De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 672]
| |
De derde handel.
DIOMEDES. SCHILDWACHT. AGAMEMNON
Diomedes:
Hou schildwacht hou!Ga naar voetnoot731
Schildwacht:
Wie daer?
Diomedes:
Ick moet den veldheer spreecken.
Schildwacht:
Wie sytghe? meld uw' naem, of geef't gewoonlyck teecken,Ga naar voetnoot732
Diomedes:
'Tis Diomedes self.
Schildwacht:
Koom weck hem daer hy leyd.Ga naar voetnoot733
Diomedes:
Groot meester van ons heyr, die uwen leger spreydGa naar voetnoot734
735[regelnummer]
Van drooge en dorre blaen: op op, 't is tydt te waecken.
Agamemnon:
Wel Diomedes vriendt, segh op, wat zyn 't voor saecken?
Wat brenght ghy ons by nacht: is Hector op de been?
Diomedes:
'K heb een Trojaenschen spie den hals versch afgesneen,Ga naar voetnoot738
Als ick de ronde dede. hy is belast met brieven.
740[regelnummer]
Ick sleep den booswicht hier. het sal den vorst believen
Te vorschen na'et geheym.
Agamemnon:
Koom hou de toorts wat dicht,Ga naar voetnoot741
Op dat ick dese gast beschou in 'taengesicht.Ga naar voetnoot742
'Tis waerlyck een Trojaen van kleeding en van wesen.
| |
[pagina 673]
| |
Dit 's Priams zegelring. ick moet het inhout lesen.Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Op mannen, 't is verraed. myn dienaers flucx gaet heen,
Behalven Palameed, roept al de raet by een.Ga naar voetnoot746
AGAMEMNON. VLLYSSES. DIOMEDES. NESTOR. AIAX.
Agamemnon:
Ghy die voor kroonengoud, en vorstelycke banden,Ga naar voetnoot747
Nu voert een kopren helm, en met uw' dappre handen
Van't Asiaensche stael de voncken stuyven doet,Ga naar voetnoot749
750[regelnummer]
En Simois vermenght, en verwt met breyn en bloed:Ga naar voetnoot750
Ick sal u voorts de reên en d'oorsaeck gaen verklaren,
Waerom men t'ontyds dus den krygsraed dee vergaren.Ga naar voetnoot752
De Phrygiaen, die 'theyr verspiedende by nacht,Ga naar voetnoot753
Van Diomedes hand soo versch is omgebracht.Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
[Als hy de ronde doende hem quam verbaest ontmoeten,Ga naar voetnoot755
En sleepte hem dood en warm voor uwer aller voeten:Ga naar voetnoot756
Daer ghy hem ligghen siet] was met een brief belaen,Ga naar voetnoot757
Dieme' wt syn' boesem trock, en yemand schynt te raen
Tot grouwelyck verraed. ick sal u laten hoorenGa naar voetnoot759
760[regelnummer]
Het inhoudt van dit blad, 't welck vreemt klinct in myne ooren.
Neptunus waerde soon, die uw grootvaders stadGa naar voetnoot761
Begunstight waer ghy moocht: de letters van dit bladGa naar voetnoot762
Betuygen myne jonst, waer door ick ben genegenGa naar voetnoot763
| |
[pagina 674]
| |
Te strecken over u myn koninglijcken segen;Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Dat ghy ontfanghen hebt 't jongst toegesonden goudGa naar voetnoot765
Ick uyt den spie verstondt: wiens mondt ghy toevertroutGa naar voetnoot766
'T geheymnis van u hart. Ick heb alree genooten
De vruchten van 'tbestand voor luttel tydts beslooten,Ga naar voetnoot768
En wacht op 't wterst vast. is ergens gunst te koopGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
Om goud, soo spaer geen' munt. ick Priam leve op hoop.Ga naar voetnoot770
Daer is 't geheym des briefs. wat dunct u Griecxsche vorsten?
Vlysses:
Verdelgtse o Juno doch! die naer ons leven dorsten.Ga naar voetnoot772
Aiax:
Saturnus breng de waerheyd
Ten lesten eens in 't licht.
Agamemnon:
Wie twyffelt aen de klaerheyd
Van 't goddeloos verraed?
Agamemnon:
Nu Ajax gheef gehoor, en wees niet ongeregelt.Ga naar voetnoot779
Nestor:
780[regelnummer]
Is 't koning Priams merck?
Agamemnon:
De brief was toeghesegelt
Met 'skonings eygen ring: doch 't wapen is misluckt
| |
[pagina 675]
| |
In 'tseeglen, en syne hand in 't schryven wat gedruckt.Ga naar voetnoot782
Mistrout ghy aen mijn woord, geloof uwe eygene oogen,
Daer vader lees den brief.Ga naar voetnoot784
Aiax:
Een' dochter van de logen,
785[regelnummer]
Een vondeling van 't hof, een bastaerd van de nyd,Ga naar voetnoot785
En overjaerde wrock, 't wtbraecxsel van de spyt.Ga naar voetnoot786
Nestor:
'Tschrift swijmt na Priams hand, soo doet de druck van 't waepen.Ga naar voetnoot787
Aiax:
So paeytme 'tslechte volck: soo leydmen kinders slaepen,Ga naar voetnoot788
Maer Ajax nimmermeer.Ga naar voetnoot789
Agamemnon:
't Sy hoemen 'tstuck verschoon,
790[regelnummer]
De koning Nauplius is God Neptunus soon.
Aiax:
Ia Palamedes is't, ick houd'et u ten besten.Ga naar voetnoot791
Agamemnon:
Neptunus eyge stad sijn Trojens hooge vesten:
Die draeght d'Eubeër gunst, soo doet syn heyloos saed.Ga naar voetnoot793
Aiax:
Ia Palamedes is 't, die brout ons dit verraed.
795[regelnummer]
Die booswicht moet van kant.
Vlysses:
Beschut ons goede Goden.
Diomedes:
Dat tref Laomedon.Ga naar voetnoot796
Aiax:
Of eer in tyds gevloden.
| |
[pagina 676]
| |
Diomedes:
Dat ongeluck en sy ons nimmermeer bescheert.Ga naar voetnoot797
Agamemnon:
Hier geld geen lochenen, 't sy hoemen 't wend of keert,
't Is Priams teeckening, wy twyfflen nu niet langher,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Of Palamedes gaet van dese boosheyt swangher.Ga naar voetnoot800
Aiax:
Dat heeftmen langh ghesocht, en onder 't volck ghestroyt,
En nu met desen brief het schelmstuck opghetoyt.Ga naar voetnoot802
Nestor:
Ghy Heeren siet wel toe, 't zijn sorghelijcke saecken,Ga naar voetnoot803
Hy vangt wat wichtigs aen, die tot een' schelm sal maeckenGa naar voetnoot804
805[regelnummer]
Een' wel-gheboren vorst, een' man van groot bewint:Ga naar voetnoot805
Dies wensch ick dat gheen' wraeck uwe ooghen en verblind'.Ga naar voetnoot806
Het stuck met reden wickt, en velt geen onrijp oordeel,Ga naar voetnoot807
Agamemnon:
Daer d'hoogheyd word ghequetst, heeft niemand eenigh voordeel.Ga naar voetnoot808
Nestor:
Of d'hoogheyd is ghequetst dat hanght hier in gheschil,Ga naar voetnoot809
Agamemnon:
810[regelnummer]
Hy merckt de misdaed licht, diese anders mercken wil.Ga naar voetnoot810
Nestor:
Die yemand hatigh is seer licht een' brief kan dichten.Ga naar voetnoot811
Agamemnon:
Nabootsen hand en merck, d'onnooselheyd betighten?Ga naar voetnoot812
| |
[pagina 677]
| |
Nestor:
Dat is wel eer ghebeurt.
