De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 650]
| |
De tweede handel.
SISYPHVS. MEGEER.
Sisyphus:
Waer ben ick SISYPHVS, gemat van op te stygen?
Nu schep ick weder locht, nu kan ick adem krygen.Ga naar voetnoot288
Waer ben ick? in wat nacht? Megeere die my jaeght,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Nachtmerri, oude kol: hoe hebt ghy ons gheplaeght,Ga naar voetnoot290
Met uw' bebloede sweep en peckstock onderwegen,Ga naar voetnoot291
Eer ick een' doorgang heb, na'et bovenvolck gekregen.Ga naar voetnoot292
Waer ben ick? in den dagh, of in een' blydre nacht,Ga naar voetnoot293
Als d'onderaerdsche poel? waer magh ick doolen? saght.Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Waer vind ick Hecate? waer flonckeren de starren?Ga naar voetnoot295
Wanschepsel, die geen' gryns behoeft, noch kunt ontwarrenGa naar voetnoot296
Vw' pruyck: die groulijck krielt van swarte slangen, segh,Ga naar voetnoot297
Waer dwael ick? op wat spoor? waer leyd ons dese wegh?Ga naar voetnoot298
My dunckt ick hoor geblaf van honden, die ons riecken.Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Swijght rekels. luystert. sus. help Cerberus! 'tsyn Griecken.Ga naar voetnoot300
Ick ben in Pelops rijck, of in myn oud gebied,Ga naar voetnoot301
t'Ephyren dat gaet wel. Momaensicht hoort ghy 't niet?Ga naar voetnoot302
Wy syn t' Ephyren, daer de menschen van myn' trekenGa naar voetnoot303
| |
[pagina 651]
| |
En boevestucken, met een groot afgrysen spreken,
305[regelnummer]
En Minos vloecken, als sy hooren dat myn strafGa naar voetnoot305
Niet swaerder weeght, als 'twight eens steens bergh op bergh afGa naar voetnoot306
Te went'len nat van sweet in d'onderaerdsche kelders.
Kolryster rade ick recht? segh op, of syn wy elders?Ga naar voetnoot308
Megeer:
In Troas staenwe, niet in Isthmos: in 't gesichtGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Van Ilium, daer nu het Dorisch leger light,Ga naar voetnoot310
In 'tvlacke en open veld, van waer wy korts vernamenGa naar voetnoot311
Die bleecke schimmen, die ons treurigh tegen quamen,Ga naar voetnoot312
Besprenckelt van veel bloedts, gehouwen, en gekapt,
Mishandelt, en mismaeckt, gesengt, gequetst, gekrabt.Ga naar voetnoot314
Sisyphus:
315[regelnummer]
Wat's d'oorsaeck vant gheschil?
Megeer:
Een vorst door geyle minne,
Heeft tot sijn boel geschaeckt de bruyt, en koninginne
Van Menelaus, die soo seer niet op de deughd
Als op de schoonheyt vlamt, en 't bloeysel haerer jeught,
En hooger die waerdeert als veeler princen leven.Ga naar voetnoot319
Sisyphus:
320[regelnummer]
Een slimmer Sisyphus is noch na my gebleven.Ga naar voetnoot320
Wat wtkomst of ons staet te wachten van 't ghevecht?Ga naar voetnoot321
Megeer:
Men sal geëffent sien, en tot den grond geslecht
'T hof van Laomedon, en dees benyde vesten:Ga naar voetnoot323
Als Inachus geslacht, die 't krijgsvolck geeft ten besten,Ga naar voetnoot324-vlgg.
| |
[pagina 652]
| |
325[regelnummer]
Dat overwinner noch den tienden somer salGa naar voetnoot325
De Goon verschricken met so eysselijck een val.
Dan sal het overschot der vluchtige Trojanen,Ga naar voetnoot327
Met handen wringen, en afbiggelende tranen
Beschelden Paris, die, so schandeloos, onkuyschGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Veroorsaeckt heeft 't bederf van sijn doorluchtigh huys,
En liever had syn faem, en glory wt te wissen,Ga naar voetnoot331
Als boels aenminnigheyd en kitteling te missen.Ga naar voetnoot332
Sisyphus:
Ghy en uw susters, als hem Venus had verlockt,Ga naar voetnoot333
Hebt verre een grooter quaed gesponnen en berockt,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Als ghy der Doren vloot de zee gingt over voeren,Ga naar voetnoot335
En om een lichte vrou gantsch Asien beroeren.Ga naar voetnoot336
Eumenides, wel aen, recht yligh overendGa naar voetnoot337
V slingerslangigh hayr, en brand, en blaeckt, en schend,
En schuymbeckt, raest, en moord: Daer sietmen 't leger krielen,
340[regelnummer]
Daer laedmen Charons schuyt tot sinckens toe met zielen:Ga naar voetnoot340
Het isser drock aen 't veer, soo Wreeckeressen, voort,Ga naar voetnoot341
Spoockt door de benden heen, versadight u met moord.
