De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 729]
| |
De vyfde handel.
BODE. OATES. NEPTUYN.
Bode:
Vervloeckte, afgryselycke, en deerelycke moord,Ga naar voetnoot1863
Verfoeylyck schellemstuck, waer heeftmen oyt gehoort
1865[regelnummer]
Van sulck een grouwel? kan den Hemel dat gehengen!Ga naar voetnoot1865
Wie sagh doorluchtigh bloed oyt schandelycker plengen?
Oates:
Die neerlaegh ons verhael: vertel van stuck tot stuckGa naar voetnoot1867
Myn broeders uytgang, en beklaeghlyck ongeluck.Ga naar voetnoot1868
Bode:
So flucx de rechters na veel overlegs ten lestenGa naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Hem gaven 'skrygsvolcx grim, en hevigheyd ten besten,Ga naar voetnoot1870
Teegh al de Pelopeesche, en Ithakoische schaerGa naar voetnoot1871
Na's opperhoofdmans tent, en legerplaetse, daerGa naar voetnoot1872
Men Palamedes hiel versekert, en gevangen,Ga naar voetnoot1873
En paep Eurypilus hem sterckte, om syne gangen
1875[regelnummer]
Te strecken na de dood getroost, en wel gemoed.Ga naar voetnoot1874-1875
Met so spreeckt Calches: ghy die onser aller bloedGa naar voetnoot1876
En leven op een prys geset hebt, en u mercklijckGa naar voetnoot1877
| |
[pagina 730]
| |
Besondight, en misgaen aen 't wereldlyck, en 't kercklyck:Ga naar voetnoot1878
De goedige gemeent die vordert u tot straf:Ga naar voetnoot1879
1880[regelnummer]
Uw' jongste tyd is hier, dus breeckt dit marren af.Ga naar voetnoot1880
d'Eubeër vorst die rees van daer hy was geseten,
En sprack: o mannen die verhit syt en gebeten
Op myne onnooselheyd, wat is dit voor een' wys',Ga naar voetnoot1883
Dat veertighjaerge dienst, en soo veel slavernys,Ga naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Met stortinge van bloed vergolden word in 't ende?
Sy kreten: landverraer, Jupyn uw' meyneed schende:Ga naar voetnoot1886
Ghy hebt uw' vonnis wegh. hy sweegh, en trad voor heen.Ga naar voetnoot1881-1887Ga naar voetnoot1887
Syn' rechte syde quam d'Aertswichelaer bekleen,Ga naar voetnoot1888
De slincke Eurypilus, en schenen sigh t'erbarmen.Ga naar voetnoot1888-1889Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Een Cephaleensch soldaet recht voor hem op sijne armenGa naar voetnoot1890
't Quansuys meyneedigh goud droegh in een' beuckelaer.
Soo ging hy moedigh, en met voegelijck gebaer:Ga naar voetnoot1892
Bedrommelt, en bestuwt van krygslien, en van trossen,Ga naar voetnoot1893
En vorderde syn tred na Idaes hooge bossen.Ga naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
Een heuvel ryster aen den voet des berghs, die schuyn
Groeyt als een schoutooneel: van wiens verheve kruynGa naar voetnoot1895-1896
| |
[pagina 731]
| |
En toppunt, als de vloot werp 't ancker in dese haven,Ga naar voetnoot1897
Een' kerck de Son gewyt, geciert met rycke gaven,Ga naar voetnoot1898
Verstreckte een' baeck in zee: vermits de Godt, die kortsGa naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
Voor d'ooster gevel braef te pryck stond met een' torts:Ga naar voetnoot1900
Wiens goude flonckervlam natuurlyck scheen te lichten,Ga naar voetnoot1901
En dagh te senden op der menschen aengesichten.Ga naar voetnoot1902
Nu leyd dat schoon gebou geschonden, en ontsloopt,Ga naar voetnoot1903
En d'haylge steenen hier en ginder opgehoopt,Ga naar voetnoot1904
1905[regelnummer]
De voorige heerlyckheyd besteenen en beschreyen.Ga naar voetnoot1905
Ons' krygsvolcx moedwil in die Godenprael ging weyen,Ga naar voetnoot1906
En brande en blaeckt'et al. d'aertswichelaer stond stom,Ga naar voetnoot1907
En loegh om 't plonderen van Phebus heylighdom,
En grenickte, als hy sagh, hoe 't schuym der menschen vaylighGa naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Een schouspel maeckte van den Phrygiaenschen Hayligh.Ga naar voetnoot1910
Dese eertyds een' gewyde en afgekeurde plaets,Ga naar voetnoot1911
Nu een verspogen vloeck, na 't woeden des soldaetsGa naar voetnoot1912
Ten vadermoord gedoemt, met grouwelycke woorden,Ga naar voetnoot1913
Vast grimmelt van het volck, dat swart van allen oordenGa naar voetnoot1914
1915[regelnummer]
Hier dringt, en t'samenschoolt, en Idaes steylheyd leeftGa naar voetnoot1915
Van menschen, daer de bergh een open uytsight heeft
Op desen heuveltop: ontallyckheyd van sielenGa naar voetnoot1917
| |
[pagina 732]
| |
In syn' Cypressen, en geboge tacken krielen,
En beven in de blaên. wat isser een gewoel:Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Een yeder heeft syn wit: dees draeght sich stil, en koelGa naar voetnoot1920
In 't wereldlyck beloop, noch' weet wat hy sal wenschen,
En om te kycken volght slechts 't spoor van andre menschen:
Die braeckt syn' gal, en scharpt syn tong gelyck een pyl,
En bootst in 't spreken na den priesterlycken styl,Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
En scheld, en is vol viers, en groeyt in 's naesten schennis,Ga naar voetnoot1925
En word al heel bereen van yver sonder kennis,Ga naar voetnoot1926
