnummer]
En 't water losen wt de gracht.
Voor 's Princen godheyd neyght sijne hoornenGa naar voetnoot431
De Maes. 't geschut dat schud de toornen,Ga naar voetnoot432
En donderd reys op reyse los,
En beuckt het bolwerck van den Bosch.
435[regelnummer]
Bellone blixemt met granaeten,Ga naar voetnoot435
Met storm op stormen wtgelaeten.
De veldheer siet den zege bly
Ten ende van sijn' gaeldery:
Daer koevoet hamers en houweelen
440[regelnummer]
Volendigen de krijghskrackeelen.Ga naar voetnoot440
Soo ras de jongste mijne springt,
De stad geknielt genade singt,Ga naar voetnoot442
En kust des overwinners handen,
Tot glory der vereende landen:
445[regelnummer]
En word der landen medelidt,Ga naar voetnoot445
Met 't overtreffelijck besitGa naar voetnoot446
Van allen vlecken, steên en dorpen,
Die haer gebied sijn onderworpen:Ga naar voetnoot448
Dies danckt, ô Staeten, uwen Held,
| |
[pagina 281]
| |
450[regelnummer]
Die 't onverwinnelijck geweld,
Vw' staet ten goên, bestond te kneusen,Ga naar voetnoot451
In't aengesicht der Berghsche reusen:Ga naar voetnoot452
Welck' dreyghden met een' trotse tre
Te stappen door sijn' legerzee:
455[regelnummer]
Maer die niet suft voor 't luyde schreeuwen,Ga naar voetnoot455
Dat is de leeu der waterleeuwen;
Die stal hiel als een stijl dat pas,Ga naar voetnoot457
In 't perck dat hem bevolen was:Ga naar voetnoot458
Die noo 't gegreepen wou verliesen,
460[regelnummer]
Doen suffers ree den aftoght bliesen,Ga naar voetnoot460
En had bestemt te vlien ter nood,Ga naar voetnoot461
In eene onsterfelijcke dood.Ga naar voetnoot462
Waerop sal Spanjen wijders hopen?Ga naar voetnoot463
Voor Holland leydt heel Brabant open.
465[regelnummer]
Self Henegou en Lutzenborgh,
En Namen brandschat schaft wt sorgh.Ga naar voetnoot466
Ons' vlieten voelen geen' besmetting;Ga naar voetnoot467
En met een' eenge stads besettingGa naar voetnoot468
Bespaeren wy een legers last.Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
De Betuw dar geen' wtheemsch gastGa naar voetnoot470
Den vryen disch met dalers decken.Ga naar voetnoot471
Soo veele starckten, steden, vlecken,
En waerden voelen ademtoght:Ga naar voetnoot473
Die eerst door daeghlijcx ramp besocht,
475[regelnummer]
Van loopers, stroopers, stokebranden.Ga naar voetnoot475
Van knijpers, knevlers, ruw van handen,
Alle oogenblick met ope tesch,Ga naar voetnoot477
Verwachten het getrocken mes
Op bloote keel, de schuur aen koolen,
480[regelnummer]
Op 't kloppend hart gelaen pistolen:
Dies roepe een yeder, dien dit raeckt:
Een god heeft ons dees' rust gemaeckt:Ga naar voetnoot482
| |
[pagina 282]
| |
Doen Spanjen wou Euroop verbaesen:Ga naar voetnoot483
Doen d'Oostenrijcker opgeblaesen,
485[regelnummer]
Had van den Donau met sijn heyr,
Verwinner tot aen 't Baltisch meyr,
Gants Duytschland in sijn bloed versopen,Ga naar voetnoot484-487
En Holland droomde t' overloopen:Ga naar voetnoot488
Ia stofte van den hoogen stoel:Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
De leeu leyt in den modderpoel
Gesneuvelt, door te veel te willen:Ga naar voetnoot491
De Boschkrijgh sal sijn' krachten spillen.
Nu hang wie wil, tot zegemerck,Ga naar voetnoot493
In hofgewelf, in sael en kerck
495[regelnummer]
De Thurenhoutsche ruytervaenen,Ga naar voetnoot495
Borgoensche kruyssen van Maraenen,Ga naar voetnoot496
En Vlaemsche standerds, die vol moeds
Wel tuygen storting van veel bloeds;
Maer dees' verwinning stoot de wolcken,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
En streckt tot vrucht der vrye volcken.
Dat ander overst vry braveerGa naar voetnoot501
Met bynaem, en met tyteleer,
En stoffe en swelle op Asianer,
En op De Groote, en Africaner;Ga naar voetnoot503-504
505[regelnummer]
't Vernoeght ons dat de schelle FaemGa naar voetnoot505
Hem noemt Boschdwinger by sijn' naem,
Die als August komt ingereden.Ga naar voetnoot507
Bout sijn' triomfboogh op twee steden,Ga naar voetnoot508
Die als onsloopbre zuylen sijn,
510[regelnummer]
Waer tusschen vlieten Maes en Rhijn.
