De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 708]
| |
De vierde handel.
OATES. AJAX.
Oates:
1435[regelnummer]
O Chalcis! die de strand bekleed met prael van huysen:Ga naar voetnoot1435
En t'elckens sevenwerf hoort in een etmael bruysenGa naar voetnoot1436
Euripus Pekelschuym, so vaeck met sand vermengt,Ga naar voetnoot1437
Hy uyt d'AEgeesche zee geweld van golven brengt,
En steeckt sijne hoornen op, en komt uwe hooge muuren,Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
En Aulis havendiep, en weersijds d'oevers schuuren:Ga naar voetnoot1440
O vaderlijcke stad! hoe luttel voeltghe noch,Ga naar voetnoot1441
Hoe Argos wrock, en wraeck, en 't Cephaleensch bedroghGa naar voetnoot1442
Myn' ongerusten geest afmatten, en vermoeyen:
Hoe vrees en hoop in my nu ebben, nu weer vloeyen.Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Ach vader Nauplius! uwe afkomst is in nood:Ga naar voetnoot1445
Men dingt hem na den hals: hy worstelt met de dood:Ga naar voetnoot1446
Men toetst de lastering, men schout hem vroom, en echterGa naar voetnoot1447
Men gaet hem na, en stelt syn' vyand tot syn' rechter.Ga naar voetnoot1448
Hy die de tong, de mond, en schild der vryheyd is,Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Syn vrydom nu ontbeert, in sware vangenis.Ga naar voetnoot1450
Hoe kan Ulyssis doch een wettigh vonnis spreecken?
| |
[pagina 709]
| |
Wiens haet niet lievers wenschte als sigh aen hem te wreecken,
Van zedert dat hy sleepte uytsinnigh 't ploegespoorGa naar voetnoot1453
Aen strand, doen Palameed het kind leyd in de voor:Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Waer door hy syne bruyt Penelope most missen,
Om, Sparten te geval, de schandvleck uyt te wissenGa naar voetnoot1456
Van Menelaüs bed. en namaels als de ThraxGa naar voetnoot1457
Hem afsloegh syn versoeck, en mynen broeder stracxGa naar voetnoot1458
Afveerdighde met graen, doen 'tschier was omgekomen,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Heeft d'oude wrock allencx in felheyd toegenomen:
Meer saecken ick verswygh. wat Tydeus soon belangt,Ga naar voetnoot1461
Dats een soldaet, die gants aen Agamemnon hangt,
En van sijne handen vlieght. maer weert voor al, o Griecken!Ga naar voetnoot1463
Dat doch de rasebol, dien niemand quaelyck riecken,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Of luchten magh, en scharp twee woorden spellen kan,Ga naar voetnoot1465
Ter vierschaer niet en ga, nocht over sulck een' manGa naar voetnoot1466
Nocht over sijne daên een onryp oordeel stamer:Ga naar voetnoot1467
Syn domheyd word bereen van onsen vogelraemer:Ga naar voetnoot1468
Thersites buldert wt wat Calches denckt of droomt:
1470[regelnummer]
d'Onwetentheyd die maeckt hem stout, en onbeschroomt.Ga naar voetnoot1470
Kortom, loftuytery, en baetsucht sien wy heden,Ga naar voetnoot1471
En loshoofds dommekraght den rechterstoel bekleden.Ga naar voetnoot1472
Dit wichelt my niet goeds, myn broeder is verraen:Ga naar voetnoot1473
Syne haeters meesters zyn. hoe of dit wil vergaen?Ga naar voetnoot1474
| |
[pagina 710]
| |
1475[regelnummer]
Maer sie ick herwaers niet den grooten Ajax treden:Ga naar voetnoot1475
Syn aensicht is vol viers: hy mort, en schynt t'onvreden.Ga naar voetnoot1476
Best soeck ick heul aen hem. o soone van Iupyn!Ga naar voetnoot1477
Wat tyding brenght ghy ons? sal heden onder schyn
Van recht, d'onnoselheyd myns broeders sneuvlen moeten?Ga naar voetnoot1479
Ajax:
1480[regelnummer]
De noyt verdiende peen, en straffe sal hy boeten,Ga naar voetnoot1480
'Ten sy het word geschut.Ga naar voetnoot1481
Oates:
Wat sal ick best bestaen?
'Kben raedeloos, wat raed?
