De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 115]
| |
Rommel-pot Vant Hane-kotaant.aant.Ga naar voetnoot*Om te kauwe veur begyne-koeck:
| |
[pagina 116]
| |
15[regelnummer]
Broederlijck, en soo het scheen,
Warent wongder soete dinghen,
Maer het suerde haest int vat,Ga naar voetnoot17
Duren is een moye stadt.Ga naar voetnoot18
'Twas laet Koppen mit ongs wakenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
En te boom gaen binnen 'theckGa naar voetnoot20
Als een speulnoot songder vleck,
Koppen slangen kent en draecken,Ga naar voetnoot22
En hy krayde vroech en spa
Op de tooren van Breda.
25[regelnummer]
Oogentroost hadt gien behagenGa naar voetnoot25
In broer Koppens murge-sanck,Ga naar voetnoot26
Broeders riep hy, ic wort kranck,
Ach jy selt het jou beklagen
Soo broer Koppen mit syn klockGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Luyen blijft op ongse stock.Ga naar voetnoot30
Oogentroost die huylde tranen:
Was het niet een soete grilGa naar voetnoot32
Van die malle Cocodril?Ga naar voetnoot33
Maer ten holp niet, alle hanen,
35[regelnummer]
Alle boeren met heur stem,Ga naar voetnoot34-35
Croonden Koppen, en 'thadt klem.Ga naar voetnoot36
Broeder Koppen, trouwe wachter,
Krayde, eer de Sonne blonck,
Dat het deur de Veenen klonck,
40[regelnummer]
Alle krayers lagen achter,Ga naar voetnoot40
Elck die scheen int krayen schor:
Doen begonner een geknor.
'tHaentje dickkop vande Mase,Ga naar voetnoot43
Lest estiert nae Gravesangt,
45[regelnummer]
Huylebalck in Amsterlangt
| |
[pagina 117]
| |
Schelde, ben ick dan een dwaeseGa naar voetnoot46
Stocknar in het Hanevelt,Ga naar voetnoot47
Dat mijn poortklock niet en gelt?Ga naar voetnoot48
Durf ic krayen op een keuninck,
50[regelnummer]
Op de Haen die sit in top
Mit een kroontjen op sen kop,
In syn groote Haneweuning,Ga naar voetnoot50-52
Ba! wat meenje goede lienGa naar voetnoot53
Dat ick Coppen sel ontsien?
55[regelnummer]
Ick sel Coppen moeyte brouwen,
En syn ongenayde rockGa naar voetnoot56
Scheuren in het hoender hock,
'kSel hem veur een ketter schouwen,Ga naar voetnoot58
'Klijt niet by mijn reusel-smout
60[regelnummer]
Dat syn strongt verkeert in gout.Ga naar voetnoot59-60
Fyat riep 'tkalkoensse Haentje,
Dat soo bloost om syne kam,
En de jonghens nae de Dam
Op leert trecken met een vaentje,
65[regelnummer]
Of nae 'tbrouwers Haentje, dat
Hem bestoven sach vant nat.Ga naar voetnoot61-66Ga naar voetnoot66
Het geviel dat grauwe geusenGa naar voetnoot67
Wonnen 'thuys te Monckelbaen,
Daer Heer hopman Swart vooraenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Trock met sinte Stevens reusen,Ga naar voetnoot70
Doen de Damheer wel emantGa naar voetnoot71
| |
[pagina 118]
| |
Schoot twee dieven in het sandt.
Doe kreet trompman, by mijn trompen,Ga naar voetnoot73
By mijn fluyten, dat gaet wel,
75[regelnummer]
Wat! nu ist ewonnen spel,
Nu de grauwegeusen pompen,Ga naar voetnoot76
En met giestich overlechGa naar voetnoot77
Trecken over marct en brech.Ga naar voetnoot78
Corteboef die sat en lachten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
En hy hilt syn buyckje vast,
Wel hoe dunckje van die quast?
croont syn muts mit haneschachten,Ga naar voetnoot82
Set die moerplaech, felle beul,
Op een bock of esels veul.