En dorst na'et edel bloed: een ander ruym soo flaeuGa naar voetnoot1927
In tegenyveren, uyt vreese van het graeu,Ga naar voetnoot1928
Sigh intoomt, en met rou het treurspel komt bekycken,Ga naar voetnoot1929
1930[regelnummer]
En 't voorspel tot bederf der Europeesche rycken:
Een eenigh swyger weegt de wereld in een' schael,Ga naar voetnoot1931
's Volcx sotterny belacht, en treurt om 's lyders quael.Ga naar voetnoot1932
De domme menighten hare handen t'samenklappen,Ga naar voetnoot1933
Met dat hy als een leeu grootmoedigh aen komt stappen,Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
En klimt den heuvel op, eer dat hem yemand verght:Ga naar voetnoot1911-1935Ga naar voetnoot1935
En staende op 't opperste, na'et rysende geberght
Dat statigh aensicht wend, waermeê hy onbesweeckenGa naar voetnoot1936-1937Ga naar voetnoot1937
Plagh in Mycenens sael voor 't hayligh recht te spreecken,Ga naar voetnoot1938
En voor den Grieckschen staet te dingen met syn tong.Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
Het nieusgier volck, door 's mans vrypostigh wesen, hongGa naar voetnoot1940
| |
[pagina 733]
| |
In twyffel, of hy met den hals syn' schuld sou boeten,
Dan ofmen door genade het vonnis sou versoeten.Ga naar voetnoot1942
Oates:
Myn' borst die klopt, en schric myne aendacht breeckt en stoort:
Doch vaer ghy niet te min met uw' vertelling voort.Ga naar voetnoot1944
Bode:
1945[regelnummer]
So staende in 't openbaer, met opgerechten hoofde,Ga naar voetnoot1945
O mannen, seyd hy, of uwe heusheyd noyt geloofdeGa naar voetnoot1946
Al 't geen de valscheyd heeft van landverraed erdicht,Ga naar voetnoot1947
Dat was mijns harten wensch. 'k heb volgens mijnen plicht
Gants vroom, en ongeveynst, en opentlijck gehandelt,Ga naar voetnoot1949
1950[regelnummer]
En sterf een oprecht Grieck, gelijck ick heb gewandelt.Ga naar voetnoot1946-1950Ga naar voetnoot1950
Uyt had hy, als daer op van wedersyden hem
De priesters by de Goon verbaden met hunn' stem,Ga naar voetnoot1951-1952
En steenden overluyd. na'et sluyten der gebeden
Soo weeckense af verbaest, en gaven sigh beneden.Ga naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Hy met sijn dienaers hulp, getroost, en wel te moe,Ga naar voetnoot1955
Bereyde sigh ter dood, en tot de middel toe,
Ten halven lijve naeckt, in 't uyterst van sijn lijden,Ga naar voetnoot1957
Sijn' lijfknecht oorlof gaf, die treurigh trad ter sijden,Ga naar voetnoot1958
Na d'alderjongsten dienst. daer stond de Deughd geciertGa naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
Met ware onnooselheyd, van 't leelijck ongediertGa naar voetnoot1960
| |
[pagina 734]
| |
Begrenen en begrimt. de beestelijcke krygersGa naar voetnoot1961
Van menschen nu veraerd in luyperden, en tygers,Ga naar voetnoot1962
Van reedlijckheyd ontkleet, beseten van de wraeck,
En felste Rasery, beving een grager smaeck.Ga naar voetnoot1964
1965[regelnummer]
Na'et Goddelijcke bloed. sy knarsten op de tanden.
De gramschap saghmen uyt hunn' dreygende oogen branden:
Die gloeyden vreesselijck, gelijck als koolen viers:
En nu verkroopt van toorne, ontsint, en vol getiers,Ga naar voetnoot1968
En vloeckens, als den haet hunn' krachten had geslepen,Ga naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
De grouwelijcke beuls, en duyvels steenen grepen,Ga naar voetnoot1970
En blixemden met macht op desen vromen vorst.
Ick sagh den eersten steen afstuyten van sijn' borst:
Den tweeden van den slaep sijns hoofds, en hoorde klincken
Den slagh van 't beckeneel. terstond verging hem 't blinckenGa naar voetnoot1974
1975[regelnummer]
Van 't eerlyck silverhayr. dat achtbare gelaetGa naar voetnoot1975
Werd jammerlyck van bloed besprenckelt, en begaet.Ga naar voetnoot1976
Met seech hy swymend neêr. de Godvergete boeven
Die hagelden so lang, tot datse hem gants begroeven,
En smoorden door 't gewicht van steenen meer en meer,
1980[regelnummer]
Gelyck als Bacchus rey ging rasende te keerGa naar voetnoot1980
Den soeten Harpenaer, die vogelen kost locken,
En dieren, en 't geboomt, met tortsen steenen stocken:Ga naar voetnoot1982
En morselden syn vleesch met allerley geweer:Ga naar voetnoot1983
| |
[pagina 735]
| |
Soodanigh was het end van desen wysen heer:Ga naar voetnoot1984
1985[regelnummer]
Als 't reuckeloose volck toevliegende, op ging krabblenGa naar voetnoot1985
Het bloedigh puyn, en om de wreede steenen grabblen:Ga naar voetnoot1986
Dees uyt nieusgierigheyd, en die uyt encklen haet,Ga naar voetnoot1987
Op dat syn' dolligheyd, en moordlust werd versaed.Ga naar voetnoot1988
Veel dooptender in 't bloed de vochtbesweete doecken,Ga naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
En wrongen 't uyt in wyn, en soopen 't op met vloecken,
En nooden juychend tot d'onmenschelycke feestGa naar voetnoot1991
Hunn' spitsbroers van dien God, en selven tuymelgeestGa naar voetnoot1992
Gedreven en geraeckt. den Hemel stroock uw' sinnenGa naar voetnoot1993
Met troost, om door geduld dat onheyl te verwinnen.
