Van 1629. Afgedrukt volgens Vondels Poesy 1647 II, blz. 192. Wegens het inleveren van het bekende verzoekschrift aan de Staten werden Bogaert en Lenertsz gevonnist. Aan Lenertsz werd de 27ste Januarie 1629 voor zijn leven de stad ontzegd. Bogaert kreeg de keus tussen het betalen van een boete van ƒ2000,-, benevens het bidden om vergiffenis, of een uitbanning voor twee jaren. Hij koos het laatste en ging een paar jaar in Den Haag en te Haarlem wonen.