De messen synder op gewet, en scharp geslepen.
Beschildert u gewaed met bloed en paersse strepen.
345[regelnummer]
Bevleckt u aengesicht met breyn versch wtgespat.Ga naar voetnoot345
Siet toe, ghy snevelt licht, het isser slibberglad.Ga naar voetnoot346
| |
[pagina 653]
| |
Soo dochters van de nacht. maer als ghy hier met lyckenGa naar voetnoot347
De stroomen hebt gedampt, en d'overzeesche rijckenGa naar voetnoot348
Tot puyn, en gruys verplet, en wt hun plaets beweecht,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Den adeldom, en 'tpuyck der vorsten wtgeveeght:Ga naar voetnoot350
Sal dan de wraeck vernoecht, door 'tbloed soo veeler helden,Ga naar voetnoot351
Het woeden staken?
Megeer:
Neen, dan wilt Europe gelden.Ga naar voetnoot352
Ghy Grajen huylt en grayt, u doodverw set, word bang.Ga naar voetnoot353
Wy comen, om den wech tot uwen ondergangh
355[regelnummer]
Te banen, swanger van voordachte schellemstucken,Ga naar voetnoot355
En hechten Argos ramp aen Trojens ongelucken.
Sisyphus:
Wat middel isser om te rockenen dit quaed?Ga naar voetnoot357
Megeer:
Den Phoenix, daer hun heyl en seghen in bestaetGa naar voetnoot358
Te helpen aen d'een sy': op datse met syn stervenGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Oock sijn manhafticheyd, en raed en wysheyd derven,
En vallen overhoop, wraeckgierich van gemoed,Ga naar voetnoot361
En voeren borgerkrijgh om sijn onschuldich bloed.
Ick sie de vorsten al gespouwen, en verbolgen,
De volcken van een stam malcanderen vervolgen:Ga naar voetnoot364
| |
[pagina 654]
| |
365[regelnummer]
D'eylanden in 'tgeweer, en't vaste land in roer.Ga naar voetnoot365
Hier wordmen vlam gewaer: daer hoortmen een rumoerGa naar voetnoot366
Van steden tegens steên, van vlooten tegens vlooten,
D'een ramp wt d'andre wast. wat worter bloeds vergoten,Ga naar voetnoot368
Euboea loopt 'tgedeylt Peloponnesus af,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
En Scyros Ithaca. Thessalien tot strafGa naar voetnoot370
Van Locres krijghsvolck licht, de Cyclades die slypenGa naar voetnoot371
Hunn' speer, om onderling malkandren aen te grypen.
De sonden klimmen op. d'een draeght des anders schuld.Ga naar voetnoot373
Der vorsten hoven syn met grouwelen vervult,
375[regelnummer]
Met bloedschand, overspel, met moord, met vuyligheden.
Men luystert noch na recht, na billickheyd, noch reden.
De koninginnen, en princessen syn bekans
All schuldich aen de moort, en neerslach harer mans:Ga naar voetnoot378
En eer en trouweloos. Elck is om 't seerst verwoeder.
380[regelnummer]
De soon den vader wreeckt, de dochter wreeckt haer moeder.Ga naar voetnoot380
't Vertwijflen aen de stam, en wettighe afkomst splistGa naar voetnoot381
Het volck, en voed den veede, en endeloosen twist,Ga naar voetnoot382
En 't woeden: dat soo lang beschreyelyck sal duuren,Ga naar voetnoot383
Tot datmen siet in 't end de steden sonder muuren,
385[regelnummer]
De stroomen onbeseylt, de kampen onbeploeght,Ga naar voetnoot385
En d'onderaerd'sche Styx bevolleckt, en vernoeght.Ga naar voetnoot363-386Ga naar voetnoot386
Rampsaligh spoock, ghy zyt tot myn behulp verkoorenGa naar voetnoot387
| |
[pagina 655]
| |
Voor andre sielen: ga en noop uw' neef met spooren:Ga naar voetnoot388
Wiens schalckheyt hapert, om bedriegelijck, en valsch,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Den soon van Nauplius te brenghen om den hals.