Oates:
1995[regelnummer]
Grootvader leghtghe dood in d'afgrond, noch' gevoeltGa naar voetnoot1995
Uw' Godheydt 't ongelyck uws nae neefs. koom en spoelt,Ga naar voetnoot1996
En wasch het aerdryck weer van d'oude grouwelvlecken.
Uw' gramschap kost wel eer der bergen kruynen decken,Ga naar voetnoot1998
En tot uw broeders wraeck, de menschen en het veeGa naar voetnoot1999
2000[regelnummer]
[Doen Pyrrhe en haer gemael niet sagh als baere zee]Ga naar voetnoot2000
Verdrencken, en verdoen: uw hoofd nu op wilt steecken,Ga naar voetnoot2001
En toon u logh noch traegh, om straf en streng te wreecken
U selven, en uws bloeds geleden smaed, en hoon.
| |
[pagina 736]
| |
Koom handhaef u geslacht, en d'oude sluyerkroonGa naar voetnoot2004
2005[regelnummer]
Van koning Nauplius: op datter door uw oordeel
Noch blyck, dat Godensaed heeft boven andre voordeel.Ga naar voetnoot2006
Neptuyn:
Myn soon die 't broederlyck en deerlyck ongeluckGa naar voetnoot2007
Besteent, schep moed, en toom, en matigh uwen druck.Ga naar voetnoot2008
Syn' dood so onverdient, als staet, en landbederflyck,Ga naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
Roept wraeck, en maeckt syn' naem roemruchtbaer, en onsterflyck.
De dappere Ajax en Achilles blyven stoutGa naar voetnoot2011
Bewaerders van het lyck, tot datmen namaels houdGa naar voetnoot2012
Syne uytvaert, als syne asch met tranen word begoten,
Van Cadmus borgery, de schreyende Boeoten:Ga naar voetnoot2014
2015[regelnummer]
Wanneer de toeloop van 't by hem verdedight volckGa naar voetnoot2015
Syn' sterflyckheyd verselt ter onderaerdsche kolck,Ga naar voetnoot2016
Verwelft met elpenbeen, verdeckt met marmorsarcken:
Daer Themis antwoord geeft, en in haer' kerck der kerckenGa naar voetnoot2018
Het wieroock voor haer smoockt. dicht aen de voeten van
2020[regelnummer]
D'aenbedelycke maeghd, men desen grooten manGa naar voetnoot2020
Een goude pronckbeeld recht. De Griecksche Joffers bringen,Ga naar voetnoot2021
En leenen tot dees' prael hare afgesteecke ringen.Ga naar voetnoot2022
Alreede sie ick staen den Hayligh hallef naeckt,Ga naar voetnoot2023
Vrypostigh als een held, die voor de vryheyd waeckt:Ga naar voetnoot2024
2025[regelnummer]
Beteeckent door den hoed, bewaert soo sorrighvuldighGa naar voetnoot2025
| |
[pagina 737]
| |
Met d'eene: d'andere hand, aen Trojens goud onschuldigh,Ga naar voetnoot2026
d'Handvesten, toevertrout 't gewyde parckement,Ga naar voetnoot2027
En zegels gade slaet, op datse niemand schend.Ga naar voetnoot2028
D'eerwaerdige Godes 's mans deughden schynt te vieren,Ga naar voetnoot2029
2030[regelnummer]
En deckt syn' grysen kop met haylige laurieren:
Terwyl hem vreeslyck lyf en leven word ontseydGa naar voetnoot2031
Van 'tgrimmigh ongediert: op sijne onnooselheydGa naar voetnoot2032
[Gemat van ouderdom en veertighjarigh worstlen]Ga naar voetnoot2033
Als op een' vetten roof met opgesteecke borstlen,Ga naar voetnoot2034
2035[regelnummer]
Met manen versch geschud, en muylen opgespart,Ga naar voetnoot2035
Gebeten, en verhit. syn fiere moed die tartGa naar voetnoot2036
'Tvierspouwen van den draeck, eene onrust sijner eeuwe,Ga naar voetnoot2037
Het huylen van den wolf, het brullen van den leeuwe,Ga naar voetnoot2038
'T schuymbeckende everswijn, het naer geloey des stiers,Ga naar voetnoot2039
2040[regelnummer]
Het grynsen van den beer, 't gebries eens tygerdiers.Ga naar voetnoot2040
En 's luyperts tandgeknars. so leeft sijn' faem de jarenGa naar voetnoot2041
En eeuwen door in spyt der vadermoordenaeren:Ga naar voetnoot2042
Die Phoenix sijner tyd: en hoe de nyd meer bast,Ga naar voetnoot2043
Hoe minder hy versaeght, hoe hooger dat hy wast.Ga naar voetnoot2044
2045[regelnummer]
'T is billyck dat syn roem, en lof ten grave wt swelle.Ga naar voetnoot2045
| |
[pagina 738]
| |
AEolien hem wyd, en haylight een kapelle,Ga naar voetnoot2046
En jaergetydigh feest: en set op 'thoogh outaerGa naar voetnoot2047
Syn beeltenis met sang, en deftigh kerckgebaer.Ga naar voetnoot2048
De priesters met hun pracht, en blinckende gewaeden
2050[regelnummer]
Hem offrende, haelen op syne heerelycke daeden.Ga naar voetnoot2050
Maer groot is 't jammer, en beschreylyck 't ongeval,Ga naar voetnoot2051
'T welck om een vroome siel gans Griecken treffen sal:
Groot is d'ellende daer syne haeters sich in wicklen.