Agamemnon:
Die 't leger heeft verspied,
815[regelnummer]
Met brieven afgerecht, hier voor u leyd verslaghen.Ga naar voetnoot815
Aiax:
Indien hy levend waer, men mocht hem ondervragen.Ga naar voetnoot816
Agamemnon:
De doode meld de saeck, het is een Phrygiaen.Ga naar voetnoot817
Aiax:
Een slaef, die korteling in 't oorlogh werd gevaen.Ga naar voetnoot818
Agamemnon:
Soo soumen alles wel in twijffel konnen trecken.
Aiax:
820[regelnummer]
So soumen altijd wel des vroomen naem bevlecken.Ga naar voetnoot820
Agamemnon:
Die mensch was lang verdacht.
Agamemnon:
Ghy Ajax sijt te jong,
Om Agamemnons mond soo kort te heeten lieghen.Ga naar voetnoot823
Of lust'et u, so wilt u selven niet bedrieghen:Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Maer dat u deghen passe op 't koninglijcke stael.Ga naar voetnoot825
Aiax:
Soo doet hy.Ga naar voetnoot826
| |
[pagina 678]
| |
Nestor:
Houd ghemack ghy Heeren. Laet de schael
Van ware billickheyd beslechten d'ongelijcken.Ga naar voetnoot827
Hoe kan u hevigh sweerd een wettigh vonnis strijcken.Ga naar voetnoot828
Die 't recht heeft op sijn' sy' vaeck sneuvelt door het spits.Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Besadight breyn u schey'; die rechter is te bits.Ga naar voetnoot830
Het mes sy op Dardans meyneedigh saed verbittert,Ga naar voetnoot831
Dryf Hector op de vlucht, als 't blixemende schittert
In d'appel syner oogh, veel eer dan 'tGod gehengGa naar voetnoot833
Dat d'eene bondgenoot het bloed des anders pleng,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
En 'tDorisch leger rijt sijns sellefs ingewanden,Ga naar voetnoot835
Syn wapenen vermeng, verwart syn rechterhanden.Ga naar voetnoot836
Wat had de vyand stof te lachen in ons dood.Ga naar voetnoot837
Hoe sou hy vier en torts in ons gedeelde vlootGa naar voetnoot838
Dan slingeren met maght, en met bebloede sabels
840[regelnummer]
'T gedraeyde kennip gaen doorhouwen van ons kabels,Ga naar voetnoot840
En senden brandende de kielen Zeewaert in:
In 't aensien vande stad, en Priams hofgesin.Ga naar voetnoot842
'T geschil aen my verblyft. vertrout myn silverhayren,Ga naar voetnoot843
En graeuwen ouderdom die veel is wedervaren.Ga naar voetnoot844
Agamemnon:
845[regelnummer]
Al waer 't myn eygen bloed, soo wil ick datmen straf
De stichters van 't verraed.
| |
[pagina 679]
| |
Aiax:
Ick dat een open graf
Hem levendigh verswelgh.
Nestor:
Wy stemmen 't all' te samen,
Maer waer de boosheyd schuylt schynt doncker om te ramen.Ga naar voetnoot848
Agamemnon:
De Goddeloos die neemt de scheemring tot syn wyck.Ga naar voetnoot849
Nestor:
850[regelnummer]
Men stel dan 't oordeel wt tot dat het yeder blyck.Ga naar voetnoot850
Agamemnon:
Ontbeert dit schijn en blyck?Ga naar voetnoot851
Nestor:
Het is te twyffelachtigh.
Agamemnon:
Wat eyscht ghy voor bewijs? hoe bondigh? of hoe krachtigh?Ga naar voetnoot852
Nestor:
Dat klaer en helder licht gelyck de middagh doet.
Agamemnon:
Hy quetst 't gemeene best die boose feyten voed.Ga naar voetnoot854
Nestor:
855[regelnummer]
Ick voe niet quaeds, maer vrees onschuldigh bloed te storten,Ga naar voetnoot855
Agamemnon:
Ghy vreest niet eens den staet door slapheyt te verkorten.Ga naar voetnoot856
Nestor:
De rechter handelt wijs, die veel quaeddoenders spaert,
Om eene onnoosle ziel te vryen van het swaerd.Ga naar voetnoot858
Agamemnon:
Soo kan geen ryck bestaen.
Nestor:
So kan het eewigh duuren,
860[regelnummer]
Gerechtigheyd die bout de koninglycke muuren:
Daer onrecht en geweld palaysen ommeruckt,Ga naar voetnoot861
Van elcken druppel bloeds des geens dieme' onderdruckt,
| |
[pagina 680]
| |
En doemt door 't schendig stael, ontspruyten duysend wrocken,Ga naar voetnoot863
Die barsten wt tot wraeck: wiens sweerd eens wtgetrockenGa naar voetnoot864
865[regelnummer]
Keert langsaem in syn' schee'. die hayligh bloed vergiet
Terght Nemesis. sie toe, en roer dese hydra niet.Ga naar voetnoot866
'T is licht een hoofd gevelt in reuckeloosen tooren:Ga naar voetnoot867
Maer kunst is 't, let hier op, den wortel gants te smooren:Ga naar voetnoot868
Wanneer den hals in plaets van een veele hoofden teelt.Ga naar voetnoot869
Agamemnon:
870[regelnummer]
Mijn oordeel van het uw hier inne niet verscheelt.
Ick kniel voor Themis throon, myn' daeden dat betuygen,Ga naar voetnoot871
'T waer dolligheydt het recht wt haet en nyd te buygen.Ga naar voetnoot872
Ick sal niet wetteloos bestaen door onbescheyd.Ga naar voetnoot873
Wie tegens 't algemeen, en d'oppermajesteytGa naar voetnoot874
875[regelnummer]
Sich selven schandelijck, nocht eerloos heeft vergrepen,
Die loopt geen lyfs gevaer.Ga naar voetnoot876
Agamemnon:
Gevaltet u soo maeck uwe anckertouwen los.Ga naar voetnoot878
Ten steeckt den Grajen niet op tien of twalef kielen.Ga naar voetnoot879
Aiax:
880[regelnummer]
Maer doen twee Ajaxen 't gants leger tegenhielen,Ga naar voetnoot880
| |
[pagina 681]
| |
En redden uwe vloot: daer 't al scheen overmant,Ga naar voetnoot881
Daer Hectors fackel ree de seylen stack aen brand:Ga naar voetnoot882
Doen stackter nau genoegh. hoe of dit wt wil vallen?Ga naar voetnoot883
Mijn vader Telamon was d'eerste die de wallen
885[regelnummer]
Van Trojen eer beklom, en Hercles steef met kracht:Ga naar voetnoot885
Een van de vyftigh oock, die om de gulde vacht,Ga naar voetnoot886
Door 't klinckende gedruys der Cyaneesche rotsen,Ga naar voetnoot887
Na Colchos togen, en den zeevooghd gingen trotsen:Ga naar voetnoot888
Ick volgende den aerd van een' soo braven held,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Heb Helles vloed gekruyst, en hier in 't vlacke veldGa naar voetnoot890
Gespannen mijne tent, en nam het leet ter harten
Van Menelaus, en 't verongelijckte Sparten:
Dits myn besolding nu, dits Ajax al uwe eer:
Wat drael ick, 'k heb verlof, men guntme dat ick keer.