Hy sluymert: in syn' droom en slaep sal hy u hooren,
En wat uw geest erdight, dat vesel hem in d'ooren:Ga naar voetnoot392
Ga heen rampsaligh spoock.
Sisyphus:
Ben ick de beste dan
Dien d'afgrond tot dit snood bedrijf wtbraecken kan?
395[regelnummer]
Is niemant bet bequaem tot schelmery gevonden?Ga naar voetnoot395
Dit is myne afkomsts tent. ick moet syn hert doorgronden.Ga naar voetnoot396
Hy heeft de leus al wech. Megeere 't is beschickt.Ga naar voetnoot397
Als hy myn geest vernam, doen was syn geest verschrickt:Ga naar voetnoot398
Syn sweet brack wt van angst, syne hayren schielijck resen:Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Ick heb hem na sijn wensch den korsten wegh gewesen.Ga naar voetnoot400
Megeer:
Soo is het reysens tyd. gedoemde siel ga schuyl:Ga naar voetnoot401
Duyck in den donckren poel, en noyt bescheenen kuyl.Ga naar voetnoot402
De nacht is op syn droefste, en Phebe wyckt de spoocken.Ga naar voetnoot403
Vlysses gaept en geeut: ghy hebt syn' rust gebroken:
405[regelnummer]
Daer treed hy wt syn' tent. gaep aerdrijck, en al heelGa naar voetnoot405
Verswelgtse, die ghy t'hans gebraeckt hebt uyt uw' keel.Ga naar voetnoot406
VLYSSES, LYFKNECHT. DIOMEDES.
Vlysses:
Een dunne slaep beschoot noch nauwelijcx myne oogen,Ga naar voetnoot407
Of myn ontruste geest door 't guychlen werd bedrogen
Eens drooms, of door een' schim, dieme' in den droom verscheen,Ga naar voetnoot408-409
| |
[pagina 656]
| |
410[regelnummer]
En droegh myn' aenslagh gunst, en holpme 't feyt bekleenGa naar voetnoot410
En 't stuck met sulck een' list besteecken, en vermommen:Ga naar voetnoot411
Dat Nestors wijse tong daer tegens moet verstommen.
Het sy dan schim of droom, of wat het wesen wil,
'T en is geen marrens tijd. mijn Lijfknecht, ga al stilGa naar voetnoot414
415[regelnummer]
Na Diomedes tent. segh, dat ick hem verbeydeGa naar voetnoot415
Soo daetlyck hier ter ste. doen thans hy van my scheyde,Ga naar voetnoot416
Werd d'aenslagh opgeschort tot wyder overlegh,Ga naar voetnoot417
Als nu soo wasser 't een, dan 't ander in den wegh:Ga naar voetnoot418
Nu duncktme gaet hy glad, en 't magh een raed verstrecken:Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Doch vaeck schynt ruym in 't eerst, 't geen scharp valt in 't voltrecken.Ga naar voetnoot420
Maer d'aenslag nietemin moet eenmael syn gewaegt.Ga naar voetnoot421
Mijn vyand staet versuft, en dut, en is versaeght:Ga naar voetnoot422
Hy vind sich radeloos, om van de lastermonden,Ga naar voetnoot423
En logens sich t' ontslaen: waer mede hy word geschonden.
425[regelnummer]
Te meer hy sich verweert, en na sijne onschuld tracht,
Te meer het lastren groeyt. hy is, en blijft verdacht.Ga naar voetnoot425-426
Het krijsvolck is gedeelt: d'een looft hem als een' vader,Ga naar voetnoot427
En d'ander hem verspuwt, en scheld voor landverrader.Ga naar voetnoot428
By dese swarigheyt koomt, dat der Goden tolckGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
De lasterlogen queeckt, en koestert onder 't volck.Ga naar voetnoot430
Mijn wraecklust sal eer lang hem sijnen trots verleeren,Ga naar voetnoot431
| |
[pagina 657]
| |
En d'oude lemten gants tot etter wt doen sweeren.Ga naar voetnoot432
Hy, siende dat sijn pleyt, en rolle liep na 't end,Ga naar voetnoot433
Den veldheer gistren noch quam smeecken in sijn tent,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
En bad, hy wilde hem doch syn' gunstige ooren leenen:Ga naar voetnoot435
Ophalende wat dienst dat Argos, en Mycenen,
Ontfangen hadden eer, door syn' getrouwen plicht.
De koninck beet hem toe, vergramt in 't aengesicht:
Ick heb gedienstigheen, ick ken 't door u genooten:Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Maer eene ontfange spyt my schendigh heeft verdrooten.Ga naar voetnoot440
d'Atryden sullen u vermorselen tot gruys,Ga naar voetnoot441
Of ghy sult hen tot stof verdelgen met hun huys.