85[regelnummer]
Maer het werck en bleef niet steken
Met het afebrooken huys,
Wangt kijck! Isrels hockgespuysGa naar voetnoot87
Socht Gods martelaers te wreken,Ga naar voetnoot88
Sleepte 'tlijf veur Heeren deur,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
En las hockplaccaten veur.
Een ghequetste wert edraghen
In het Gasthuys van zijn broers,Ga naar voetnoot92
'Tveen was vol gekockeloers,Ga naar voetnoot93
'Thock niet anders dee als clagen,
95[regelnummer]
Troost en wisse salicheyt
Was de siecke toe eseyt.Ga naar voetnoot96
Al de Haenen luyde baerdenGa naar voetnoot97
Dat hy was een moordenaer,Ga naar voetnoot98
Die hem teugen Christi schaer
100[regelnummer]
Hadt estelt, mit roers en swaerden,
Die onnosel bloet vergoot,
Dat het hanehock verdroot.
| |
[pagina 119]
| |
Ia sy kreeten, door ongs sportenGa naar voetnoot103
Steecken duysent heure cop,
105[regelnummer]
En versaen mit garst de crop,Ga naar voetnoot105
Wil nu jement ongs vercorten,
Wachtje veur 'tgeloovich schuym,
Die het hock heyt op syn duym.Ga naar voetnoot108
Haentje clopper creet op Coppen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Oock ebeeten als de rest,
Clopt die ketter uyt het nest,
Wie wil mit die morsvuyl soppen?Ga naar voetnoot112
Hy mach picken langs het velt
Die op ongse krijghtocht schelt.
115[regelnummer]
Coppen liet dat onbesegeltGa naar voetnoot115
Niet alleen, maer krayde stijf,Ga naar voetnoot116
O onkristelijck bedrijf!Ga naar voetnoot117
Boosheyt, schelms, en ongeregelt,Ga naar voetnoot118
Lijtmen dat in deuse wijck?
120[regelnummer]
Noyt en sach ick dierghelijck!
Coppen 'tgraeu kreech tot bedaren,
Elck toehoorder mercken mocht
Dat huysplongdren niet en docht,Ga naar voetnoot123
Waerom sy ehoorsaem waren
125[regelnummer]
Coppen selden krayens moe,Ga naar voetnoot125
En zijn gunst nam daechlijckx toe.Ga naar voetnoot126
Haen kalkoen die kreet vol tooren,Ga naar voetnoot127
'k Sou jou met mijn pennen slaenGa naar voetnoot128
Datje deuse vreemde Haen,
130[regelnummer]
Deuse nuwelinck gaet hooren,
En jou ouwe krayers vliet,
Liet ickt om jou swackheyt niet.
Malkus quam oock aneloopen,Ga naar voetnoot133
| |
[pagina 120]
| |
Lombertshanen kreet hy waect,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Siet wiet spul te grabbel maect?Ga naar voetnoot135
Coppen wint soo groote hoopen,
't Is edaen, so jy by gut
Coppens toeloop niet en schut.Ga naar voetnoot138
Stoot die Basiliscus buyten,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Smoort hem in zijn eyghen gift,
Maect hem swart by mont en schriftGa naar voetnoot141
Past het hock wel dicht te sluyten,Ga naar voetnoot142
want hy maect de vechters flauw,Ga naar voetnoot143
En het moedich geuse-grauw.
145[regelnummer]
't Malle ventje dat sey, amen,Ga naar voetnoot145
Broeders dat geschie, 'tis tijt
Datmen Koppens kam afbijt,Ga naar voetnoot147
Rot en spant met kracht te samen,Ga naar voetnoot148
En elck Haen op Koppen pick,
150[regelnummer]
Dat hy 't krayen laet van schrick.
'Twas gae voort, geveynsde ketter,
Packt jou voort, jy toovenaer,
Altijt tay, en selden gaer,Ga naar voetnoot153
Christen songder giest en letter,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Wije deur, en ruyme poort,Ga naar voetnoot155
Siel-verleyer packt jou voort.