Agamemnon:
895[regelnummer]
Vw vader Telamon, de terger der TrojanenGa naar voetnoot895-vlgg.
Was oorsaeck van veel bloeds, en veeler Griecken traenen:
Was oorsaeck dat de vloot der Phrygen overwoey:
Dat Alexander in vergoeding sijner moey,Ga naar voetnoot898
Mijn broeders bedgenoot, en dierbaer pand vervoerde,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
En door sijn' roof Europe, en Asien beroerde.
Wat uwe reys belangt, ghy stoft al t'onbedocht,
Als of aen u alleen hing d'overzeesche tocht.
Neen Ajax, staeck dien roem, en wiltet my vergeven,
Om eenen Ajax waer de toght niet na gebleven.Ga naar voetnoot904
| |
[pagina 682]
| |
Nestor:
905[regelnummer]
Ghy heeren waer toe dient dit onderling verwyt?
Het baert afkeerigheyd als d'een den andren bijt.
Ick bid den oppervorst hy wil sijn gramschap sussen,
En niet den oorloghsmoed van desen krijgs-held blusschen:
Wiens braeve daden volght onsterffelycke naem.
910[regelnummer]
De mond eens yegelijcx gaet swanger van syn faem.Ga naar voetnoot910
Een veldheer die met hoon syne hoplien loont na'et stryen,Ga naar voetnoot911
Syn eygen heyrkracht gaet de seenwen stucken snyen.Ga naar voetnoot912
Ajax:
Daer leyd 't vervloeckt geweer, de Goden straffen myGa naar voetnoot913
Indien ick immer gord den degen op myn' sy'.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Geen helt behaelt hier lof, hoe dapper, hoe rechtschapen,
Hoe vroom hy sit te paerd. dat sich een ander wapen.
Ick dien geen' dwingeland, nocht geen vermetel hoofd:
Dat niets prijswaerdigh acht, als 't geen syne harsschen looft.Ga naar voetnoot918
Nestor:
Nu Ajax toom den moed, beweer uw' saeck met reden.Ga naar voetnoot919
Agamemnon:
920[regelnummer]
Wy syn dit lang gewent, 't syn d'oude korselheden,Ga naar voetnoot920
Best dat hy eerst bedaer.
Nestor:
'Tis heftigh gekrackeelt.
Het drucktme de gemoên te sien aldus verdeelt,
En wenschte dat de twist beslicht waer en bevredight.Ga naar voetnoot923
Agamemnon:
Ick wensch het desgelycx.
Nestor:
Als elck het syn verdedight,
925[regelnummer]
En treckt syn streng na maght, is 't wilt en ongesien.Ga naar voetnoot925
| |
[pagina 683]
| |
Agamemnon:
Wat Agamemnon drijft dat moet voor al geschien.Ga naar voetnoot926
'Tbetaemt den minderen voor meerdre macht te duycken.Ga naar voetnoot927
Nestor:
Een koning kan seer licht d'ontfange macht misbruycken.
Agamemnon:
Dat oordeel staet aen hem.
Nestor:
En oock aen syn gemeent,
930[regelnummer]
Van wie hy syne macht, en heerlyckheyt ontleent.Ga naar voetnoot930
De koning is om 't volck. wijs die sigh weet te voegen
Na 's tydts gelegentheyd, en yeder kan vernoegen:Ga naar voetnoot932
Insonderheyd die syn van syn' geheymen raed,
En leden van het rijck, en pylers van den staet.
935[regelnummer]
Uwe hoogheyd alle ramp, en ongeluck verhoede.
Vlysses:
Ick spreecker soo veel in, men houd'et my te goede:Ga naar voetnoot936
Dat elck den vorst verschoone, en quaed vermoeden schort',Ga naar voetnoot937
Soo lang na luyd des briefs geen goud gevonden wordGa naar voetnoot938
Ontrent de legerplaets van Palamedes tenten.Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Men ondersoecke het stuck, en staeck' dees' dreygementen.Ga naar voetnoot940
Diomedes:
Die raed my wel gevalt.Ga naar voetnoot941
Agamemnon:
Wat seydter Nestor van?
Nestor:
Oprechte munt de proef gewilligh lijden kan,Ga naar voetnoot942
Soo sal 't navorschen oock geen' eerlyck' man beschamen.
Vlysses:
Wie neemt dien last op sigh?
Agamemnon:
U beyde sal 't betamen.Ga naar voetnoot944
| |
[pagina 684]
| |
Vlysses:
945[regelnummer]
Het waer ons aengenaemst, indien het andre deên.
Agamemnon:
Volbrengt ghy myn bevel: Verricht dit met u tween.
CALCHES. EVRYPILVS.
Calches:
Onsterffelijcke Goon, wier overgroot vermogenGa naar voetnoot947
Uw' priesterschap beschermt, als d'appel uwer oogen:Ga naar voetnoot948
Die uyt uw' stoelen daelt, beweven met een' wolck,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
En handhaeft uw' gemeent, uw eerophoudend volck,
En waerde speelgenoots: die over hunne waeyenGa naar voetnoot950-951
De soomen van hun kleed, en mantels laeten swaeyen:
Wier lang-gebaerde kin van hayren hangt vermast:Ga naar voetnoot953
Wier winckbraeu en gebaer niet lochent, hoe hun past
955[regelnummer]
Een wetteloose macht: die prat op vorstenbanden,
En Keysers-croonen treed: wier hoeden breed van randen,Ga naar voetnoot955-956
Gebogen van ter sy', voor spits, en achter spits,Ga naar voetnoot957
Beschaduwen 't gelaet, daer 't lieffelijck, en bitsGa naar voetnoot958
Sigh in het statigh mengt, tot styving van geboden,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
En sielen tuchtiging: onsterffelijcke Goden,Ga naar voetnoot960
Die onse demoed hebt geheven wt het stofGa naar voetnoot961
Op uwen tempeltroon: o Goden, u sy lof,
Dat ghy uwe eere wreeckt, en straftse die vermetelGa naar voetnoot963
Opdragen 't kerckenrecht den wereldlycken setel:
965[regelnummer]
Die al te seker staen op 't slibberigh en steyl,
| |
[pagina 685]
| |
En schroeven 't haylighdom ten dienst van burgerheyl.Ga naar voetnoot966
Dat Palamedes ons nu muylbande, en tot spot maeckGa naar voetnoot967
'T gesagh der tempeliers, de sekerheyd der Godspraeck:Ga naar voetnoot968
Dat hy op 't outer nu syn nieuwe grouwlen set,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
En wuft, en onbesuyst onse outerkleen besmet.Ga naar voetnoot970
Nu sal hy leeren wat het inheeft dus t'ontydeGa naar voetnoot971
Syn vingeren te slaen aen 't priesterlijck gewyde.Ga naar voetnoot972
Wy staen met Goden in onbrekelijck verbond.
Al wie ons wederspreeckt, die wederspreeckt Gods mond.
975[regelnummer]
Wy zyn afdrucksels Gods, onsterflijckheyds gesanten.Ga naar voetnoot975
Wy zyn gehult, gesalft tot Iupiters trawanten,Ga naar voetnoot976
En voeren syn levrey, en maken sijnen stoet,Ga naar voetnoot977
En door onse hayligheyd men Godheyd spreken moet.Ga naar voetnoot978
Wat wereldlijcke maght ons stout derf tegenwroeten,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Diens setel sijght, en staet op waggelende voeten,Ga naar voetnoot980
Ons wencken blixems zyn, en donders yeder woord.