Dit dreygement hem trof. hy antwoorde al verslagen:Ga naar voetnoot443
Mycenen heeft sich oyt beleefdelijck gedragen,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
En met genade altijd zyn vyanden ontmoet:Ga naar voetnoot445
Dies bidde ick, dat uw toorn niet al te hevigh woed.
Dus scheyde hy, maer beducht, so 't bleeck aen sijn manieren,Ga naar voetnoot447
Voor Agamemnons grim, en 't spits der helbaerdieren.Ga naar voetnoot448
Nu 't gader mede hoe't wil, 't kan anders niet als wel.Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick ben het niet alleen, de grootste sijn in 't spel.Ga naar voetnoot450
| |
[pagina 658]
| |
Wy hebben op ons' sy' de wereldlijcke maghten,Ga naar voetnoot451
En geestelycken arm gestarckt met domme krachten:Ga naar voetnoot452
En waer toe sal hy sijn beducht voor veel gevaers,
Die tot syn voorspraeck heeft de tong des wichelaers.
Diomedes:
455[regelnummer]
Ick koom op uw ontbod, geheymste vriend, en macker.Ga naar voetnoot455
Wat onrust drijft uw' geest? wat houdt uw sinnen wacker,
Dus in de middernacht?
Vlysses:
Nocht Venus, nocht haer vier:Ga naar voetnoot457
Maer saecken van gewight. de rechte tijdt is hier,
Om onsen aenslagh soo terstondt in 't werck te stellen.Ga naar voetnoot459
Diomedes:
460[regelnummer]
Myn raed is hier te kleyn.Ga naar voetnoot460
Vlysses:
Daer wilt u niet me quellen.
Diomedes:
Ick kan geen doorgang sien. ick blyf'er noch voor staen:Ga naar voetnoot461
Soo lang ick niet begrijp hoe dat het toe kan gaen.
Vlysses:
Hy brack wt 'sveldheers last syn' tent op gistren morgen,
En sloegh sich elders neêr: soo datmen kan verborgen,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
In d'eerste legerplaets, een seker wight van goud:Ga naar voetnoot465
| |
[pagina 659]
| |
Recht of syn sorghe dat aen 't Aerdrijck had vertrout.Ga naar voetnoot466
Als hy nu word betight van syn ontfanghe gaven
Soo sal de krijgsraed flucx dien ryckdom op doen graven:
Waer door hy schuldigh word aen 'topgeleyde quaed.Ga naar voetnoot469
Diomedes:
470[regelnummer]
'Ten heeft niet schyns genoegh.Ga naar voetnoot470
Vlysses:
Dit komt ons noch te baet.
Ick sal in Priams naem een brief aen hem doen schryven,
Die meldende van'tgoud hem soeckt ter daed te styven.Ga naar voetnoot472
Diomedes:
Wie sal de bode syn?
Vlysses:
Maer een Trojaens slavoen,Ga naar voetnoot473
Die myn gevangen is. ghy sult de ronde doen,
475[regelnummer]
En passen op den spie, en helpen hem om 'tleven,Ga naar voetnoot475
En vindende den brief, dien Agamemnon geven.
Hoe kan d'Eubeër doch ontworstlen desen strick?Ga naar voetnoot463-477Ga naar voetnoot477
Diomedes:
'Tis recht Vlysses vond: maer als ick ernstigh wick,Ga naar voetnoot478
Het stuck is vol gevaers. laet desen raed besterven.Ga naar voetnoot479
Vlysses:
480[regelnummer]
Ick vreese uw' bloodicheyd die sal de saeck bederven.Ga naar voetnoot480
Hoe stouter aengevat, hoe lichter uytgevoert.
De kans moet syn gewaecht.Ga naar voetnoot482
Diomedes:
Waert schaeckspel, waer het boert.
Best datmen 'twat vertreck. de tijdt is niet geboren.Ga naar voetnoot483
| |
[pagina 660]
| |
Vlysses:
Daer is met sammelen tot noch toe meer verloren,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Meer schade als winst gedaen.
Vlysses:
Bedeckte logenkunst,
Die heeftse vry gedunt door 't lang, en stadigh knagen.
Diomedes:
Al die hem sijn verwant van vrienden, en van magen,Ga naar voetnoot488
Syn syde gunstigh syn, en dreygen ons met wraeck.