Koppen kon niet lange duren
In de bytebauwe kouw,Ga naar voetnoot158
Hier een steeck, en daer een douw:
160[regelnummer]
Koppen most het duer besuren,
Arme Koppen die most gaen,
Wtepickt van elcke Haen!
Nu sit Coppen uyt esloten,
En eschoffelt uyt het kot,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Viertien Hanen tot een spot,Ga naar voetnoot165
Hanen die met sporen stooten,
| |
[pagina 121]
| |
Hanen scherp van klau en beck,
Werveldrayers binnen 't heck.Ga naar voetnoot168
Toorenwachters wilt doch payenGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Koppens broeders meer en meer,
Maeckt, dat als sy Coppen weer
Smorgens lustich hooren krayen,
Elck een sing met blye toon,
Keuninck Coppen spant de kroon.
175[regelnummer]
Toorenwachters liert de grepenGa naar voetnoot175
kennen van de Hanewrock,
Want een krijter grayt int hock,Ga naar voetnoot177
Datmen jou wel licht sou schepen
In een lichter algelijck,Ga naar voetnoot178-179
180[regelnummer]
En opsetten ande dijck.Ga naar voetnoot180
Ia het moerhock, om te baenenGa naar voetnoot181
Ruymer wech tot Hierarchy,
Steeckt bedeckt na hockvoochdy,
Over vrye Frangse Hanen,Ga naar voetnoot182-184
185[regelnummer]
Maer die krayen al op Wals,
Bestemoer jou kaert is vals.Ga naar voetnoot186
Toorenwachters keunie lubbenGa naar voetnoot187
Altemet een geyle Haen,
Seper 'tsel dan beeter gaen,
190[regelnummer]
Slang vernuwt van self heur schubben,
Maer een Haen vernuwt syn se'en,Ga naar voetnoot191
Als hy fraytjes wordt besneen.Ga naar voetnoot192
Wangt het aertje van die schalcken
Is te byte bits, en felGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
In syn vroome buermans vel,
Over hum te huylebalcken,
Die hy straf mit spoore botst,Ga naar voetnoot197
Die hy martelt, nijpt, en trotst.
Martebroer my dit holp singen,Ga naar voetnoot199
| |
[pagina 122]
| |
200[regelnummer]
Marten Heerooms veynster Aep,
Die staech ruyct aent haentje paep
En op farheers trom kan springen,Ga naar voetnoot202
Marten die het al gelooft,Ga naar voetnoot203
En de spijcker raeckt op 't hooft.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Wil elck Haen op Heeren krayen,
Lijt dan dat mijn Rommelpot
Deunt en speult vant Haenekot:
keun jy beytlen, ick kan drayen,Ga naar voetnoot208
Ben jy huppels, ick ben sprincx,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
So jy dwars drijft, ick drijf slincx.
Reyntje betert oock jou wegen,Ga naar voetnoot211
Of jy krijcht al mee een beurt,
Elck is op de schalck esteurt:Ga naar voetnoot213
Vos langt Coppen jouwen segen,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Dat hy weeran gae te boom,Ga naar voetnoot215
En voor niements picken schroom.
Malle vent ic quyt mach schellen,Ga naar voetnoot217
Want hy sel van ancxt bekackt,
In een siepton dicht epacktGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Zijnen brootkurf scheep bestellen,Ga naar voetnoot220
En met 'tierste schip van hier
Lubbert hieten tot Algier.Ga naar voetnoot222
Hanen, kakel ick te woortrijck?
Is hier ergent wat emist?Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Deynckt dit malt een kamerist,Ga naar voetnoot225
In het reederijckers Noortwijck,
Of de camer van Schiedam,
Om het hock te maken tam.Ga naar voetnoot228
| |
[pagina 123]
| |
Veur een slot dan gasthuys Peter,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Soo ick vraech jou ouwe Haen,
Als hy siet dit geckspul aen,
Makent jonge Hanen beter,Ga naar voetnoot232
Als het ouwe hock veur heen?Ga naar voetnoot233
'kWedt hy 'thooft schudt, en krayt neen.
Jn D'MATER SALEM door Jrenaeum Philalethium, by Adelaert Waermont.Ga naar voetnoot* |
|