Wy zyn een muur om 't rijck, de sleutels van stads poort,Ga naar voetnoot982
De fackels om een land in lichten brand te stellen.Ga naar voetnoot983
Gezart wy geven aen d'wtbraecxelen der Hellen,
985[regelnummer]
En vloecken vryen toom: en geen Monarch soo gaeuGa naar voetnoot984-985
| |
[pagina 686]
| |
Syn heyr brengt op de been, als wy het woeste graeu.Ga naar voetnoot986
Daer komt Eurypilus. wel soon myn sinnen hangen
In twyfel tusschen vrees, en hartelyck verlangen.Ga naar voetnoot988
Hoe is het spel vergaen? is 't boschswijn eens gejaeght?Ga naar voetnoot989
Eurypilus:
990[regelnummer]
O eer des priesterdoms, men heeft te recht gedaeghtGa naar voetnoot990
Den vyand onses naems: na datmen opgegravenGa naar voetnoot991
Had in syn legertent d'ontfange Troische gaven.Ga naar voetnoot992
Calches:
Myn hart van blydschap swelt, en geeft den geest meer bots:Ga naar voetnoot993
Myn ingewant ontspringt, nu eens die vyand GodtsGa naar voetnoot994
995[regelnummer]
Ten lesten is betrapt door d'Ithakoische stricken.
Het noodlot dit bestuurt, geen menschelijck beschicken.
Eurypilus:
Maer of die schalcke noch dit lijfsgevaer ontsprong,Ga naar voetnoot997
Door syn ervaren breyn, en slibbergladde tong?
Calches:
De saeck en lyd geen' last. wy sullen 't soo bestellenGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Dat syn doodvyanden, en haters 't oordeel vellen:Ga naar voetnoot1000
Na datmen 't oude, en langvergeten wt den hoeck
Gehaelt heeft, en doorsocht wel naeu sijns levens boeck,Ga naar voetnoot1002
Van dingen die hem zyn ontschooten door de jaren:
| |
[pagina 687]
| |
En waer de logen geld, daer salmen waerheyd sparen:Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
En geven 't valsch een schyn van oprecht, en een verfGa naar voetnoot1005
Van bloedbad, van verraed, van lien en landbederf.
Syn vonnis boven aen sal in het voorhoofd voeren:Ga naar voetnoot1007
Hoe dat hy driest bestond het haylige aen te roeren,Ga naar voetnoot1008
En brack met eenen band 's rycx banden altemael:Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Het heyr verwarrende met een gedeelde tael:Ga naar voetnoot1010
Beswangrend' een gedroght, en Hydra van geschillen,Ga naar voetnoot1011
Van nood, gebeurlijckheyd, van moeten, en van willen:Ga naar voetnoot1012
En eyscht' in dit geschrey, dat slechts syn bovensangGa naar voetnoot1013
Alleen sou zyn ghehoort, door kerck, en priesterdwang:Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Ia wetten gevende, waer na dat d'outerknechten,Ga naar voetnoot1015
Een hemelsch Godvry volck, sich souden moeten rechten:Ga naar voetnoot1016
En steef het onderscheyd van noodigh, en van nut:Ga naar voetnoot1017
En streckte door gesagh der nieuwigheden stut:Ga naar voetnoot1018
Afslaend een wettige Versameling van papen:Ga naar voetnoot1019
| |
[pagina 688]
| |
1020[regelnummer]
En brengend' om zyn tent vreemd krygsvolck in de Wapen,Ga naar voetnoot1020
Selfs buyten 's Veldheers last: en duysend dingen meer.
Maer gaenwe binnen, want de raed vergadert weêr.
Palamedes:
O Nacht, wiens doncker kleed beschaduwt alle menschen,
Soo wel die heerlyck syn, als die om nootdruft wenschen,Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Wat boosheyd decktghe doch met dicke duysternis?
Wiens lagen of bedrogh uw' naerheyd gunstigh is?Ga naar voetnoot1026
Men vordertme in den raed, hoe derf ick my vertrouwen?Ga naar voetnoot1027
Het is op my gemunt, daer is wat quaeds gebrouwen.
Men mompelt allerleyds: men stroyt een valsch gerucht.Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Mijn' vrienden sijn besorght, men raedme dat ick vlucht.Ga naar voetnoot1030
Hoe kan een vroom gemoed, ghy kentet Hemellieden,
Dat niets en is bewust verstaen tot eerloos vlieden?Ga naar voetnoot1032
Hoe kan een edel hart verswelgen, datmen segg':Ga naar voetnoot1033
Die droop voor schellem door voor Trojen in 't belegh,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Noch dorst ghedaghvaert niet sijn saeck voor recht bepleyten:Ga naar voetnoot1035
Vermits hy was berucht van schandelijcke feyten.Ga naar voetnoot1036
Neen Palamedes, blijf, en hou noch liever stal:Ga naar voetnoot1037
Al schietmen pylen uyt gedopt in bittre gal,Ga naar voetnoot1038
Soo brandmerck door uw' vlucht, uyt ydele vervaernis,Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
De glori niet uws naems, u selven tot beswaernis,Ga naar voetnoot1040
| |
[pagina 689]
| |
Uw' magen tot verwijt, uw' vyanden tot vreughd':Ga naar voetnoot1041
Maer beur uw voorhoofd op, en toon dat ware deughd':
Als d'eedle pallemboom, geen last te draghen weyghert,
En tegens 't swaer gewicht der lasteringen steygert.Ga naar voetnoot1043-1044
1045[regelnummer]
Het onverbreecklijck recht van 't oude Grieckenland,
d'Handvesten oyt geschat een dier en heyligh pand,Ga naar voetnoot1046
De gulde vryheyd, die vast treurt, en slaet aen 't quynen,Ga naar voetnoot1045-1047Ga naar voetnoot1047
Ick reys aen reys dus lang, heb tegens 't ondermynenGa naar voetnoot1048
Der boosen voorgestreen: ick blijf haer schutsheer noch,
1050[regelnummer]
En voorspraeck tegens list, en uytgemaeckt bedrogh,Ga naar voetnoot1050
Soo lang een druppel bloeds sal uyt myn aders leecken:Ga naar voetnoot1051
Soo lang myn suyvre tong kan suyvre waerheyd spreecken.
De macht ontbreecktme niet om dit gevaer t'ontgaen.