Vlysses:
490[regelnummer]
Geen' mage, of bloedverwant magh tuygen in syn' saeck.Ga naar voetnoot490
Van dreygen niemand sterft.
Diomedes:
Achilles vroom in feyten,Ga naar voetnoot491
En Ajax, sal syn recht ten uytersten bepleyten,Ga naar voetnoot492
Door'sgrijsen Nestors tong.
Vlysses:
Dit acht ick heel gering.
De veldheer is de siel, en stuurman van 'tgeding.Ga naar voetnoot494-vlgg.
495[regelnummer]
's Rechts wtspraeck staet by hem. hy kiest bequame mannen,Ga naar voetnoot495
En kipt de rechters uyt, die d'heylge vierschaer spannen.Ga naar voetnoot496
Diomedes:
Soo d'aengeklaeghde sich beroept op 'tGriecxsche recht?Ga naar voetnoot497
Vlysses:
'Tgeschil word nae de plaets gevonnist, en beslecht.Ga naar voetnoot498
Wy staen op 'svyands boom. wy kennen hier geen wetten,
| |
[pagina 661]
| |
500[regelnummer]
Als die des veldheers mond en lippen sullen setten.Ga naar voetnoot500
Syn wil is wets genoegh, die spreeck, een yeder swyg:Ga naar voetnoot501
Des oppervorsten swaerd is rechter inden krijch.
Diomedes:
Of d'oppervorst besweeck, als d'aenslagh waer begonnen?Ga naar voetnoot503
Vlysses:
De wereld geensins lyd twee schitterende sonnen:Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Soo duld geene heerschappy twee hoofden in een rijck:
Geen vorst, syn wederga: geen koning syns gelyck.Ga naar voetnoot505-506
d'Eubeër is te hoogh in mogentheyd gestegen,Ga naar voetnoot507
En aensien by 't gemeen: dit's Agamemnon tegen:Ga naar voetnoot508
Die heeft wel duysendmael geklopt op syn rapier,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Gevloeckt by all' de Goon, geswooren hoogh en dier,Ga naar voetnoot510
By synes gordels draeck, by 't krunckelen der slangen,Ga naar voetnoot511
Waermé de Gorgon is syns beuckelaers behangen,Ga naar voetnoot512
En by den staf syns rycx van Mulciber gesmeed:Ga naar voetnoot513
Dat hy sich wreecken sal van 'taengedane leet:
515[regelnummer]
Dat d'eylander niet lang syn Majesteyt sal benglen,Ga naar voetnoot515
Al sou hy d'oppergoon met d' onderaerdsche menglen.Ga naar voetnoot516
Diomedes:
Met Agamemnons wrock is 't leger niet gepaeyt.Ga naar voetnoot517
| |
[pagina 662]
| |
Vlysses:
Tis waer, maer dat is vol oneenigheyd gesaeyt.Ga naar voetnoot518
De meesten hoop is blind, om d'oorsaeck van dit wrockenGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
Te sien met onderscheyd: oock heeftmer in betrockenGa naar voetnoot520
't Verschil van kerckenplicht, de macht van 't geestlijck hof,Ga naar voetnoot521
En 't geen den dienst betreft der Goden: dese stof
Soodanigh is van aerd, dat allerley krackelen,
Dat sucht tot eyge baet, en staet hier onder spelen:Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
En alle schelmery, die slechts een schijngestalt
Van hayligheyd ontleent, licht door dien trechter valt.Ga naar voetnoot526
Men hitst 's volcx harten op tot dolligheyd door 't kryten,
En d'alderstercxste past den swakxten uyt te byten.Ga naar voetnoot528
Diomedes:
Maer wacht u, als de tyd de waerheyd eens ondeckt.
Vlysses:
530[regelnummer]
Al hebtge 't hayligdom met vadermoord bevleckt:Ga naar voetnoot530
V susters schaemt ontbloot, int aensicht van u swager:
Ia self den blixem drigh gekroont tot hoorendrager,Ga naar voetnoot532
Verkraght syn eegemael, en schencker Ganimeed:Ga naar voetnoot533
Ten word niet eens gemerckt, als maer een outerkleed
535[regelnummer]
Die grouwelen bedeckt, ten strecken dan geen sonden.Ga naar voetnoot535
Diomedes:
En of de priesters 'tpleyt met Palamedes stonden?Ga naar voetnoot536
| |
[pagina 663]
| |
Vlysses:
Dat is onmogelyck: want hoemen 't wend, of keert,
'T schort even Calches daer, daer 't Agamemnon deert.Ga naar voetnoot538
Syn hoogheyd is geraeckt, en hayligheyd: die stedes,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Mids d'onderkruypingen, en list van Palamedes,Ga naar voetnoot540
Allencx ghemuylband word, en van syn glants berooft:
En 't was soo veer ghebraght, dat geen gemyterd hoofdGa naar voetnoot542
Sou spreken in den raed, of met de vorsten stemmen:Ga naar voetnoot543
Een toom om na syn wensch de Wichelaers te temmen.