Ajax:
Myn neef de PeleaenGa naar voetnoot1482
Te Lesbos word verlet: 't syn d'Ithakoische treecken:Ga naar voetnoot1483
Men heeft met voordacht door d'Atryden dit besteecken:Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Maer sonder dat, wy twee doorhieuwen met ons staelGa naar voetnoot1485
'sGevangens banden, selfs in spyt van logentael,
En valscheyd, die doortrapt dit nae haer wensch beschicken,
En 'svorsten braeve siel en wackerheyd verstricken
Met openbaer geweld, sy willender me voort.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Foey, dat dus Atreus saet de vorsten ringeloort.Ga naar voetnoot1490
Foey, dat so groot een man voor sulck een' snoode vierschaerGa naar voetnoot1491
| |
[pagina 711]
| |
Betrocken, plengt syn bloed: dat naderhand soo dierbaerGa naar voetnoot1492
Sal worden gewaerdeert, als 't klaegen is te laet,
En Grieckenland de lucht met droeven weergalm slaetGa naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Van klaghten, en gehuyl: wanneer de vlechten hangen,
En handen gaen in 't hayr: de traenen langhs haer wangenGa naar voetnoot1495-1496
Af-biggelen bedruckt, en 't schelmstuck word verfoeyt.
Maer dat d'aertswiggelaer geveynst hier onderroeyt,Ga naar voetnoot1498
Met sijn' doortrapte tong, en koestert onse plagen,Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
En baeckert ons bederf: dats sonde te verdragen:Ga naar voetnoot1500
Dat in so fel een' brand hy voedende oly giet:
Dat een verloopen Phrygh gants Griecken doet verdriet.Ga naar voetnoot1502
Het lustme ditmael eens sijn leven te doorloopen.
Syn vader Thestor hiet: wiens harssen had doorkroopenGa naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
't Half levende ingewand der dieren, soo hy sey,
En noemde sigh een' soon van Phoebus, en Agley,Ga naar voetnoot1506
En lette op voglesang, op spoock, en ydle droomen,Ga naar voetnoot1507
Op drift van God, en geest, op 't ruyssen van de bóomen,Ga naar voetnoot1508
En 's Hemels aengesicht, in 't aldernaeste dorp,Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
't Welck roockte by het leck, ontrent een' slingerworp.Ga naar voetnoot1510
Hier queeckte hy Calches breyn, en leerde hem deftigh klappen,Ga naar voetnoot1511
En grollen mengen in landnutte wetenschappen:Ga naar voetnoot1512
| |
[pagina 712]
| |
En ramen op een hayr, na d'hayren van een dogh,Ga naar voetnoot1513
De korlen van een' vygh, de biggen van een sogh,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Die rond en swangher gingh, na'et maecksel van haer' jonghen:Ga naar voetnoot1515
En oeffende sijn' geest op drie, op sevenspronghen,Ga naar voetnoot1516
En 't wettelyck gebruyck van woord en letterkracht,Ga naar voetnoot1517
Seef, becken, en gebeent. vaeck leyde hy hem by nachtGa naar voetnoot1518
Op Idaes hooge kruyn, en staerende in de starren,
1520[regelnummer]
Gaf diepe raedsels uyt, en liet syn' soon ontwarrenGa naar voetnoot1520
Verwarde vragen, en ontstricken knoopen, daer
Een Godschalck Arabier, of oud EgyptenaerGa naar voetnoot1522
Of Indiaens Branman om sweeten soude, en hygen.Ga naar voetnoot1523
Hier prachte Calches meê, om nooddrufts eysch te krygen,Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
En bedelde achter land, gelijck hy was gewent:Ga naar voetnoot1525
Tot dat Laocoön, en Panthus hem in 't entGa naar voetnoot1526
Verworven gunst by 't hof: dit wist hy soo te smeecken,Ga naar voetnoot1527
Door ydel lof, en door 't opproncken der gebreecken,Ga naar voetnoot1528
Dat hy verkoren werd aertswichelaer van 't rijck:
1530[regelnummer]
Doen blies hem hoovaerd op: doen achte hy sigh gelijckGa naar voetnoot1530
Een' Hayligh van 't outaer: en die soo korts ging beedlenGa naar voetnoot1531
| |
[pagina 713]
| |
Hoonde alle tempeliers, en bengelde 's lands eedlen.Ga naar voetnoot1532
Sijn' trotsheyd borst terstond tot boose stucken uyt:Ga naar voetnoot1533
Door gaylheyd hy ontmaeghde een streng verloofde bruyt,Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Den bruygom te geval: dit tuygt de gryse Nestor.Ga naar voetnoot1535
Den schimmen vloeckte hy toe sijn' ouden vader Thestor.Ga naar voetnoot1536
Eens anders bedgenoot, al t'eerloos van gemoed,
Tot schennis hy versocht, en maeckte haer' kuyscheyd vroet,Ga naar voetnoot1538
Dat niemand Minos heeft nocht Cerberus te vruchten:Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Dat Styx en Acheron sijn moolocken, en kluchten.Ga naar voetnoot1540
Eurypilus bedeckte het overige vuylGa naar voetnoot1541
Sijns meesters, tot soo lang hy bloo, gelijck een uylGa naar voetnoot1542
Van yeder een verpickt most Ilium begeven.Ga naar voetnoot1543