Myn neef u vader gaet met geyle minne pricklenGa naar voetnoot2054
2055[regelnummer]
Der koninginnen, en princessen eensaem bed:
Wier bruydegoms de kryg voor Trojen houd verlet:Ga naar voetnoot2056
Wier poeselachtigh vleesch, door 't lang ontbeeren weeligh,Ga naar voetnoot2057
De wellust kiest voor schaemt, en draeght sich overspeeligh:Ga naar voetnoot2058
En heelt syn' kitteling, en lonckt, en streelt, en kust:Ga naar voetnoot2059
2060[regelnummer]
En onderlingen brand met soet omhelsen bluscht:
Versmaed der mannen trou, om 't puyck der jongelingen.
D'oneerelycke galm van spelen, danssen, singen,Ga naar voetnoot2062
Door 't gulden welfsel rolt: en Venus stroyter 't saed
Om neerslagh, bloed, en moord, en alderhande quaed,Ga naar voetnoot2064
2065[regelnummer]
Om traenen, en gehuyl te maeyen, en te oegsten:Ga naar voetnoot2065
Om vorst, en vorstendom, en rycken te verwoesten:Ga naar voetnoot2066-vlgg.
En 't dolende overschot, met twyfelige stap,Ga naar voetnoot2067
Te senden over zee, en sand in ballingschap,Ga naar voetnoot2068
So verre, en so uytheemsch, dat nieusgier 't volck komt gapen,Ga naar voetnoot2069
| |
[pagina 739]
| |
2070[regelnummer]
En dut of't menschen sijn, of seker slagh van apen.Ga naar voetnoot2070
Achilles gramschap slacht Thersites met een' vuyst.
De moort slaet Diomeed voor Trojen. 't water bruyst,Ga naar voetnoot2071-2072
En raeckt aan 't sieden, als mijn' grimmigheyd verbolgen
Haer' vinnen van sigh steeckt, waer op de stormen volgen,Ga naar voetnoot2074
2075[regelnummer]
Die Agamemnon in het keeren met sijn' vlootGa naar voetnoot2075
Afeyschen rekening van Palamedes dood,
En 't bloed mijns bloedverwants: en pynigen 't gewisseGa naar voetnoot2077
Des fellen moordenaers: die enckle duysternissen,Ga naar voetnoot2078
Met roode straelen viers, en kromme blixems siet
2080[regelnummer]
Gespouwen, en doorklooft: en met sijne ooren nietGa naar voetnoot2080
Als schorre donders hoort, en ysselijcke slagen:Ga naar voetnoot2081
En drijft onwetende na Samos door de vlagen,Ga naar voetnoot2082
In 't eeuwigh schuymend graf van Icarus en looftGa naar voetnoot2083
Den saligen Priaem voor 't hoogh outaer onthoofd:Ga naar voetnoot2084
2085[regelnummer]
Vergeet sijn' segefeest: en vangt, vol schricx en bevens,
Met sijn gehoor 't gekraeck van stevens tegens stevens,Ga naar voetnoot2085-2086
Van syde tegens sy', scheepskielen tegens kiel.
Des vaders Nauplius met smart verkroopte siel,Ga naar voetnoot2088
| |
[pagina 740]
| |
Die op d'Eubeër kust 't weerkeeren van de Greecken
2090[regelnummer]
Alree geroken heeft, een' fackel doet ontsteecken,Ga naar voetnoot2090
En licht in zee van 't slot: dat steyl, en hooghgebout,Ga naar voetnoot2091
Op 's berghs verheve kruyn, van wedersyds beschoutGa naar voetnoot2092
Een' baere Zee: wier diepe, en holle watren woelen,
D'eylanden allesins, en vasten grond bespoelen.Ga naar voetnoot2094
2095[regelnummer]
De stuurlien van de vloot, verlockt door dese toorts,
Sigh geven derwaerts aen: daerse al te samen voorts,Ga naar voetnoot2096
In plaetse van de nood, en lijfsgevaer t'ontslippen,Ga naar voetnoot2097
Vervallen in 't gedruys der Caphareesche klippen,Ga naar voetnoot2098
En 't luydende gehuyl van soo verbolgen vloed,Ga naar voetnoot2099
2100[regelnummer]
Die stadigh barnt, en op de blinde klippen woed.Ga naar voetnoot2100
Daer houd gerechte wraeck d'ontrampeneerde schepenGa naar voetnoot2101
Verlet, door 't scharp gesteent, als van hare hand gegrepen:
Of met een' dyck bewelt van sand, dat hallef dryft,Ga naar voetnoot2103
En door gebreck van vloed hen sloopt, en stucken wryft:Ga naar voetnoot2104
2105[regelnummer]
Of achter driftigh, voor gestrand op harde kayen:Ga naar voetnoot2105
Of stootse aen splinters door den draeystroom, in het swayen.Ga naar voetnoot2106
De schippers vloecken d'onherbergelycke ree,Ga naar voetnoot2107
En haten 't drooge land, en roepen om de zee:Ga naar voetnoot2108
Wiens heesche, en schorre keel, door 't naer gehuyl der menschen
2110[regelnummer]
[Dat ydel en vergeefs met bedeloft, en wenschenGa naar voetnoot2110
Myn' gramschap paeyen wil] word over 't vlack verdooft.Ga naar voetnoot2072-2111Ga naar voetnoot2111
Ulysses evenwel, en 't wrongkroondragende HoofdGa naar voetnoot2112
| |
[pagina 741]
| |
Ontslippen dit gevaer, gespaert tot leyder treurspel:Ga naar voetnoot2113
Daer ghener schipbreuck van 't voorspoocksel is, en 't veurspel.Ga naar voetnoot2114
2115[regelnummer]
'k Sie Clytemnestre alree geveynselyck en bly,Ga naar voetnoot2115
Onthalen haer' gemael: en Argos borgeryGa naar voetnoot2116
Haer' vorst met ware vreughd begroeten en ontfangen.