545[regelnummer]
Dit leyd hem in den krop, behalven dat hy steefGa naar voetnoot545
De vorsten tegens hem, die soo Godyvrigh dreef,Ga naar voetnoot546
Dat yeder Griecxsche stad sou leggen nieuwe drempels,Ga naar voetnoot547
Om 't noodlot op 't outaer, in Godgeweyde tempels,
Te vieren, met den reuck van 't gulden wieroockvat:Ga naar voetnoot548-549
550[regelnummer]
Dienst daer de priesterschap een koninglycken schat,Ga naar voetnoot550
En rycken oegst af maeyt. hoe geestigh saghmen schakenGa naar voetnoot551
Den tabbert met de kap? met onbeschaemde kakenGa naar voetnoot552
Dreef Calches na sijn wensch, met luttle stemmen door
'T besluyt der tempeliers, en gaf geen reên gehoor.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
D'Euboeer heeftet oock in Aulis heel verpeutert.Ga naar voetnoot555
Daer seyd' hy schoon de vloot door storm, en onweer leutert:Ga naar voetnoot556
| |
[pagina 664]
| |
Men magh soo reuckeloos niet plengen konings bloed:Ga naar voetnoot557
Men stel den neerslagh wt: misschien sal oock de vloedGa naar voetnoot558
Hier meê niet sijn gepaeyt. wilt u der jonffer jamren.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Hackt liever af den hals van witgewolde lamren.
Daer schond hem 't priesterdom de krijgslien op het lijf.Ga naar voetnoot561
Elck vloeckte, en schold om 'tseerst. sy kreten even stijf:Ga naar voetnoot562
Het zaed van Nauplius van Godsdienst is verbastert,Ga naar voetnoot563
'T viert tempel noch outaer, Diana wort gelastert:Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Verworgt den vryen geest: of stort hem van een rots:Ga naar voetnoot565
Dees smaelt op wichlery, en droomen. d'inspraeck GodsGa naar voetnoot566
Hy gants in twijfel treckt. hy sal het heyr verwarren:
Hy acht noch voglensang, noch' ingewant, noch' Starren.Ga naar voetnoot568
Ick rep van geen geheym. ghy Diomedes saegtGa naar voetnoot569
570[regelnummer]
Wat hy te lyden had, om 'tredden van de maeghd.Ga naar voetnoot570
Diomedes:
Sijne aengewende vlyt tot Iphigeens verschooning,Ga naar voetnoot571
Te lichter hem in gunst kan brengen by den koning.Ga naar voetnoot572
Vlysses:
'T blijft tusschen my en u; 't is Agamemnons aerd,
Dat sijn' gedachtenis geen' weldaed lang bewaert:Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Maer 't aengedane leet, en d'eens gelede smarte,
| |
[pagina 665]
| |
Schiet diepe wortelen in syn wraeckgierigh harte,
Al t'onversoenelyck. 't was Atreus die voorheenGa naar voetnoot577
By opdraght onderkroop 't oud recht der Griecxsche steên.Ga naar voetnoot578
De Soon vlamt op de vrucht van dese parckementen,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
En hoopt syn lauren telg op dese boom te enten:Ga naar voetnoot580
Maer Palamedes oogh syn gangen onderschept,Ga naar voetnoot581
En is voor hem gereet, en waeckt eer hy sich rept,Ga naar voetnoot582
Dies raest's krijgsvorsten Wraeck: die om hem te betrapen,Ga naar voetnoot583
Misbruyckt den ouden haet der Griecxsche legerpapen,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Bedienaers van de nood, en noyt verbeden dwang:Ga naar voetnoot585
Die doen hem 't koude sweet afloopen door't gedrangGa naar voetnoot586
Der lasteraren, en staegh liegende onverboden,
Geen misdaet rekenen 'tquaed, 'tgeen streckt ten dienst der Goden.Ga naar voetnoot587-588
Doch 'tgelt ons evenveel. wy doelen na ons wit,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Het sy dan slincx of rechts. waerom ick ernstigh bid,Ga naar voetnoot590
Dat uwe dapperheyd dit heldenstuck verselle.