Fortuyn in't alleropperste houdeGa naar voetnoot511
Een' weeghschael, fijn van loutren goude,
Die 's Konings scepter 's Keysers kroon,
En 's Tibers mijter luysterschoon,Ga naar voetnoot514
| |
[pagina 283]
| |
515[regelnummer]
Vind lichter dan Oranjens degen;Ga naar voetnoot515
Die dees' Meduse heeft afgeslegenGa naar voetnoot516
Het schaedlijck hoofd, doen Pallas mild
Hem schonck den kristalynen schild.Ga naar voetnoot518
God wil prins Fredrick Henrick spaeren,Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
En rijcklijck recken sijne jaeren,
En seegnen hem met moed en raed,
Die wijse wetten blincken laet:
Die vaderlijck en recht als speelend,
De burgerlijcke wonden heelend,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Den vyand op de hacken treed
Soo schielijck, dat hy 't naulijcx weet,
En doet hem staen tot sijn' genade:Ga naar voetnoot527
En haelt met woecker in de schade
Van sijn Breda, om 't welck onnut
530[regelnummer]
Castiljens kroon is wtgeput.
Op 't rijsen van Prins Henricx starre,
Heyn veel geluckiger van verre
Keert van Matance, aen onse ree,Ga naar voetnoot533
Als l'Heremijt van Lima deê.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Hoe most Havaen uw hart beswijcken,Ga naar voetnoot535
Doen ghy uw Konings seyl saeght strijcken
Voor 's Princen vlaggen al benout?Ga naar voetnoot537
Doen ghy het silver en rood goud
Saeght plondren, en de purperoegsten,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Die Holland dreyghden te verwoesten?Ga naar voetnoot540
De schim van AttabalibaGa naar voetnoot541
Vernamt, en huppelde om uw' scha:
Om datmen hem de zeenwen kerfde,Ga naar voetnoot543
Die niet door deughd sijn' scepters erfde;Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Maer schoot met voordeel van geweyrGa naar voetnoot545
| |
[pagina 284]
| |
In 't moedernaeckt en weerloos heyr.
Dat heet den draeck op 't harte trapplen,Ga naar voetnoot547
Den wachter der Hesperische applen,
En na'et verovert Indisch vliesGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Hem suchten doen, om 't Boschverlies,
In Lissebon en oud Siviljen.Ga naar voetnoot551
De schrick schud beyde de Castiljen,
Als of ons' vloote CarthageenGa naar voetnoot553
Hadde wtgeplondert en bestreen;
555[regelnummer]
Daer soo veele afgeslaefde sielenGa naar voetnoot555
Vol hoops najuychen onse kielen,
Die bruysen door den Oceaen,
Met schat tot sinckens toe verlaen:
't Is tijd dat Spanjens beurt sich wende.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Hier is, hier is het oorlooghsende.
Prins Welhem heeft den grond geheyt,
Sijn nasaet vrydoms muur geleytGa naar voetnoot562
In rood ciment van 't bloed der helden;
Niet sonder raedsman, dienmen seldenGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
Ter weereld als een Phoenix socht:Ga naar voetnoot565
Maer Fredrick heeft het werck volwrocht,
En d'opperoverwinnings kroone
Geset voor Christenrijck ten toone
Op 't spits der vryheyd, 't oorloghs wit.Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Maer vryheyd, handvest, wat is dit?Ga naar voetnoot570
Sijn 't enckle krachteloose klancken?
Niet niet, ô edelste aller rancken!Ga naar voetnoot572
Laet yeder eygnaer hier af sijn.Ga naar voetnoot573
De vryheyd als een' sonne schijn'
575[regelnummer]
Op allerhande slagh van menschen,
Die om 't gemeene beste wenschen.Ga naar voetnoot576
Men maeck' van 't Christelijck geloof
Geen' plondering en sielenroof:
| |
[pagina 285]
| |
Men onderdruck geen vroom gewisse,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Met boeten en gevangenisse:
Maer laet God rechter van 't gemoed,
Vw Vader storte hierom sijn bloed.
Soo dat geschied, soo sal de vrye
In liefd tot Hollands heerschappye
585[regelnummer]
Ontvoncken; soo sal yeder een
Om 't beste bidden van 't gemeen:
Soo sultghe voelen's hemels segen,
Vw' vyand schricken met uw' degen:Ga naar voetnoot588
Soo sultghe sijn der vroomen wijck,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Het voorbeeld van gants Christenrijck,
En leven op de tong der geesten:Ga naar voetnoot591
Tot datghe moe van aerdsche feesten,Ga naar voetnoot592
En levens sat, uw' sterflijckheydGa naar voetnoot593
Laet hier beneen van elck beschreyt.
595[regelnummer]
't Onsterflijck word van Iupijns vogel,Ga naar voetnoot595
Op gouden wagen met sijn' vlogel
(Die t'hemwaert neyght, die oirsprong namGa naar voetnoot597
Van Duytschlands Keyserlijcken stam:
Stam die in standerds aernen swaeyde,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Soo dickmael Mavors oorlogh kraeyde)Ga naar voetnoot600
Gevoert ten hoogen hemel, daerGa naar voetnoot601
't Ontmoet de salige heldenschaer,
Den Grootvaer Adolf, met sijn' neven,Ga naar voetnoot603
Gestreden in het eeuwigh leven.Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
My dunckt ick sie alree van verr
Sijn aenschijn schittren als een' star,
Wien Holland wieroockt met gebeden:
Om dat hy 't hoofd van 's vyands steden
Opofferde als een heyligh pand,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Sijn vaders graf, sijn vaderland.
EYNDE. |
|