Doen quam hy al beroyt in Grieckenland gedrevenGa naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Aen Agamemnons hof, en vlamde op 't oud genot:Ga naar voetnoot1545
Uytgevende: hoe hy 's nachts door inspraeck van den GodGa naar voetnoot1546
Apollo was vermaent uyt Trojens slot en wallen
Te vlieden, om t'ontgaen de dreygende ongevallen,
Die 't stamhuys van Dardaen nu hingen over 't hoofd.Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Dit nam ons priesterschap soo in, en 't werd geloofdGa naar voetnoot1550
Van 't volck. de faem ging voorts door alle steden stroyenGa naar voetnoot1551
Hoe Calches had gesien den hoogen burgh van TrojenGa naar voetnoot1552
| |
[pagina 714]
| |
Verweldight, en de wacht in 't sluymeren gedood,Ga naar voetnoot1553
En van 't Palladium Minervaes kerck ontbloot:Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
De Sceesche poort beroofd van wylen konings asschen:Ga naar voetnoot1555
'tPallays met vlam omringt, en 'tGriecksche swaerd verrasschenGa naar voetnoot1556
De stad, van wijn en slaep bedolven op haer' feest:Ga naar voetnoot1557
Ja tot waerteecken noch, hoe sijn ontwolckte geestGa naar voetnoot1558
De vyandlijcke Goon op Ilium gebetenGa naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Sagh waeren. Pallas op de kruyn van 't slot geseten,Ga naar voetnoot1560
Met helm en beuckelaer, vast drilde haer' taeye lans,Ga naar voetnoot1561
En schudde haer' Pluym. Belloon die blies van 's toorens trans,Ga naar voetnoot1562
En stack haer moordtrompet. de vader heet ontsteeckenGa naar voetnoot1563
Door wraeck self d'armen steef, en zenuwen der Greecken:Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
Verschafte hun moed, en dreef de Goon op den Dardaen,Ga naar voetnoot1565
En op sijn wapenen met kracht en yver aen.Ga naar voetnoot1566
Sijn' wreede Juno, met den aengegorden degen,Ga naar voetnoot1567
De Sceese poort besette, en hiel alsins de wegenGa naar voetnoot1568
En toepaen veyligh, langs de zee en waterkant,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
En riep met heesche keel de krijgslien van de strand.
De vloot gaf drommels uyt den anderen tot bystand.Ga naar voetnoot1571
| |
[pagina 715]
| |
Neptuyn die schudde vast, met sijner gaffel dryetand,Ga naar voetnoot1572
's Muurs oude grondvest, die soo diepe wortels schoot.Ga naar voetnoot1558-1573Ga naar voetnoot1573
De priesterschap verbaest, en al bestorven vloodGa naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Om troost na d'outers toe, na Godgewijde drempels:Ga naar voetnoot1575
Maer al vergeefs, helaes, sy vonden alle tempels
Verlaten van de Goon, van haylighdom, het koor:Ga naar voetnoot1577
Sy wieroockten te spa: geen' Godheyd gaf gehoor.Ga naar voetnoot1578
Daer spoockten met haer' toorts de wreede Raseryen,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Met slingerslangigh hayr. men sagh aen alle syen
De stad ten val gedoemt. soo raeckte hy in sijne eer:Ga naar voetnoot1581
Wat Ilium ontnam dat gaf hem Argos weer.Ga naar voetnoot1582
De Veldheer most sijn' tong tot groote kosten huuren,
En self sijn' wreedheyd en moordadigheyd besuuren
1585[regelnummer]
In Aulis aldereerst: doen op der vorsten beêGa naar voetnoot1585
En dwang hy Iphigeen most haylgen Hecate.Ga naar voetnoot1586
Een burger die 't mishaeghde, en aensagh met verwondrenGa naar voetnoot1587
Most vluchten, en bedruct sijne huysgoon noch sien plondrenGa naar voetnoot1588
Door krijslien, heymelijck by Calches opgeruyt:Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Die sey noch dat dees straf ontstond door Gods besluyt.Ga naar voetnoot1590
d'Atryden weten 't wel dat Thestors soon een schelm is,
En evenwel, vermits hy hun een stalen helm is
By dees' gelegentheyd, misbruyckense sijn' dienst,Ga naar voetnoot1593
| |
[pagina 716]
| |
En boosheyd tot hun wit: maer op het ongesienstGa naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Soo sullense den boef en booswight eens verschoppen,
Gelijck de kinders doen hunne afgesleurde poppen.Ga naar voetnoot1596
Oates:
Myn broeder heeft den boef gekeecken door en door,Ga naar voetnoot1597
Van voetsool tot de kruyn, en quam syn' lagen voorGa naar voetnoot1598
Tot der Argiven heyl, en hiel met kracht den teugel,Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Tot hy den eenen voet arghlistigh in den beugel,Ga naar voetnoot1600
En door des veldheers heup kreegh steun van stegelreep.Ga naar voetnoot1601
Nu doet hy 't Dorisch ros eens draven na sijn sweep,Ga naar voetnoot1602
En luystren wonder gaeu na'et prickelen sijner sporen:Ga naar voetnoot1603
Nu ryd hy die hem reê, en heeft alree gesworen
1605[regelnummer]
By Palamedes dood. wat raed? de tyd is kortGa naar voetnoot1604-1605
En hoemen langer draelt, hoe 't quaet noch arger wort.