Diomedes:
Ick vind den aenslach goed, 'tis waer, maer dat ick stelle
My selven in'tghevaer, is overwegens waerd.Ga naar voetnoot592-593
| |
[pagina 666]
| |
Ick ben een man in 't veldt, om op een moedigh paerd,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Dat schuymbeckt, briescht, en krabt, en stof werpt met syn voeten,
Mijn vyand voor de vuyst met sweert en speer t' ontmoeten:Ga naar voetnoot596
Maer 'k heb u veynsery, Vlysses lang verleert:
Ick stem het nietemin, dewijl ghy 't soo begeert.Ga naar voetnoot598
Vlysses:
Laet Diomedes slechts die sorgh aen my bevolen.
600[regelnummer]
Het moet 'er doncker sijn daer d'Ithakois sal dolen.
Diomedes:
Welaen, ick ben 't getroost: doch eer wy 'tstuck bestaen,Ga naar voetnoot601
Soo sal 'thoogh noodich syn ons wyders te beraen:Ga naar voetnoot602
Op datmen 'tschandelyck ten halven niet laet steken,
Vernieuw my anderwerf den voorslagh uwer treken.Ga naar voetnoot604
Vlysses:
605[regelnummer]
Tre met my in myn tent 't sal wel soo veylich sijn.
Men handelt van die saeck best achter de gordijn.Ga naar voetnoot606
REY VAN PELOPONNESERS EN ITHAKOISEN. EVRYPILVS.
Rey:
Koomt laet ons by de donckre maenGa naar voetnoot607
Eendrachtelyck te reye gaen,
en storten yvrigh dese beê
610[regelnummer]
Voor ons dryaensicht, Hecaté:Ga naar voetnoot610
Datse Atreus soonen doch bewaer:Ga naar voetnoot611
Die voor onse haerdstede, en 't outaer,Ga naar voetnoot612
Soo rustigh waeghden lijf en goed,Ga naar voetnoot613
| |
[pagina 667]
| |
En troosten 't volck in tegenspoed.
615[regelnummer]
Dat gheen verrader sich verstout,
Om 'tflickren van 't Troyaensche goud,
Hen t'overlevren aen den Phrygh,Ga naar voetnoot617
En ons in'theymelyck bekrygh.
En smoor half doon op doon gehooptGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
In 't bloed, dat wt ons' wonden loopt:
En steeck tot schrick van Grieckenland,
Door Hectors toorts de vloot aen brand:
En geef wtheemsche gasten stofGa naar voetnoot623
Te segghen: hier is 't kerreckhof,
625[regelnummer]
Daer Troje door Godloosen boefGa naar voetnoot625
Mycenen met haer maght begroef:Ga naar voetnoot626
Daer stont Achilles tent wel eer:
Hier Agamemnons: ginder veer
Werd dagh op dagh soo fel gestreen,
630[regelnummer]
Om Menelaus bruyd Heleen:
Hier lag de vloot om desen hoeck.Ga naar voetnoot631
Keer, o Godesse, sulck een vloeck.
Bewaer Godin u kercken oock.
Op datm' u tempel pleghtigh smoock:Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Op dat uw reuckwerck opwaerts rijs
Na d'eenmael aengenome wijs,
Na d'eenmael voorgeschreven plicht:
'T sy dat ghy droef of heller licht.Ga naar voetnoot638
Begunstigh doch Apolloos soonGa naar voetnoot639
640[regelnummer]
Den taelman van den oppertroon,Ga naar voetnoot640
Die sich op Gods geheym verstaet,Ga naar voetnoot641
En alle teeckens gade slaet.
Die vaeck kan spellen 'tongesienst,
En wien de suyvre Godesdienst
| |
[pagina 668]
| |
645[regelnummer]
Soo diep, en swaer ter harten gaet,
En achtse een pyler van de staet.Ga naar voetnoot646
Een pyler daer de staet op leunt:
En om dese oorsaeck sich bekreunt
Vaeck met den wereldlijcken staf:Ga naar voetnoot648-649
650[regelnummer]
Al neemtmen 't hem soo quaelijck af.Ga naar voetnoot650
Weer van ons alle nieuwigheenGa naar voetnoot651
Bevry voor vleck uwe outerkleen.