De lucht geslagen word met fluyten, en gesangen.
De kercken gaen ter feest. de koninglycke saelGa naar voetnoot2119
2120[regelnummer]
Word statigh toegerust, met overdaed van prael.Ga naar voetnoot2120
Bancketten rechtmen aen, hoedanigh voor hunn' tranenGa naar voetnoot2121
De jongste maeltyd was der blyde Phrygianen.Ga naar voetnoot2122
Het tafelbedde blinckt van 't Iliaesche paers,Ga naar voetnoot2123
En 's purpers glans vermeert by toorts, en wassekaers.Ga naar voetnoot2124
2125[regelnummer]
't Goud van Assaracus verswelght de Griecksche wynen,Ga naar voetnoot2125
En Goden leckerny. de koppen vol robynenGa naar voetnoot2126
Het sterffelyck gesicht, en d'oogen scheemren doen.Ga naar voetnoot2127
't Goud recht'er wildbraed aen, en Paeu, en kallekoen.Ga naar voetnoot2128
Hy self leyd hoogh, en prat, en munt door sijn cieradenGa naar voetnoot2129
| |
[pagina 742]
| |
2130[regelnummer]
Voor andren uyt, met bonte, en spicklige gewaden,Ga naar voetnoot2130
En draeght aen 't lijf de pracht, en kleeding van Priaem.
Sijne eegemael besweert hem by 's verwinners naem,Ga naar voetnoot2132
Dat hy't verciersel doch sijns vyands af wil leggen,
Voor betre wisseling: licht is hy te geseggen,
2135[regelnummer]
Om 't handwerck aen te doen der lieve bedgenoot:Ga naar voetnoot2135
Onkundigh van 't gevaer der korts aenstaende dood.
Verschrickt nocht ziddert niet. een balling om sal brengenGa naar voetnoot2137
Den vorst der koningen: een overspeelder plengen,
En spillen 't bloed eens mans. sijn' slachting sal geschien.Ga naar voetnoot2139
2140[regelnummer]
Het jongste dischgerecht sijn' heer sal bloeden sien:Ga naar voetnoot2140
Het roode vocht den wijn bespatten: 's konings levenGa naar voetnoot2141
Van Argos koningin ter neerlaeg word gegeven.Ga naar voetnoot2142
Het aengetogen kleed dat weygert en ontseydGa naar voetnoot2143
Sijne handen doorgang: dies hy swoeght en arrebeyd,Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
En lucht soeckt: maer vergeefs. de schooten ruym van vouwen,Ga naar voetnoot2145
En sonder opening sijn hoofd besloten houwen.Ga naar voetnoot2146
De suffert gants verwijft hem in de lenden steeckt:Ga naar voetnoot2147
Maer overmits de moed in 't quetsen hem ontbreeckt,
Het mes ten halven keert. de vorst begint te worstlen:Ga naar voetnoot2149
2150[regelnummer]
En als in 't wilde woud het boschswyn ruygh van borstlen,Ga naar voetnoot2150
Gegrepen van het net, nochtans t'ontvlieden tracht,Ga naar voetnoot2151
En alsins uytkomst soeckt, en woed met domme kracht,Ga naar voetnoot2152
Gants ydel en vergeefs: vermits het vol verschricken,
| |
[pagina 743]
| |
Door 't woelen enger maeckt de loose jagerstricken:
2155[regelnummer]
Soo woelt en tracht hy oock bedompelt, om het valsch,Ga naar voetnoot2155
En blindgeweven kleed te worpen van den hals:Ga naar voetnoot2156
En in den wyden schoot, en ployen ingewickelt
Alom sijn' vyand soeckt, ancxtvalligh aengeprickelt.Ga naar voetnoot2158
De dochter van Tyndaer al woende, en rasend stracxGa naar voetnoot2159
2160[regelnummer]
Verselt den gruwelmoord, gewapent met eene acx:Ga naar voetnoot2160
En alsmen aen 't outaer, op pleghtige offerfeestenGa naar voetnoot2161
Voor 't slaghten met der byl eerst merct den neck der beesten,Ga naar voetnoot2162
En stieren, alsoo micktse en wicktse haer' felle vuyst
Dan ginder, dan weer hier, en neemt'et wis en juyst.Ga naar voetnoot2164
2165[regelnummer]
Hy leydter toe, de schelm: wech heeft hy't, 't is geklonckenGa naar voetnoot2165
Met desen dwingeland: wiens wreedheyd heeft gedroncken
't Neptuniaensch bloed greetigh, en soo helsch.Ga naar voetnoot2167
'T hoofd quaelyck afgehackt hangt aen een lapken vels.Ga naar voetnoot2168
Hier vloeyt het schuymend rood: daer grynsen mond en oogen.Ga naar voetnoot2119-2169
2170[regelnummer]
Cassandra, vol van God, ter sael comt ingevloogen:Ga naar voetnoot2170-vlgg.