Jupyns manhafte soon, syn neef de PeleaenGa naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Erbieden sigh om stryd, met hooge en haylige eeden,Ga naar voetnoot1055
Te keeren 's veldheers grim en ongerechtigheden.Ga naar voetnoot1056
En myn onnooselheyd, in spyt van logentael,Ga naar voetnoot1057
En siedendheete wraeck, door wapenen en stael
Te vrijen wettelijck: maer als ick 't overwege,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
't Is beter dat ick ly dan dat ick mijne sege
Met burgermoord bevleck, en om hun onverstant
Grieck tegens Grieck, en standers tegens standers kant:Ga naar voetnoot1062
'T is beter datme' een' siel verdelge van der Aerde,Ga naar voetnoot1063
| |
[pagina 690]
| |
Als 't euvel wtwasch met den schitterenden swaerde.Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Van datmen my verkoor tot aller vorsten mond,Ga naar voetnoot1065
En als verdediger, aen ons gebied verbond,
Met diergesworen eên, verstond ick, soo ick 't huydenGa naar voetnoot1067
Hooghnoodigh voor den staet [hoe schendigh sy 't misduyden]Ga naar voetnoot1068
En tot versekering der vorsten in 't gemeen,Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Noch oordeel: dat 't gesagh op 't heylighdom alleenGa naar voetnoot1070
Den sceptren toebehoort, en vorstelijcke banden.Ga naar voetnoot1071
En dat geen tempelier syn vingers en syne handenGa naar voetnoot1072
Sal schenden aen dien toom, en teugel: als een recht,
En hoogheyd aen 's lands staet onscheydbaer vast gehecht.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Het is van aenvang oock by alle bontgenootenGa naar voetnoot1075
Eenparigh so verstaen, verdedigt, en beslooten:
Soo dryf ick dan niet nieus, of selsaems, soomen 't noemt:Ga naar voetnoot1077
Maer 't priesterdom, dat slincx het wereldlyck verdoemt.Ga naar voetnoot1078
Genomen ick waer stom, en liet dien teugel slippen,Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Tot wroeging myner siele, en schennis myner lippen:Ga naar voetnoot1080
Sou niet te duchten staen gewetens scharpe dwang,Ga naar voetnoot1081
Waer aen gekoppelt is der steden ondergang?
| |
[pagina 691]
| |
Na'et bannen van de deughd, na'et grouwelijck bestormen
Van raedhuys, en van kerck: na'et endeloos hervormen
1085[regelnummer]
Van tempel, tempeldienst: en wat aen 't outer kleeft.
Wat raedsheer is soo jong die 't niet en heeft beleeft?Ga naar voetnoot1086
De kerckers galmen noch. de kussens, en de salenGa naar voetnoot1087
Ontbloot van grysen raed: het roocken van de palen,Ga naar voetnoot1088
Beschreyen hun geweld, en 't swaert van bloed bespat.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Hunn' dolligheyd die spoockt en roockt van stad tot stad.Ga naar voetnoot1090
Het hayligh parckement, met heerlijck wasch besegelt,Ga naar voetnoot1091
Betuyght hunn' rasery, te woest, en ongeregelt.Ga naar voetnoot1092
Vergevet my indien myn' vroomigheyd gezartGa naar voetnoot1093
Na soo getrou een' dienst, uw' seeren raeckt te hard,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
De Goden sullen tot gerechtigheyd bewogen
De klare waerheyd eens doen blincken, als de logenGa naar voetnoot1096
Van d'Ithakois gesmeed, van Calches tong gevylt,Ga naar voetnoot1097
Gelijck een damp verstuyft, en als een roock verylt.
Men maeckt den veldheer diets, om ons als kaf te wannen,Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Als waermen tegens hem met yver ingespannen:
Daer niemand bet als ick syne eer gevordert heeft:Ga naar voetnoot1101
Hoewel getrouwe dienst my quae' belooning geeft.
| |
[pagina 692]
| |
'T is waer ick duld'et noyt, noch sal het niet gehengenGa naar voetnoot1103
Met myn' bestemming, datme' onordentlyck ga mengenGa naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
'T bysonder en 't gemeen, 'twelck groot geschil verweckt.Ga naar voetnoot1105
Het opperste gesagh, als hy te velde treckt,Ga naar voetnoot1106
Is met gemeenen raed syn scepter opgedragen:Ga naar voetnoot1107
Niet om 't bysonder recht der vorsten te belagen,
En dese maght so wyd te strecken, datter eenGa naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
'T bysonder eygendom sou smelten in 't gemeen,
En als een dwingeland sich in den setel setten,
En schenden de van ouds besworen Griecxsche wetten.
Hoe kan ick schaemteloos dat onrecht met hem staen,Ga naar voetnoot1113
En tegens eer en eed myn vaderland verraen?
1115[regelnummer]
'T besetten myner tent, met meerder tal van wachten,Ga naar voetnoot1115
Geen wettigh voedsel geeft tot allerley' gedachten:Ga naar voetnoot1116
Vermits het is geschied door Ajax wysen raed.Ga naar voetnoot1117
Ick was alree gebrocht in veeier hoplien haet:Ga naar voetnoot1118
Men sagh nocht hoorde niet als blixemen, en dondren:
1120[regelnummer]
Men mompelde van moord, bloedstortingen, en plondren.Ga naar voetnoot1120
Wat vorst vermagh dit niet? wat raeckt het yemands kroon,Ga naar voetnoot1121
Dat ick voorsichtelijck verseker myn' persoon?Ga naar voetnoot1122
Dit maeckt geen' staet in staet, gelyck sy lastren darren,Ga naar voetnoot1123
Noch streckt niet om het heyr door tweedracht te verwarren:
| |
[pagina 693]
| |
1125[regelnummer]
Maer wel tot eenigheyd, dewyl myn lyfwachts eedGa naar voetnoot1125
Noch tegens 't algemeen, noch' 's konings hoogheyd streed.Ga naar voetnoot1126
Dat wy de schatkist van 's lands middelen wtputten:Ga naar voetnoot1127-vlgg.
Waer door sich 't weerloos heyr niet langer kan beschutten,
Ia loopt geen kleyn gevaer van droeve nederlaegh,Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Ten sy men met Priaem sich schandelyck verdraegh:Ga naar voetnoot1130
Is logen en versiert, 't sou waerheyt bet gelycken,Ga naar voetnoot1131
Waer dit gestroyt om hen die eerloos sich verrycken.Ga naar voetnoot1132
Maer daer en deert het niet. 't is niet soo seer om my.
Men tracht den vryen staet te quetsen door myn' sy'.Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Men roept tot slaefschen dienst het vrygevochten Griecken:Ga naar voetnoot1135
En treckt bedecktelyck slaghveeren wt sijn wiecken.Ga naar voetnoot1136
Men gaet de vroomste na, op datmen 't recht verstom.Ga naar voetnoot1137
De Godsdienst streckt een grijns, en 't schelmstuck gaet voor mom.Ga naar voetnoot1138
Wat kael is en beroyt tot Agamemnons voordeel
1140[regelnummer]
De saecken handhaeft, niet uyt wetenschap en oordeel:Ga naar voetnoot1139-1140
Maer puur wt eyge baet. 't geraes, 't gedrangh, 't gewoel
Is om den Hayligh niet, maer om den haylgen stoel.Ga naar voetnoot1142
Ick sal gedaghvaert dan voor Agamemnon treden,
En tegenwoordigh self den loosen raed bekleeden,Ga naar voetnoot1144
| |
[pagina 694]
| |
1145[regelnummer]
En uytstaen met gedult, het sy oock wat het sy.Ga naar voetnoot1145
Koom lasters logentael, ick ken my selven vry.Ga naar voetnoot1146
Koom overjaerde wrock, koom langgedreyghde wraecke.Ga naar voetnoot1147
Ick steun op myn gemoed en op myn' goede saecke.Ga naar voetnoot1148
Ick stap mijn' dood te moet: sy streck' 'tgemeen tot baet,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Als ick mijn bloed vergiet ten offer voor den staet.
PALAMEDES. AGAMEMNON. NESTOR. DIOMEDES. ULYSSES.
Palamedes:
Ick ben op uw ontbod, beheerscher van Mycenen,Ga naar voetnoot1151
En overste van 't heyr, hier in den raed verscheenen.