En neem de priesters in uw' scharm,Ga naar voetnoot653
Die uwe altaren houden warm.Ga naar voetnoot654
Evrypilvs:
655[regelnummer]
Sy heeft u toegeknickt, nu wend u tot de nood:Ga naar voetnoot655
Heft aen een nieuwen dans, en maeckt haer' Godheyt groot.Ga naar voetnoot656
Rey:
O kraght die niet en syt t' ontvlien:Ga naar voetnoot657
Geweld dat tusschen uwe knienGa naar voetnoot658
Beklemt de diamanten spil,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Daer 't al op draeyt na uwen wil.Ga naar voetnoot660
Die hebt van eeuwigheyd gesaeyt
'T saed, daer de tijd syn' vrucht af maeyt,
O dwangbestuurster van al 't werck,
Die Goon en menschen stelt een perck.Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Houvast en ancker van 't gesticht
Der wereld, die in tegenwightGa naar voetnoot665-666
| |
[pagina 669]
| |
D'hoofdstoffen houd. o suyl, die selfGa naar voetnoot667
Draeght onbeswaert dat swaer gewelf.Ga naar voetnoot668
O die met ysren scepter heerscht,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
En blyfter laetst, en waert'er eerst:Ga naar voetnoot670
Die Hemel, Aerde, en Hel bestiert,
En maeckt dat elck u Godheyd viert.
Die op haer beurt de starren riept,Ga naar voetnoot673
En meerdre, en mindre Goden schiept,
675[regelnummer]
En blyft versteenight en verstockt,
En hebt al 't noodlijck quaed berockt.Ga naar voetnoot676
Saturnus synen vader lupt,
En 'tpekelschuym met bloed bedrupt:
Eene oorsaeck datter Venus quam,
680[regelnummer]
Met haere onkuysche minnevlam.Ga naar voetnoot677-680
Iupyn ontvonckt door Cypris straelGa naar voetnoot681
Voorts walghde van syne eegemael:Ga naar voetnoot682
Die bleef verschopt, en al syn feestGa naar voetnoot683
Was hoer of jongen, of een beest.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Mercuur werd d'alderslimste dief,Ga naar voetnoot685
En Bacchus kreegh de kruycken lief,Ga naar voetnoot686
En struyckelende na den dronck,
Song haylge veersen dat het klonck.Ga naar voetnoot688
| |
[pagina 670]
| |
Mars groyd' in bloed en menschenmoord.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Dat Reusen quamen fel aen boordGa naar voetnoot690
Den donderaer met smaed en schimp:
Doense Ossa parsten met Olymp,Ga naar voetnoot692
En weer met Ossa Pelion:
Eer hen een starcker overwon;
695[regelnummer]
Dat Minos bruyd, het geyle dier,Ga naar voetnoot695
Sich liet bespringhen van een stier:
Dat d'Africaen soo wreed als sterck,
Van menschen hoofden boude een kerck,
En dat sijn tempelpriester had
700[regelnummer]
Een doodshoofd tot sijn wieroockvat:
En eer hy noch gebeden sprack,
Een menschenongeltoorts ontstack,Ga naar voetnoot702
En plengde met een heylgen schynGa naar voetnoot703
Paers menschenbloedt in plaets van wyn:
705[regelnummer]
En offerde, den Goon tot brandGa naar voetnoot705
Halflevend menscheninghewand:
Terwyl een menschendarrem sluyt
Om't lijf syn taeye menschen huyt,
Syn offerkleed en feestcieraed:
710[regelnummer]
En song, en schreeude sonder maet,
Wt parckement vol bloedrood schrift,
Verruckt door innerlijcke drift:Ga naar voetnoot712
En deê weergalmen op elck vaersGa naar voetnoot713
Een rey van woeste moordenaers:
| |
[pagina 671]
| |
715[regelnummer]
Wier wapen, swaerd noch kortelas,Ga naar voetnoot715
Maer kakebeen of schinckel was:Ga naar voetnoot716
Dat Tantalus noch vuyl bemorscht
Van versche moord, opschaffen dorstGa naar voetnoot718
Het vleesch sijns soons op Iovis disch:Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Niet by geval gebeurt en is:Ga naar voetnoot677-720Ga naar voetnoot720
Maer onontworstelbaer bescheer!
Ghy self waert d'oorsaeck, u koomt d'eer:Ga naar voetnoot721-722
Die dobbeltrony Ianus slacht,Ga naar voetnoot723
Die achter grynst, van vooren lacht.
725[regelnummer]
Soo noch verraed smeult in sijne asch,Ga naar voetnoot725
Ontdeckt sulcx doch uw' priestren ras:
Scharp Argos sabel langs hoe meer:
En Priams stander werp ter neer.Ga naar voetnoot728
Evrypilvs:
Houd op ghy hebt voldaen. Het noodlot heeft volkomenGa naar voetnoot729
730[regelnummer]
Vw danssen en gesang goedgunstigh aengenomen.
|
|