Ajax:
De radeloose neemt het reedste tot sijn voordeel,Ga naar voetnoot1607
Niet so hy wil, maer magh. so Nestor over 't oordeel
Mocht sitten, mogelyck viel 't vonnis niet so swaer.Ga naar voetnoot1608-1609
1610[regelnummer]
't Was winst genoegh, indien wat tyds gewonnen waer:Ga naar voetnoot1610
So hem de vierschaer sloegh in endeloose boeyen.Ga naar voetnoot1611
Achilles midlertyd die koster onder roeyen:Ga naar voetnoot1612
d'Oploopentheyd des volcx mocht koelen: 's veldheers haetGa naar voetnoot1613
| |
[pagina 717]
| |
Versachten: Nauplius sou spreken voor syn zaet,Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
En wettige' erfgenaem, en tredense onder oogen,Ga naar voetnoot1615
Die willens wetens dus uytstroyen dese loogen.
Oates 't voeght u best te dingen voor u bloed.Ga naar voetnoot1617
Ga Agamemnon aen, en gryp hem in 't gemoed:Ga naar voetnoot1618
Betuygh hem hoe het stryd met aller rechten orden,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Dat yemand, wie 't oock sy, sal van sijn' vyand wordenGa naar voetnoot1620
Veroordeelt: en versoeck ernsthaftelyck, dat hyGa naar voetnoot1621
Gedoogh dat Neleus soon, met d'overige dryGa naar voetnoot1622
Ter vierschaer ga: misschien sal hy 't uw' beê vergunnenGa naar voetnoot1623
Uyt schaemte, en oock om dat seer licht dry rechters kunnen
1625[regelnummer]
Vermeestren 's vierden stem. dits 't naeste dat ick weet.Ga naar voetnoot1625
Oates:
Ick spoey my binnen. och d'Atrijden sijn te wreed!
Dies ben ick hopeloos, en vrees een droevigh ende.
Ajax:
Jupyn uw' broeder vrye, en al sijn haters schende.Ga naar voetnoot1628
AGAMEMNON. OATES. LYFKNECHT.
Agamemnon:
D'Eubeërs krijten vast: wy maecken 't langs hoe grover.Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Het moeter evenwel nu onder door of over.Ga naar voetnoot1630
Hier geld geen aerselen. de kans is al gewaeght.Ga naar voetnoot1631
Oates:
Ghy die als oppervorst de bijl van 't leger draeght,Ga naar voetnoot1632
| |
[pagina 718]
| |
En sijt geboren tot het staf en scepterswaeyen:Ga naar voetnoot1633
Wilt door uwe heusheyd doch ons onbenoegen paeyen.Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
De rechters spannen vast de rechtbanck, en te gaerGa naar voetnoot1635
Mijn' broeder dreygen met het uyterste gevaer
Van 't leven, en van ouds op hunnen vyand nijdigh,
En hatigh, dragen sigh in 't oordeel te partijdigh.Ga naar voetnoot1638
Schut dese onbillijckheyd, en weertse door uw' macht.Ga naar voetnoot1639
Agamemnon:
1640[regelnummer]
Ghy spreeckt te spa. de saeck is nu te veer gebracht.Ga naar voetnoot1640
De rechters sijn gelot. hy salse erkennen moeten:Ga naar voetnoot1641
Maer vind ghy 't goed, men sal 't geen strengh schijnt wat versoeten
Met noch een' vierde stem. wy stellen 't aen uw' keur.Ga naar voetnoot1643
Kies die u best gevalt, en draeg ons yemand veur.