En met haer' roosenhoed den lycke d'vvterste eerGa naar voetnoot2171
Bewyst, en kranst den romp. sy gaetse flucx te keerGa naar voetnoot2172
Met d'acxe warm van bloed, en deckt den sieleloosen
Met syn' geroofden buyt: die vallende de roosen,Ga naar voetnoot2174
2175[regelnummer]
En frisse bloemen kreuckt, en verwt den marmorvloer.
| |
[pagina 744]
| |
Leg, roept de moorderes, leg daer, o koningshoer!
O schandvleck van myn bed! o kancker van goe seden!
Dat hebdy voor uw' lang gepleechde vuyligheden.Ga naar voetnoot2178
Het daetlyck juychende hof, en vrolycke paleysGa naar voetnoot2179
2180[regelnummer]
Geeft nu een' naeren galm, en is vol moordgheschreys.Ga naar voetnoot2180
Electra swymt van schrick: en anxtigh voor haer moedersGa naar voetnoot2181
Verwoedheyd berght gheswind d'onnoselheyd des broeders,Ga naar voetnoot2182
Door Phocius den oom: sy selve in duysterheyd,Ga naar voetnoot2183
En vangenis bemuurt, een treurigh leven leyd:
2185[regelnummer]
Tot d'overspeelder haer, om achterdocht te schouwen,Ga naar voetnoot2185
Doet men een' ackerman als een' boerinne trouwen:
Ter tyd toe dat de wraeck de moordenaers verrast:Ga naar voetnoot2187
Die, alsse in Pallas kerck de groote Goden vastGa naar voetnoot2188
Met blyschap offren, om Orestes overlyden,Ga naar voetnoot2189
2190[regelnummer]
Besprongen worden, en benart van alle syden.
De smart geeft wapenen aen dochter, en aen soon.
De moedermoord bespat het aengesicht der Goon:Ga naar voetnoot2192
Die toornigh, en verhit, om 't schendigh kerckontwyen,Ga naar voetnoot2193
Daghvaerden staende voets de felle Raseryen,Ga naar voetnoot2194
2195[regelnummer]
Met biesend slangenhayr, en ysselijck gegrim.Ga naar voetnoot2195
De neerslagh knaeght hun 't hart. de moederlijcke schim,Ga naar voetnoot2196
Gewapent met een' torts, hen nastapt door den tempel.
Sy vlieden voor, en sien de Vloecken op den drempel:Ga naar voetnoot2198
| |
[pagina 745]
| |
Sijn aller menschen vloeck, om sulck een' grouwelmoord:
2200[regelnummer]
De daecken stierense ongehuysvest altyd voort.Ga naar voetnoot2200
Dat leert na hayligh bloed van Godenkinders dorstenGa naar voetnoot2201
Tot in het derde lit. ick ga den val der vorsten,
En koningen voorby. ick swijgh hoe Grieckenland
Veroorsaeckt moord uyt moord, en mengelt brand in brand,
2205[regelnummer]
En uytroeyt stam met stam, geslachten met geslachten:
Door schennis schennis boet, verkrachten met verkrachten:Ga naar voetnoot2206
En aen 't gewyde slaet sijn' vingers onbesuyst:
En in sijn' boesem wroet: terwyl Ulisses kruystGa naar voetnoot2208
De Zeen veel jaren lang van 't pekelschuym bedolven,
2210[regelnummer]
Gesmeten herrewaerts, en derwaerts met mijn' golven:Ga naar voetnoot2210
Gesolt gerolt, door soet en suer, door heet en kout:
Geweeckt van 't nat: gebraen van hit, en soor van 't sout.Ga naar voetnoot2212
Na dat hy is ontslipt de Caphareesche lagen,Ga naar voetnoot2213
De winden hem aen d'onherberglijcke oevers jagenGa naar voetnoot2214
2215[regelnummer]
Van 't forsse Thracier volck: daer Hebrus koude vlietGa naar voetnoot2215
Sijn water loost, en in d'AEgeesche baren giet:
Van derwaerts wederom na d'Africaensche kusten:Ga naar voetnoot2217
Daer sijn geselschap sigh ter neer wil slaen, en rusten,
Verlockt door 't lecker oeft: dan na Trinacria,Ga naar voetnoot2219
2220[regelnummer]
In 't hol van Polipheem, den Cyclops: die te spa
Sijn dronckenschap beklaeght; om dat hy nu in 't duycken,
En 't rysen van de son eenoogigh niet mach bruyckenGa naar voetnoot2222
| |
[pagina 746]
| |
Den sienelijcken God en 't aengebeden licht:Ga naar voetnoot2223
Dan tweemael daer AEool sijn' setel heeft gesticht,Ga naar voetnoot2224
2225[regelnummer]
En over buyen heerscht, en breydelt dwarrelwinden:
Dan weêr na Antiphaet, oyt hongrig om verslindenGa naar voetnoot2226
Het raeuwe menschenvleesch, waer hy 't bekomen kon:
Dan by de tooveres, een' dochter van de son,Ga naar voetnoot2228
Die haer' verspieders flucx verscheppen kan in swynen,Ga naar voetnoot2229
2230[regelnummer]
En d'Ithakois verlet driehondert sonneschynen:Ga naar voetnoot2230
Tot datse in 'tscheyden sigh met Telegoon vertroost,Ga naar voetnoot2231
In wiens schoon aenschijn sweeft, en leeft haer boelschaps kroost.Ga naar voetnoot2232
Van derwaerts wend hy 't roer na d'Oceaensche baren,Ga naar voetnoot2233
En daelt daer onderaerdsche, en dootse schimmen waren:Ga naar voetnoot2234
2235[regelnummer]
Dan wederom sijn schip aen Circes oorden stiert,Ga naar voetnoot2235
Daer met lijckstacy hy Elpenoors uytvaert viert.Ga naar voetnoot2236
Van hier langs d'oevers der soetsingende Sirenen:
Die onder navel visch, en boven maeghden scheenen.