Wat onraed drijft u op, en daghvaert ons by nacht?Ga naar voetnoot1153
Agamemnon:
Ghy Palamedes waert van overlangh verdacht,Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
En 't quaed vermoeden groeyt, als of ghy met de PhrygenGa naar voetnoot1155
Had heymelijck verstand.Ga naar voetnoot1156
Palamedes:
d'Onnoosle te betygen
Was oyt geringe kunst, en sotte kinderklap:Ga naar voetnoot1157
Daer 't overtuygen is eene hoogre wetenschap.Ga naar voetnoot1158
Wy hebben niet gemeens met dat meyneedigh Trojen.Ga naar voetnoot1159
Agamemnon:
1160[regelnummer]
Hoe koomt ghy dan berucht?Ga naar voetnoot1160
Agamemnon:
Gemeenlijck wilt soo gaen,
Waer yemand word belast, daer is een weynigh aen.Ga naar voetnoot1162
| |
[pagina 695]
| |
Palamedes:
Soo maeckt de lasteringh dan vroome luyden schuldigh?Ga naar voetnoot1163
Agamemnon:
Dat volght niet: maer 't geroep is nu soo menighvuldighGa naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
In aller krygslien mond, en selfs in Priams stad:
Soo datmen vast gelooft daer hapert dit of dat.
Palamedes:
Onseker landgerucht moet logen syn of waerheyd.
Dat elck 't bedencken schorte, en wacht op meerdre klaerheyd.Ga naar voetnoot1168
Agamemnon:
De staet en lyd het niet, het leger loopt gevaer.Ga naar voetnoot1169
Palamedes:
1170[regelnummer]
Wat eyscht dan d'oppervorst, dat ick de waerheyd spaer,
En logentael verdicht, en valsche stricken breyde,Ga naar voetnoot1171
Myne eyge siel verworgh, en soo van hier verscheyde?Ga naar voetnoot1172
Agamemnon:
Spreeckt waerheyd, meld ons flucx wat in dien boesem steeckt.Ga naar voetnoot1173
Palamedes:
Een vroom en oprecht hart, dat ware deughden queeckt,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Dat noyt en was gekrenckt door konincklijcke giften.Ga naar voetnoot1175
Agamemnon:
Ghy soon van Nauplius men sal uw' woorden siften,Ga naar voetnoot1176
U selven niet bedriegh, nocht hael geen'swaerdre strafGa naar voetnoot1177
Uw' misdaed op den hals: men heefter tydingh af.Ga naar voetnoot1178
Heeft Paris met een g'lay u niet aen boord gelegen?Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Siet daer, hy staet verstomt: hy heefter op geswegen:
Hy set sijn' doodverw: hy besterft in 't aengesicht:Ga naar voetnoot1181
| |
[pagina 696]
| |
Het quaed geweten wroeght: het schellemstuck betightGa naar voetnoot1182
Syn' eygen meester. soo, soo sal ick 't kluwen krygen,
Wy hebben 't end alree: hy staetet toe met swygen.Ga naar voetnoot1184
Palamedes:
1185[regelnummer]
Niet schellems sta ick toe, nocht ben in 't minst bewustGa naar voetnoot1185
Van meyneed of verraed, nocht innerlijck ontrust.
Neen Agamemnon, neen: maer ben al heel verwondert
Om dees' beschuldiging, die in myne ooren dondert.
Ick merck uw' valscheyd dingt na mijn onnosel bloed:
1190[regelnummer]
Dat mooghtghe storten, maer 't vryspreeckende gemoedGa naar voetnoot1190
Uytblusschen nimmermeer. myne onschuld 't hooft sal heffen
Ten golven uyt, of schoon haer lasterbuyen treffen.
Is 't om mijn' dood gedaen, soo spaer dese ydle reên,Ga naar voetnoot1193
Koom koel uw' moed aen my, en leydme daetlijck heen.
Agamemnon:
1195[regelnummer]
Hy maeckt sigh selven t'soeck, ja derf den koningh tergen,Ga naar voetnoot1195
Ontkent 't bekende feyt, en waentet te verbergen.
Wy moeten strenger gaen. voorts brengt de pijnbanck hier,Ga naar voetnoot1197
En parst de waerheid uyt met water en met vier:Ga naar voetnoot1198
Het is hardneckigheyd. brenght herwaerts hayre koorden,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
En reckt hem kruysgewijs. hy past op niemands woorden.Ga naar voetnoot1200
Wy hebben dat wel eer halsterckere verleert.Ga naar voetnoot1201
Palamedes:
Dats strydigh tegens recht.Ga naar voetnoot1202
| |
[pagina 697]
| |
Agamemnon:
Geen oorloogsvorst sigh keert
Aen yemands recht of wet. de vorsten vol en dronckenGa naar voetnoot1203
d'Handvesten nu en dan de Griecxsche steden schoncken:Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Hy neemtse diese gaf den volcke in eygendom:Ga naar voetnoot1205
't Is heerengift, een heer die eyschtse wederom.Ga naar voetnoot1206
Indiense ons dienstigh sijn, wy willen datse spreecken:Ga naar voetnoot1207
Maer swijgen, soose ons 't hoofd met tegenstribben breecken.Ga naar voetnoot1208
Palamedes:
Men heefter dan vergeefs vaeck oorlogh om gevoert:Ga naar voetnoot1209-vlgg.
1210[regelnummer]
Vergeefs 't aenpalend rijck sijns nabuurs om beroert,Ga naar voetnoot1210
En ydel op gestoft. uw vader in sijn levenGa naar voetnoot1211
Sprack dickwils: waer toe 't recht in parckement geschreven,Ga naar voetnoot1212
Met letters rood van goud, gestarckt met heerlijck wasch:Ga naar voetnoot1213
Wanneer geen burger oyt des sellefs vruchten las,
1215[regelnummer]
Nocht deel had aen 't genot. och overheerde Argiven!
Agamemnon:
Wy staen op 's vyands boôm, myn willen, myn believen,Ga naar voetnoot1216
Is aller Griecken wet. acht yemand myne stem
Een' krachteloosen galm, myn degen geeftse klem.
Nu antwoord op ons vraegh. hier geld geen tegenstreven.
Palamedes:
1220[regelnummer]
Ick ben heer koning u noyt antwoord schuldigh bleven.Ga naar voetnoot1220
Agamemnon:
Voorts rand den booswight aen. ghy pynigers komt voort.Ga naar voetnoot1221
Wat voer ick woorden stryd met desen schelm, hy hoort
| |
[pagina 698]
| |
Noch luystert na myn reên. voorts leght hem 't vier wat nader:
Daer is niet aen verbeurt al sneuvelt de verrader.Ga naar voetnoot1224
Palamedes:
1225[regelnummer]
Ghy heeren siet voor u, ick ben in uwe macht:Ga naar voetnoot1225
Gebeurtme leed of smart, dat is geweld en kracht.Ga naar voetnoot1226
Ghy mooght met luyd gebaer de ruyme locht vervullen:Ga naar voetnoot1227
Maer denckt daer levender die 't van u eysschen sullen.Ga naar voetnoot1228
Belydenis door pyn uyt yemands mond geparst,
1230[regelnummer]
Word selden vast gelooft, en schoon ghy 't heelt, het barst
Ten dicken muuren uyt. hy overtreed de palen
Van billijckheyd die soo waent yemand t'achterhalen.Ga naar voetnoot1232
Nestor:
Indien het u gevalt, o veldheer, gaet met my,Ga naar voetnoot1233
Op datwe ons onderling bespreecken aen d'een' sy'.Ga naar voetnoot1234
Agamemnon:
1235[regelnummer]
Wat seyd de vader goeds?Ga naar voetnoot1235
Nestor:
Ick sal grootmachtig koningh
Van u niet bidden 't geen' mach dienen tot verschooningh
Van meyneed, of verraed: is hier de minste schuld,
Hy draegh verdiende straf, en peenen met geduld:Ga naar voetnoot1238
Maer dat ghy niet en tracht, door pijnigen en recken,Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Een' misdaed uyt den mond van desen vorst te trecken,
Tot quetsing van de grooste, en van 't bysonder rechtGa naar voetnoot1241
Des vorstelijcken naems, en soo u self' bevecht.
