De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 814]
| |
Waterbel, of verziert gerucht.aant.aant.aant.Ga naar voetnoot*Mobilitate viget. Het licken der beerinne-tong
Bootseert allengs 't wanschapen jong,Ga naar voetnootvs. 2
Den hals, en achter-lijf, en hooft,
En pooten: eer men 't naeu gelooftGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ontdect sich 't oor, dan beck en snuit,
Dan puilen bey sijn oogen uit:
Zoo krijgt dat ongestaltig vleischGa naar voetnoot7
Ten leste sijn gedaente en eisch:Ga naar voetnoot8
En soo men 't aensie, heen en weêr,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het zwijmt sijn moeder: 't is een beer:Ga naar voetnoot10
Soo krijgt dit dier sijn eygen naem:Ga naar voetnoot11
Maer anders zweet de Logen-faem,Ga naar voetnoot12
Die van een Water-gal, van Niet,Ga naar voetnoot13
't Wanschapen giet en weer hergietGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van 't een in 't ander harssen-vat:Ga naar voetnoot15
Van elcken blaeskaeck houdt het wat:Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 815]
| |
In 't eynde rijst het hoog en snel,
En wort een bijstre Water-bel,Ga naar voetnootvs. 18
Geswollen van vergalde zucht,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Bekoorende een geheele vluchtGa naar voetnoot20
Van snaterbecken met geschreeu,Ga naar voetnoot21
De Snip en Aecxster, Meeu en Spreeu,Ga naar voetnoot22
En bonte Kraey, een sot geraes:
Die picken op dat ydel aes,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Tot dat het berst aen lucht en windt:
Een yeder sich bedrogen vint,
En staeckt dat misselijck geschal:
Doch al dit spel heeft oock een val;Ga naar voetnoot28
Het streckt een Vastenavont-grijns,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Gespickelt met wat logen-schijns,Ga naar voetnoot30
Geverft, besmeert, vernist, vergult
Met quijl, dat baert en knevel krult.Ga naar voetnoot32
De Logen-faem aldus begeckt,Ga naar voetnoot33
Ontduict den heldren dag, en treckt
35[regelnummer]
Haer langen staert van achter in:Ga naar voetnoot35
Zy vaert na Plutoos hof-gesin,Ga naar voetnoot36
En ruimt ons lucht met wint en stanck,
O Logen-faem! ô valsche klanck!
Hoe leit gy elck by d'ooren om.
40[regelnummer]
De Logen schreeut sich selve stom.
I.v.V.
|
|