Ick swijgh hoe hy 't gevaer van Scylle, en van Charybd,Ga naar voetnoot2239
| |
[pagina 747]
| |
2240[regelnummer]
Haer' draeystroom, barning, kolck, en woest gesteente ontslipt,
De rotsen wit van schuym, en grondeloose afgronden,
En 't blaffende gehuyl der blaeuwe, en zeegroene honden:Ga naar voetnoot2242
En land daer Phaëtuse haer vaders beesten hoed:Ga naar voetnoot2243
Die 't hongerigh scheepsvolck slacht, wiens sonde Ulysses boetGa naar voetnoot2244
2245[regelnummer]
Met schipbreuck, als hy naeckt tot berging van sijn leven,
Na negen dagen by Calypso komt gedreven:Ga naar voetnoot2246
Die, als hy is ontruckt de kaecken van de dood,
Hem seven jaren stooft, en koestert in haer' schoot,
En leert den Grieck, met min te stoocken, en te lessen,Ga naar voetnoot2249
2250[regelnummer]
Hoe soet d'omhelsing is, en byslaep der Godessen:
Ter tyd toe datse een' soon, en schoone dochter teelt:Ga naar voetnoot2251
Dese op de moeder treckt, die is sijns vaders beeld.Ga naar voetnoot2252
Na dat hy van haer scheyd, en sy 't niet kan ontseggen,Ga naar voetnoot2253
En siet Phaeacien met blyschap voor sigh leggen,Ga naar voetnoot2254
2255[regelnummer]
Ick mynen dryetand rep, en breeck sijn' nieuwe kiel.Ga naar voetnoot2255
Leucothoë die bergt sijne half versoope siel.Ga naar voetnoot2256
| |
[pagina 748]
| |
De strand ontfangt hem naeckt. hier schuylt hy in de bladen.Ga naar voetnoot2257
De koninglycke maeghd medoogende, gewadenGa naar voetnoot2258
Verschaft den vreemdeling, begaen om Peneloop.Ga naar voetnoot2259
2260[regelnummer]
Hy vind sijne eegemael ten laesten met een' hoop
Verliefde vryers, die vast na haer' kuyscheyd dingen,Ga naar voetnoot2261
Becingelt, en omheynt, en koomtse stout bespringen,Ga naar voetnoot2262
En stort hen overhoop, en valt na lange ellendGa naar voetnoot2263
In d'armen syner bruyt. maer voor het dreygement
2265[regelnummer]
Der heylge Godspraeck [die hem waerschout voor syn' basterd]Ga naar voetnoot2265
Bevreest, ontsinnigh hy de groote Goden lastert,Ga naar voetnoot2266
En sigh besyden 's weegs in eensaemheyd versteeckt:Ga naar voetnoot2267
Ter tyd toe Telegoon, door Circes sorgh gequeeckt,Ga naar voetnoot2268
Belust t' aenschouwen eens het aengesicht syns vadersGa naar voetnoot2269
2270[regelnummer]
Hem onbekend verwond, en doodlyck quetst in d'aders,Ga naar voetnoot2270
Met een vergiftige, en daer toe bescheerde doorn:Ga naar voetnoot2271
Waer aen de booswicht sterft, en bluscht Neptunus toorn.
| |
[pagina 749]
| |
Oates:
Grootvader vluchtge uw' soon, en laetge hem in dit lyenGa naar voetnoot2273
Getroost met woorden, en met schoone prophecyen,
2275[regelnummer]
En martge met uw' wraeck. o vader! wat sal 't syn?Ga naar voetnoot2275
Het menschelyck geslacht word weeligh. op Jupyn!Ga naar voetnoot2276
Den Hemel word bestormt, beklommen van de boosheyd
Der nieuwe reusen, op, en blixem hunn' Godloosheyd.Ga naar voetnoot2277-2278
PRIAEM. HECUBA.
Priaem:
Dit ongeluck is hem voor ons te spa beschoren.Ga naar voetnoot2279
2280[regelnummer]
Waer dit wat eer gebeurt, noyt hadden wy verloren
Soo veel' beroemde steên, tot nadeel van 't gemeyn.Ga naar voetnoot2281
Nu Griecksche wysheyd loop, en raeskal sonder breyn.Ga naar voetnoot2282
't Huys van Assaracus heeft selve Pelops handenGa naar voetnoot2283
Den grootsten vyand der Trojanen aen sien randen,Ga naar voetnoot2284
2285[regelnummer]
En onder 't decxsel van meyneedigh landverraedGa naar voetnoot2285
Soo schendigh doemen. vaert nu wel, o Grieckschen staet!Ga naar voetnoot2286
O radeloose macht, die in uw' degens strompelt,Ga naar voetnoot2287
Droomt van geen Trojen meer: waeckt om niet overrompelt
Te worden, noch' verrast van Hectors schittrigh stael.
Hecuba:
2290[regelnummer]
Die segen dout op ons uyt 's Hemels milde sael.Ga naar voetnoot2290
De Goden toonen sigh op heden goedertieren.