Men heeft oock op dit stuck nu langh genoegh gedrongen.Ga naar voetnoot1243
Misschien is 't giftigh spogh van bitse lastertongen:
| |
[pagina 699]
| |
1245[regelnummer]
Maer isser anders yet, men legge hem dat te last,Ga naar voetnoot1245
En geef sijne onschuld plaets.Ga naar voetnoot1246
Agamemnon:
De booswight die is vast,
O roem van Neleus stam, het schelmstuck sal ons scheyden.Ga naar voetnoot1247
Wy vonden 't goed hem so een weynigh om te leyden:Ga naar voetnoot1248
Maer of hy 't loochnen dorst, al waerder blijck en schijn,Ga naar voetnoot1249
1250[regelnummer]
Sou dan de pijnbanck niet ons' jongste toevlught sijn?Ga naar voetnoot1250
Nestor:
't Geen blijct dat spreect van self: wie vuyl is moet sigh schamen,Ga naar voetnoot1251
Daer vele teeckenen een' saeck bestemmen t'samen.Ga naar voetnoot1252
Men neem soo kort een' wegh alsme' ymmer nemen kan.Ga naar voetnoot1253
Agamemnon:
Sleept hier den dooden spie. wat dunckt u van dien man?
Palamedes:
1255[regelnummer]
Het is een sielloos lijf.Ga naar voetnoot1255
Agamemnon:
Dat is 't niet datwe vragen.
Is 't niet de spie die vaeck het leger quam belagen?
Palamedes:
'T waer mogelijck.
Agamemnon:
't Is hy self, die dickwils was gewent
Te duycken in de schaeu van Palamedes tent.Ga naar voetnoot1258
Palamedes:
Mijn aengesicht dien mensch met kennis noyt aenschoude.Ga naar voetnoot1259
| |
[pagina 700]
| |
Agamemnon:
1260[regelnummer]
Uwe oogen sagen hem, doen ghy hem toevertroude
't Geheym van brief aen brief: of als hy van Priaem
U schriften brachte, en groete in 's grysen konings naem.Ga naar voetnoot1262
Palamedes:
Myn hayr moet als Megeer van swarte slangen krielen:Ga naar voetnoot1263
Myn schimme namaels drage alleen, 't geen alle sielen,
1265[regelnummer]
In onderaerdschen poel van Dis is toe gedoemt:Ga naar voetnoot1265
Myn naem die sy een vloeck waer dat hy word genoemt:Ga naar voetnoot1266
Of als Prometheus moet ick 't leverpicken lyen:Ga naar voetnoot1267
Indien ick kennis heb aen dees' verraderyen.
Agamemnon:
Spaer uw' meyneedigheyd, o boos verraders hart!Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Hoe dat ghy hooger sweert, hoe dieper ghy verwart.
Lees self den loosen brief van 's konings ring gezegelt,Ga naar voetnoot1271
Geteeckent met syne hand, en vloeck niet ongeregelt.Ga naar voetnoot1272
Palamedes:
Het schryven is Priaem nocht Hector niet verboon.
Noch streckt my tot geen' vleck. ghy kentet, goede Goon,Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Die veer syt van 't bedrogh in uwen troon geseten,Ga naar voetnoot1275
Hoe suyver dat ick ben, en heyligh van geweten.Ga naar voetnoot1276
Agamemnon:
Nu Diomedes tuygh.Ga naar voetnoot1277
Diomedes:
Wat eyschtmen voor bescheed?
Agamemnon:
Tuyg wat u wedervoer als ghy de ronde deed.
| |
[pagina 701]
| |
Diomedes:
't Was over middernacht, de bleecke starren vielen.Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Eerst ging ick strandewaerts besichtigen ons' kielen:
Maer alles was in stilt: doen namen wy ons pad
Na Ida, tusschen 't heyr, en tusschen 's vyands stad:Ga naar voetnoot1282
Van derwaerts hoorden wy 't geruysch van yemands voeten,
En hielden stal, belust wat of ons soude ontmoeten:Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
Of spoock, of dier, of mensch. 't gerucht quam nader aen.Ga naar voetnoot1285
Mijn oor begeerigh vingh het ritselen der blaên,
Van 't lisch, en 't groene kruyd. by scheemerschaeu ten lesten
So worde ick hem gewaer, het dien den Grieck ten besten,Ga naar voetnoot1288
En roep: wie daer? hy swijght, en ruckt geswind voorby.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Ick volgh met blanck geweer, en quets hem in sijn' dy,Ga naar voetnoot1290
En vat hem na den kraegh: hy duyckt, en, of het God gaf,
In 't duycken ick den spie steeck bottelingh den strot af:Ga naar voetnoot1292
Met sneuvelt op het veld de schelm en loose dief.Ga naar voetnoot1293
Men ruckt sijn' boesem op, en vindter desen brief:Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Waer uyt de boodschap blijckt, en wien hy was gesonden.
Agamemnon:
Tot meerdre sekerheyd, om alles te doorgronden,Ga naar voetnoot1296
Soo heeftmen nagevorscht wie dese lagen brout:Ga naar voetnoot1297
Wie schelms genoten heeft het vyandlijcke goud,Ga naar voetnoot1298
En 't loos geheym ontdeckt. Ulysses doe ons open,Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
En toon waerme' men tracht den krijgsraed om te koopen.
Vlysses:
Ick bidde ontschuldight my.
Agamemnon:
Voorts open ons den schat,Ga naar voetnoot1301
Op dat de saecke blijcke, eer yemand ons beklad.
| |
[pagina 702]
| |
Vlysses:
Daer sietghe, o vorsten, 't goud tot ons bederf beschoren:Ga naar voetnoot1303
Wiens glans het oogh verblinde, en schendigh kost bekoorenGa naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
De vaeckbeproefde trou, tot soo vervloeckt een feyt,Ga naar voetnoot1305
Als oyt is in Euroop bejammert en beschreyd:Ga naar voetnoot1306
't Meyneedigh Troje voed met sulck een lockaes wolven,
En tygers in ons heyr. dit heeftmen opgedolven
Daer Palamedes korts sijn leger had gespreed.Ga naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Ach! dat een' grootse siel sigh selve dus vergeet.
Agamemnon:
Te hoogh hy 't goed waerdeert, die 't ydel werelds goed schat
Als waerdigh om een heyr te stellen in een bloedbad.Ga naar voetnoot1311-1312
Palamedes:
Ick hoor, ick denck, ick sie. Jupijn ghy kent mijn wit,Ga naar voetnoot1313
Soo deedghe, o Themis, oyt, die voor sijn' voeten sit:Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Wiens Godspraeck ick besweer in dese mijn' verkleeningh,Ga naar voetnoot1315
Datse in Boeotien van mijne oprechte meeningh
Getuygenisse geef: soo lang haer' Godheyd spreeckt,
En langs hare heylge kerck Cephisus stroomt en leeckt.Ga naar voetnoot1318
Agamemnon:
Wy nemen 't voor bekend. 't verraed is ons gebleecken.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Ga voorts in hechtenis, tot datter word gestreeckenGa naar voetnoot1320
Een vonnis over 't feyt. legh af't meyneedigh sweerd.