Oates:
1645[regelnummer]
Dit ampt voegt Nestor best.
Agamemnon:
Mijn lijfknecht sonder beydenGa naar voetnoot1645
Seg Nestor aen: dat hy in 't recht den twist help scheyden,Ga naar voetnoot1646
En voeg by d'andre dry sijn' wijsheyd, datter niet
Onbillijcx in dit stuck uyt toorne, en sucht geschied.Ga naar voetnoot1648
Sy wanen ons het werck met listen t'onderkruypen,Ga naar voetnoot1649
| |
[pagina 719]
| |
1650[regelnummer]
Maer 't is de doodsnack, 't sijn d'Eubeërs laeste stuypen.Ga naar voetnoot1650
De saeck is so doornaeyt, en so beset in all's,Ga naar voetnoot1651
Hy raeckter eer niet af, 't en kost hem sijnen hals.Ga naar voetnoot1652
De kling die moeter deur, het sy men 't recht of krom schout:Ga naar voetnoot1653
Ja eer de rechtbanck sweegh ick goot een tong van stom goud:Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Dat honderdoogigh hoofd, die wachter ben ick moe,Ga naar voetnoot1655-vlgg.
En Argos Argus haet alwaer 't maer om de koe,Ga naar voetnoot1656
Die tot den buyck toe treed in frissche klaverweyde.
Ick sie, ick sie den beul 't swaerd trecken uyt der scheyde:Ga naar voetnoot1658-vlgg.
Den ouden hondsvot vast staen zidderen voor den slagh:Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Daer leyd de grijse kop, 's Lands uytgedient gesagh.
ULYSSES. NESTOR. THERSITES. DIOMEDES. REY VAN PELOPONNENSERS EN ITHAKOISEN. CALCHES.
Vlysses:
Ghy heeren die te gaer op Agamemnons heeten,Ga naar voetnoot1661
Om Palamedes saeck ter vierschaer sijt geseten,
U allen is bekend het grouwelijck verraed,
Gebrouwen tot bederf van den gemeenen staet:Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
En hoe d'Eubeër vorst, uyt Nauplius gesprooten,
Het toegesonden goud meyneedigh heeft genooten
Van koning Priams spie, en listigh omgekochtGa naar voetnoot1667
| |
[pagina 720]
| |
Vele hoplien, en so 't heyr al meer en meer gebrocht
In 't uyterste gevaer, van onder Trojens wallen,
1670[regelnummer]
Voor 't kriecken van den dagh te worden overvallen:
Dewijl de misdaed dan so klaer en helder blijckt,
Ontbreeckter datter voorts een wettigh vonnis strijckt,Ga naar voetnoot1672
En na'et begangen stuck den schuldigen doe boetenGa naar voetnoot1673
Sijn' welverdiende straf. ghy rechters sult dan moeten
1675[regelnummer]
Aenwijsen met uw' stem, wat hem word opgeleyd,Ga naar voetnoot1675
Die sigh bewegen liet tot so vervloeckt een feyt.
Dat Nestor sigh verklaer.Ga naar voetnoot1677
Nestor:
Ick wens, genadige heeren,
Dat wy door 't oordeelen nocht quetsen, nocht verseerenGa naar voetnoot1678
Den schoon gebloeyden staet: maer datmen liever hel
1680[regelnummer]
Tot matigheyd, als al te streng een vonnis vel.
Thersites:
Wat seyd de grijse man? ghy suft, o oude vader.
Geen' strengheyd is te hard. het is een landverrader,Ga naar voetnoot1682-vlgg.
Een overgeven schelm: vind sulck een by u heul?Ga naar voetnoot1683
Laet my' er meê begaen, en haylightme tot beul.Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Ick heb voor lang gewenscht den booswicht aen te randen,Ga naar voetnoot1685
En tot elcx schouspel hem te villen met mijn' tanden.Ga naar voetnoot1686
Vlysses:
Thersites hou gemack, en spreeck op uwe beurt.