Priaem:
Ick wil dat hof, en stad op dese tyding vieren.Ga naar voetnoot2292
| |
[pagina 750]
| |
Rey van Trojaensche Maegden:
Trojaensche wydberoemde jeughd,
Singt Pallas lof, en juyght van vreughd,Ga naar voetnoot2294
2295[regelnummer]
En eert met kerckgebarenGa naar voetnoot2295
Haer' drempels en outaren:Ga naar voetnoot2296
De feestelycke schare dans',
En schudd' voor haer den lauwerkrans.Ga naar voetnoot2298
Dat maeghdelycke pruyckenGa naar voetnoot2299
2300[regelnummer]
In groene olyven duycken:Ga naar voetnoot2300
En 't hayr met silver niet vertuyt,Ga naar voetnoot2301
Nocht' Paerlesnoer, maer als een bruyt
Den witten hals bekleede,Ga naar voetnoot2303
En deck' na d'oude sede.Ga naar voetnoot2304
2305[regelnummer]
Dat Asien te samen school':Ga naar voetnoot2305
't Sy die op d'oevers van Pactool
't Goud scheemren sien, en blincken:
Of die Meander drincken:Ga naar voetnoot2306-2308
Of treen Caysters boord, die witGa naar voetnoot2309
2310[regelnummer]
Van langgehalsde swanen sit,
Die in de suyvre plassen,
Haer' blancke pluymen wassen:
't Sy 't volck van Sagaris besproeyt,Ga naar voetnoot2313
Die d'anckers schuurt, en bochtigh vloeyt:
| |
[pagina 751]
| |
2315[regelnummer]
't Sy 't geen verdreven ballingGa naar voetnoot2315
Nocht voeder heeft, nocht stalling
Voor Griecksche kleppers, en met druck
Vlood herwaerts, om Achilles juck,
En heerschappy te schouwenGa naar voetnoot2319
2320[regelnummer]
In veylige landouwen:
En voor Caïcus Xanthus koor,Ga naar voetnoot2321
En d'Iliasche vesten voor
Lyrnes: wiens swacke muurenGa naar voetnoot2323
Geen' stormen en verduuren.
2325[regelnummer]
Weckt haylgen galm, en huwt uw' keelGa naar voetnoot2325
Aen luyt, en sangerige veel.
Wilt heldre stemmen paren
Met spel van wind en snaren:Ga naar voetnoot2328
En treckt met Goddelyck geluyd
2330[regelnummer]
De blyde siel ten ooren uyt:Ga naar voetnoot2329-2330
Gelyck met maetgesangen
Ghy Paris gingt ontfangen:Ga naar voetnoot2332
Doen op het water rey aen rey,
Met vreughd ontmoete syn' galey,
2335[regelnummer]
En welkom hiet van harten
De schoone bruyt van Sparten:
Die Proteus brande met haer' min,Ga naar voetnoot2337
En uytblonck als een' Zeegodin:
Soo Venus quam bepeereltGa naar voetnoot2339
2340[regelnummer]
In 't Parlemoer ter weereld:
En doen de schoonheyd van HeleenGa naar voetnoot2341
Niet sterflycx, maar een' sonne scheen:Ga naar voetnoot2342
| |
[pagina 752]
| |
Die cierlyck uytgestreken,Ga naar voetnoot2343
Het hoofd eerst op komt steken:Ga naar voetnoot2344
2345[regelnummer]
En in het silver van den vloed
Haer' goude pruycke schittren doet:Ga naar voetnoot2346
En in 't kristal 't vergulselGa naar voetnoot2347
Siet spieglen van haer hulsel.Ga naar voetnoot2348
O dochter van den Dondergod,Ga naar voetnoot2349
2350[regelnummer]
Minerve ghy bewaeckt het slotGa naar voetnoot2350
Van uw Godsdienstigh Trojen.
De vyanden verstroyen:Ga naar voetnoot2352
En Agamemnon suypt verwoed
Sijn trouste raedsmans edel bloed.
2355[regelnummer]
Het leger gaet sijn' speeren
Nu tegens Argos keeren.Ga naar voetnoot2356
Mycenen van verstand beroofd,Ga naar voetnoot2357
Haer wijsheyds beckeneel doorklooft:Ga naar voetnoot2358
En langs het veld loopt scharssenGa naar voetnoot2359
2360[regelnummer]
Met d'uytgetogene harssen.
Stads grooste vyand voor de poort
Leyd van sijn eygen volck vermoord.Ga naar voetnoot2361-2362
Lof, lof sy u Godesse,
O strijdbre krygeresse!Ga naar voetnoot2364
2365[regelnummer]
Voor u galmt 't vrolijcke geschrey.Ga naar voetnoot2365
Voor u klinckt ruyspijp en schalmey.Ga naar voetnoot2366
Voor u gehuwde vrouwen,
En jonffers feestdagh houwen:Ga naar voetnoot2367-2368
| |
[pagina 753]
| |
En met vermengde reyen treenGa naar voetnoot2369
2370[regelnummer]
Na wit albast, en marmorsteen.Ga naar voetnoot2370
De priesters op uw' drempels
Ontsluyten alle tempels:
Soo flucx 't Goddinnebeeld genaecktGa naar voetnoot2373
Dat over Dardans stamhuys waeckt
2375[regelnummer]
De scharen na u tochten,Ga naar voetnoot2375
En sijn met loof bevlochten.Ga naar voetnoot2376
Stockoude gryserts levens sat,Ga naar voetnoot2377
Hunn' wensch deelachtigh, komen matGa naar voetnoot2378
U offerwynen brengen,
2380[regelnummer]
En sidderende plengen.Ga naar voetnoot2380
FINIS. |
|