Ontwapent hem terstond. wat draelt ghy? ick begeer't.
| |
[pagina 703]
| |
Palamedes:
Dits openbaer geweld.
Agamemnon:
Scheyd desen van de vroomenGa naar voetnoot1323
Door scharpe vangenis. laet niemand by hem koomen,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Tot dat hy 't rechte loon na sijn' verdienste ontfangh.
Nestor:
Een die niet dencken derf is wonder bloode, en bangh.Ga naar voetnoot1326
Rey van Eubeërs:
Alree het dun gesaeyt gestarntGa naar voetnoot1327
Verflaeut, en niet soo vyerigh barnt.Ga naar voetnoot1328
De schaduwe is aen 't overleenen.Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
De nacht het opgeeft. voor sigh heenen,
De morgenstar drijft's hemels heyr.Ga naar voetnoot1331
De voerman van den grooten beyr,Ga naar voetnoot1332
Op dat hy sijne beurt verwissel,Ga naar voetnoot1333
Die vlucht met omgekeerde dissel.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
De goude Titan rijst alreeGa naar voetnoot1335
Met blaeuwe paerden uyt der zee,Ga naar voetnoot1336
En schittert over bosch en duynen,
En Idaes bladerrijcke kruynen.
O wellekoome morgenstond!
| |
[pagina 704]
| |
1340[regelnummer]
Ghy voert hem spelen in den mondGa naar voetnoot1340
Van endeloose salighede,
Die rustigh, lustigh, wel te vrede,
Beschout wat ons natuure geeft:
Wat schoonheyd in haer aenschyn sweeft:
1345[regelnummer]
Wat Godlijck word, door alle haer' leden,
Van 't diep verwondren aengebeden.Ga naar voetnoot1345-1346
Die in een liefelijcke streeck,
By 't ruysschen van een' silverbeeck
Sijn landhuys sticht, en boersche wooning:
1350[regelnummer]
Wat is dat een gesegent koning!
Die niet en vlamt op ydel lof,
En sijne lusten met sijn' hofGa naar voetnoot1352
Vernoeght en indrinckt met sijne oorenGa naar voetnoot1353
Den vooglensangh, die sigh laet hooren,
1355[regelnummer]
Als d'uchtent dou langworpigh leyd
By druppels hier en daer gespreyd:Ga naar voetnoot1355-1356
Op roosebladen versch ontloken:
Wanneer sigh opdoen duysend roken,Ga naar voetnoot1358
En duysend kleuren, voor het oogh,
1360[regelnummer]
Van bloemen als een regenboogh,
Als Iris bruylofs-kleed geweven:Ga naar voetnoot1361
Een' schildery die swijmt na'et leven.Ga naar voetnoot1362
Hy plant, hy poot, of hy verset:
Belaegt de voglen met sijn net:
1365[regelnummer]
Of overlenende met yver,Ga naar voetnoot1365
De spartel-visch treckt uyt den vyver,
Met sijn' gebogene hangelroe:Ga naar voetnoot1367
| |
[pagina 705]
| |
Of is hy sulcke spelen moe,Ga naar voetnoot1368
Hy spant sijn' paerden in voor't daghen,
1370[regelnummer]
En gaet met honden 't knijn belagen:
Of rijd by klaren sonnen-schijn
Door wegen, die gestrengelt sijnGa naar voetnoot1372
Als voormaels der Cretensen doolhof.Ga naar voetnoot1373
Hier bloeyt een af-getuynde kool-hof:Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Daer lacht een' beemd, een klaverwey,Ga naar voetnoot1375
Omcingelt met een' boomenrey:
Men leeght de koeyen uyers wacker:
Hier swoeght en ploeghtmen op den acker,
En ginder hooptmen op 't gewas:Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Daer saeytmen boeckweyt: ginder vlas:
Hier groeyt en bloeyt het weeldigh kooren,
Omheynt met steeckelige dooren:Ga naar voetnoot1382
Daer spoeyt een speeljaght over 't meer:
Hier roockt een dorrep: ginder veer
1385[regelnummer]
Een slot wil in 't verschiet verflaeuwen,Ga naar voetnoot1385
En hooger op 't geberghte blaeuwen.Ga naar voetnoot1386
Ver dwaelt hy van dit leven af,Ga naar voetnoot1387
Dien d'onrust nagaet, tot in 't graf:
Die tot den avond van den morgen
1390[regelnummer]
Geknaeght, geplaeght word van de sorgen,
Van sorge, die niet rusten laetGa naar voetnoot1391
Die slaef word van een' vryen staet,
| |
[pagina 706]
| |
En tot gemeene best sal ramen,Ga naar voetnoot1393
En brengen soo veele hoofden t'samen.Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Hy word gebeten van de nyd,Ga naar voetnoot1395
Hoe vroom en eerlijck hy sigh quyt.Ga naar voetnoot1396
De tabberd, ick beken 't is eerlyck,Ga naar voetnoot1397
En 'tkussen deftigh, en raedsheerlijck:Ga naar voetnoot1398
Maer och wat is 't een lastigh pack:Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Wat moeyte nestelt onder 't dack,
Daer yeder vlamt na hoogre stoelen,Ga naar voetnoot1401
En allerley' gebreken woelen.
Die ramp vermyd myn burgerboer.Ga naar voetnoot1403
Hy drinckt uyt goud nocht parlemoerGa naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Geen aconith, nocht spoch van draecken:Ga naar voetnoot1405
't Welck 't hert de siel doet quynendbraecken.Ga naar voetnoot1406
Oock schuylt hy voor de poegnerts vry,Ga naar voetnoot1407
Die, achter de tapissery,Ga naar voetnoot1408
Den man van staet het lyf ontseggen,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
En syne voorspoed lagen leggen.
Geen' vreese maeckt hem 't leven suur.
De gunst des volcx, dat wispeltuurGa naar voetnoot1412
En wuft nu stroockt, nu steeckt syne heeren,Ga naar voetnoot1413
Hy sonder hertseer mach ontbeeren.Ga naar voetnoot1414
| |
[pagina 707]
| |
1415[regelnummer]
Van 't bedde hy niet word opgekloptGa naar voetnoot1415
Half suysebollend: nocht men stopt
Syne hand vroeghmorgens niet vol schriften.Ga naar voetnoot1417
Men sal syn' ommegang niet siften.Ga naar voetnoot1418
Syne huysgoon niemands wrock bespied.Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Men mat hem door veel aenspraecx niet:Ga naar voetnoot1420
Noch' sit beschanst in syn' pampieren,Ga naar voetnoot1421
Die door de slaefsche sinnen swieren.Ga naar voetnoot1422
Hy ziddert niet voor 's priesters stem,
Die al syn vuylnis veeght aen hem,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
En scheld syn' landsheer voor een' bengel,Ga naar voetnoot1425
En veynst sigh Gods gesant en Engel.Ga naar voetnoot1426
Door soo veel' klippen en gevaers,
Door 't onweer, dat de wichelaersGa naar voetnoot1428
Met lastertongen wecken stedes,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Dryft d'afgesloofde Palamedes.
Syn' schipbreuck sietmen te gemoet:
Ten sy Neptuyn syn wettigh bloedGa naar voetnoot1432
Verschoone, en, aengebeen om bystand,Ga naar voetnoot1433
De zee besadigh met den drytand.Ga naar voetnoot1434
|
|