Ghy vader Nestor, dat ghy 't leger niet gesteurtGa naar voetnoot1688
Wilt hebben nocht gequetst, is lof en prijsens waerdigh:
| |
[pagina 721]
| |
1690[regelnummer]
Dat acht ick sal geschien, indien wy heel rechtvaerdigh
Afhandlen dese saeck, en laten 't recht geschien,
En niemands bloed, nocht stam, nocht mogentheyd ontsien:Ga naar voetnoot1692
Want sooghe dese straf wilt swacken door verschooning,
En door de vingers sien, die 't outer en de wooningGa naar voetnoot1693-1694
1695[regelnummer]
Uyt goudsucht heeft belaeght, en dragen u als tolckGa naar voetnoot1695
Van sulck een schendigh stuck: gewisselijck het volck
Sal t'samenrotten, en vergaren in veele hoopen,
En morren: datmen laet de grootste schelmen loopen,
En die handdadigh sijn aen kleene sonden, hardGa naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Ter straffe vordert, en de goe' gemeente zart,Ga naar voetnoot1700
En als by d'ooren treckt. het krijgsvolck sal ons hoonen,
En roepen: dat wy sijn aensienders van persoonen:Ga naar voetnoot1702
Of dat wy 't met hem staen die sulcke netten breyd.Ga naar voetnoot1703
Diomedes:
Daer dient wel opgelet. het geen Ulysses seydGa naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Is niet dan al te waer. laet dees sijn' schuld betalen,
Eer datwe op onsen hals der hoplien ongunst halen.Ga naar voetnoot1706
Ick sie veel swarigheen, en vind my al bevreest,
En ducht niet sonder reên, dat duysendhoofdigh beest,Ga naar voetnoot1708
By dees' gelegentheyd, en onder Trojens vesten.Ga naar voetnoot1709
Thersites:
1710[regelnummer]
De vader die word kindsch. men houd'et hem ten besten.Ga naar voetnoot1710
Wat uytspraeck hoeftmen hier? hy brengt sijn vonnis me.
Nestor:
Om 't heyl van 't vaderland verguntme dese beê:
| |
[pagina 722]
| |
En by u selve proeft, en overweeght mijn seggen,Ga naar voetnoot1713
Of't ongeraden waer d'Eubeër vorst te leggenGa naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
In eeuwige hechtenis, op datmen niet en maeckGa naar voetnoot1715
Sijn overoud geslacht verblind door heete wraeck.
Hy heeft een' langen sleep van hooghgeboren magen.Ga naar voetnoot1717
Sijn vader Nauplius, als wy in Aulis lagen,
Sigh in gedienstigheen niet weynigh queet, en bood
1720[regelnummer]
Al wat hy bieden mocht tot redding van de vloot,Ga naar voetnoot1720
En Palamedes dienst ging boven elcx vermoeden.Ga naar voetnoot1721
Vlysses:
Voorgaende deughden met een schelmstuck te vergoedenGa naar voetnoot1722
Is Griecken ongewent. een' schandelijcke daedGa naar voetnoot1723
Wischt alle weldaên uyt. voorlede vroomheyd baetGa naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Geen' mensche, die van aerd verwisselt, en verwandelt,Ga naar voetnoot1725
Sigh aen 't gemeen vergrijpt, en met den vyand handelt.Ga naar voetnoot1726
Noch' reecx van oud geslacht, nocht stam, nocht adeldom,Ga naar voetnoot1727
En word hier aengesien, noch' buyght de wetten krom:
Want raeckte dit in swang, en waer die dagh geboren,Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Wat souder tegens staen, so liep de staet verloren.Ga naar voetnoot1730
En om in hechtenis te brengen Palameed:
't Heeft veel bedenckens in, en stryd met onsen eed
Voor eerst, die ons verbind, dat sulck een mensch moet sterven,
Die schuld heeft aen verraed, en al 't gemeen bederven.Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Daer na so kan geen' plaets versekeren genoegh
Een' vorstelijck persoon: men tracht of spade of vroeghGa naar voetnoot1735-1736
| |
[pagina 723]
| |
Naer sijn' verlossing, en men soeckt de wacht te krencken:Ga naar voetnoot1737
Men houd het vaderland in onrust, en bedencken:Ga naar voetnoot1738
Men graeft de muren door, of draeght hem in een' kistGa naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
Voor boecken uyt: men veynst, men hangelt, en men vischtGa naar voetnoot1740
Om toorens, en om gracht: of eermen het kan rieckenGa naar voetnoot1741
Kryght een gevangen heer, gelyck een vogel, wiecken,Ga naar voetnoot1742
En over zee en zand sweeft heen door d'ope lucht:
Als de Cecropische Dedael sigh gaf ter vlucht:Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
En van sijn' vangenis, waer in hy sat versteecken,Ga naar voetnoot1745
Ontbonden, past syn leet en ongelijck te wreecken,Ga naar voetnoot1746
Hetgeen hy waent en droomt dat sigh is aengedaen:Ga naar voetnoot1747
En derf al wat hy denckt aengrypen en bestaen.Ga naar voetnoot1748
Meer dingen ick verswygh die stonden te besorgen.Ga naar voetnoot1749
Nestor:
1750[regelnummer]
Ontsla u van die vrees, door vaste en wisse borgen.
