De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
Aan den edelen Heer Iacob Witz, eersten Krijghsraad en Opperste VVachtmeester van de Legers der vereenighde Nederlanden.aant.aant.Ga naar voetnoot*Wie zal ons vryheid meer verdadigen als Witz,Ga naar voetnootvs. 1
Die raad weet om een rijk van overlast te schuimen:Ga naar voetnoot2
Wiens hand de penne past, gelijck sijn helm de pluimen,
Wanneer Castilje vreest te rennen op sijn spits.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Sijn hert dat is vol moeds: sijn schriften sijn vol pits:
'tSy dat hy krijgens hebb of schrijvens lust en luimen.Ga naar voetnoot6
Hy sweemt naar Cesar, die sijn haters 't veld deê ruimen,
En vedren werck bestelde, en wackren wapensmidts.Ga naar voetnoot8
Doch Cesar en gelijckt hy weder niet met alle,
10[regelnummer]
Die als een vloeck bestormt de vaderlandsche walle:Ga naar voetnoot10
Daar dees' den vrydom vrijt met onvermoeiden arm.Ga naar voetnoot11
Hoe kon Prins Henrik ons een betren hopman senden,
Als dien ervaren held, den wachter van sijn benden,Ga naar voetnoot13
Om Amstels burgery te nemen in sijn scharm.Ga naar voetnoot14
|
|