Diomedes:
Wat borghe is mans ghenoegh?Ga naar voetnoot1751
Nestor:
Achilles gheef sijn woord,
En Ajax. wel wats dit? wie komt ons hier aen boord?Ga naar voetnoot1752
Thersites:
Het is de goe' gemeent.Ga naar voetnoot1753
Nestor:
O Goddeloose treecken!
| |
[pagina 724]
| |
Thersites:
Wat seght ghy? 't is het volck dat heefter in te spreecken.
1755[regelnummer]
Wat seydter 't leger toe? koomt geef uw oordeel dra.Ga naar voetnoot1755
Sal Palameed de landverrader sterven?
Rey:
Ja.
Calches:
Dat is de stemme Goods. ghy rechters neyght uwe ooren,
En stemt met uw' gemeent, of vreest der Goden tooren.
Vlysses:
Men lever hem den volcke.Ga naar voetnoot1759
Diomedes:
Ick stem 't.
Thersites:
Thersites oock.
Nestor:
1760[regelnummer]
Argivische landou, myne oogen sien den roockGa naar voetnoot1760
Opgaen van uwen brand, en Calches ondertusschen
Die wieght het volck in slaep, en niemand tracht te blusschen
Het vier, dat in sijne asch vast smeult, en heymlijck smoockt,
En die u hoeden sou, die is het, die dit stoockt,Ga naar voetnoot1764
1765[regelnummer]
En uyt bysondren wrock geeft voedsel dese vlammen.Ga naar voetnoot1765
Roemt op geen' lange ry van oude vadrenstammen,
Op hoven schoon van bou, noch steden trots van muur:
Men sloopt men slecht'et al op dese onsalige uur:
Men velt geswind ter neêr, wat langsaem is geklommen.Ga naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Gaet Griecken ruckt om veer die suyl der vorstendommen,Ga naar voetnoot1770
Den Atlas, die 't gebied met sijne schouders schraeght,Ga naar voetnoot1771
En onverwickelyck dat groot gevaerte draeght:Ga naar voetnoot1772
Die onlangs heeft gevryd uw' dierverpande steden.Ga naar voetnoot1773
| |
[pagina 725]
| |
Gaet Griecken, smoort de siel van uw' gerechtigheden:Ga naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
Verworght uw' trousten raed in so veel ongevals:Ga naar voetnoot1775
Uw' vryheyds voorspraeck ruckt de tong uyt synen hals.Ga naar voetnoot1776
Myn' siele smelte aen lucht, en Pylus myne beenenGa naar voetnoot1777
Ontfange, eer dat ick hoor der Griecken val beweenen.
Rey van Eubeërs:
Ach! waer toe of der Goden onbescheydGa naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
Befaemde deughde hier rust en vreê ontseyd,Ga naar voetnoot1780
En sonder staf, en aerselen doet gaenGa naar voetnoot1781
So steyl een pad, so wilde en woeste een' baen:Ga naar voetnoot1782
Door kreupelbosch, door wegen ruygh begroeyt,
En onbestraet: daer elcke stap vermoeytGa naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Een' arbeydsaem' hardvochtigh' man geteeltGa naar voetnoot1785
Om barrevoets geschoeyt te gaen met eelt:Ga naar voetnoot1786
Daer vrou natuur gesaeyt heeft scharp gesteent,Ga naar voetnoot1787
Dat sweeten doet selfs reusen langgebeent:
Daerme' eensaem dwaelt: daer sonder spoor of pad,Ga naar voetnoot1789
1790[regelnummer]
Voor 't oogh geen' spits verrijst van vleck of stad.
Soo swaer een' wegh, van 's Hemels hoogen trans,Ga naar voetnoot1791-vlgg.
Dreef Junoos wrock den basterdsoon haers mans
Geweldigh in: 't geklater van haer' sweepGa naar voetnoot1793
Van kindsbeen af sijn' grove krachten sleep.Ga naar voetnoot1794
| |
[pagina 726]
| |
1795[regelnummer]
Voor d'eerste proef't wicht met sijne handjes greepGa naar voetnoot1795
Twee slangen aen, die 't flucx te barsten kneep:
De voester schepte haer' doodverw, en sagh stomGa naar voetnoot1797
's Kinds vuystjens swart van adders om en om.
Sijn' stiefmoer staegh raest op Alcmene beus:Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Als sy hem siet van Hydra, leeu, en reus,Ga naar voetnoot1800-vlgg.
Van Diomeed, Busyr, en stier, en beer,
En Kakos moord met sege komen weêr:Ga naar voetnoot1802
En gespen, tot verwondring sijner eeu,Ga naar voetnoot1803
Om sijne borst de slang, en fieren leeu:Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
Geharrenast, onvergeleecken held,Ga naar voetnoot1805
Met die hy vreesde, en moedigh had gevelt.
Wat grouwelijck wat schrickelijck gedrocht
Lucht, Zee, en aerde in 't licht te voorschijn brocht,
Dat leyd gekneust. elck Hercles daeden prijst,Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Waer Phoebus glans verguld 's Aerdbodems lijst.Ga naar voetnoot1810
De faem sijn roem voert over alle zeen.
Sijn' Godheyd word kerckplechtigh aengebeen:Ga naar voetnoot1812
Van daer de Son de beyde mooren verft,Ga naar voetnoot1813
| |
[pagina 727]
| |
Tot daerse daelt, en in de baeren sterft.
1815[regelnummer]
Maer endelijck so breeckt hy met sijn' knodsGa naar voetnoot1815
Ter poorten in des onderaerdschen Gods:
Der schimmen ryck na boven open lagh:Ga naar voetnoot1817
't Sprietooghter al geslagen van den dagh.Ga naar voetnoot1818
Van derwaerts hy opdondert onversaeght,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
En voor sigh heen den swarten rekel jaeght:Ga naar voetnoot1820
Viert, kort, en vlyd de keten met syne hand,Ga naar voetnoot1821
Waer mede hy fors den dryekop leyde aen band.Ga naar voetnoot1822
Met sweem de Son, en 't licht ontsonck syn' siel,Ga naar voetnoot1823
En als een kleed de nacht op 't Aerdryck viel,
1825[regelnummer]
Van schrick en vrees. hy dreef den grouwel voor,Ga naar voetnoot1825
En voerde hem so de Griecksche steden door.
So had de vuyst van Hercules geklemt.Ga naar voetnoot1827
Men sagh nu Aerde en onderaerdsch getemt,
Als hy syn hoofd door 's Hemels nave stack,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
En onderschoorde het licht gestarrent dack.Ga naar voetnoot1830
Alcides deughd genoot dit tot haer' loon,Ga naar voetnoot1831
Dat hy om hoogh met d'eeuwigheyd der Goon
Omtogen werd: en slaende 't hoofd om leeghGa naar voetnoot1833
Roock 't wieroock, dat van d'outers opwaerts steegh.Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
Alcmenaes soon, die sulck een' glori kreegt,
Wat baetet dat ghy 't Aerdryck hebt geveegtGa naar voetnoot1836
Van ongediert, van menigen tyran,
En dat de Goon u bruyckten tot hunn' wan?Ga naar voetnoot1838
Als zedert uw' vergoding d'Opperhel,Ga naar voetnoot1839
| |
[pagina 728]
| |
1840[regelnummer]
Na ouden aerd, wat grousaem is, en fel,Ga naar voetnoot1840
Weêr heeft geteelt, en rockent enckel quaed:Ga naar voetnoot1841
Als 't onkruyd weêr vertreed het edel saed?
Och! of ghy noyt van ons gescheyden waert.Ga naar voetnoot1843
Och! had ghy doch gestaeckt uwe Hemelvaert:
1845[regelnummer]
So sou ons' borst niet suchten na om hoogh:
Noch' tranendou neerbigglen uyt ons oogh.
So souden wy niet derven d'oude vreughd:
Noch' treurigh sien, hoe d'hooghgemelde deughdGa naar voetnoot1848
Soo overvalsch beticht word en beklat:
1850[regelnummer]
Hoe 't hayligh bloed 't meyneedigh sweerd bespat:
Hoe d'oppervorst, en aller guyten tolck,Ga naar voetnoot1851
Dat edel breyn ten roove geeft aen 't volck:
't Welck opgeruyt, door vorst en priesterhaet,
In syn bederf met blyschap weyen gaet.Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Nu raest en woed d'onwetende gemeent,
En onse staet voorbochtigh overleent:Ga naar voetnoot1856
Thans alsme' ontwaeckt, en slaet sijn dolheyd ga,Ga naar voetnoot1857
Komt naberou, en klagen veel te spa.
T'hans als 's mans deughd na logens mist en dampGa naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Opbeurt het hoofd, en blinckt als 's Hemels lamp,Ga naar voetnoot1860
Dan sal 't gehuyl betuygen wie hy was:Ga naar voetnoot1861
Maer te vergeefs bevochtigen syne asch.
|
|