De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 605]
| |
De vyfde handel.
Bode. Andromache. Hecvba.
Bode:
1505[regelnummer]
O Noodlot vol van vloeck, van wreedheyd, deernis schrick!Ga naar voetnoot1505
Heeft Mars in tien jaer krygs met soo verwoed een stick,Ga naar voetnoot1506
Syne oogen oyt vermaeckt? wat sal ick eerst verklaeren?
Wat heft mijn' klaght eerst op: uw ysselijck beswaeren,Ga naar voetnoot1508
O wtgeleefde vrou? Of sal't uw' rouwe sijn?Ga naar voetnoot1509
Hecuba:
1510[regelnummer]
Wat leet dat ghy beschreyt, ghy sult beschreyen 't mijn.
Elck heeft sijn' eyge ramp: my sy te gaer aentaste',Ga naar voetnoot1511
En wie ellendigh is die is te mynen laste.Ga naar voetnoot1512
Bode:
Ick heb de maeghd sien slaen, 't kind worpen van de tin,Ga naar voetnoot1513
Maer met een moedigh hart haer sterven, hem niet min.Ga naar voetnoot1514
Andromache:
1515[regelnummer]
Verhael de dobble moord, en reecx van schelmeryen.
Hecuba:
Het wroeten in mijn' wonde is mijn gemoeds verblyen.Ga naar voetnoot1516
Leg al de toekomst wt.Ga naar voetnoot1517
Bode:
Een tooren heeft de brand
Van 't groote Troien slechts gelaeten in sijn' stand:
Van wiens verheven top, en gekanteelde boorden
| |
[pagina 606]
| |
1520[regelnummer]
Plagh Priaem sittende te stieren de slaghoorden,Ga naar voetnoot1520
En d'oorloogsmaet te slaen: Hy grootvaêr hier sijn' neefGa naar voetnoot1521
In sachten schoot gestooft, wees aen, hoe Hector dreefGa naar voetnoot1521-1522
Den Grieck, en deê te rug gemeenen man, en heeren,
Als hy met vier en swaerd daer achter her was, keeren,Ga naar voetnoot1523-1524
1525[regelnummer]
Door last van grooten angst: en liet den jongen held
Aenschouwen welck een man sijn vader was in't veld.Ga naar voetnoot1526
Dees tooren eerst bekent voor een cieraet der vesten,Ga naar voetnoot1527
Maer nu een' moordklip, word door 't graeu, en door de bestenGa naar voetnoot1528
Van yeder oord omringt. Al't volck met eener veeghGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Komt derwaerts aengeruckt. De schepen loopen leêgh.Ga naar voetnoot1530
Een' menighte hier van lien sich op een' heuvel sette,
In vrye lucht, daer niets het wtgesicht belette:Ga naar voetnoot1532
Daer op eene hooge rots sijn' kruyn, alwaer sy gaenGa naar voetnoot1533
Sich plantende in't gewight op hunne teenen staen:Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Andre op een' pynboom beuck of lauwer sich begeven:Ga naar voetnoot1535
En 't opgehangen volck het gansche woud doet beven.Ga naar voetnoot1536
Sulck voor de keur den kant van steylen berge nam:Ga naar voetnoot1537
Een ander een stuck dacx vergeeten van de vlam.
Sulck een beklimt een' muur die reed staet om te breecken,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
En't lijf waeght op een' steen onvast door't oversteecken:Ga naar voetnoot1540
Ia 'kheb gesien de tomb van Hector dienen meê,
| |
[pagina 607]
| |
Fy onbarmhartigheyd! den kijcker tot een' steê.Ga naar voetnoot1541-1542
Doen quam met fieren moede, en hooghgeheve schreden,
Scheyl maeckende in den drang, Vlysses aengetreden:Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
By sijner rechtehand hy Priaems neefken had,Ga naar voetnoot1545
En trock hem voorts. Het kind met wackren gange trad
Na d'hooge vest: het sloegh niet eens vertsaeght nu herwaert
Staende op den toorenkant sijn streng gesicht, nu derwaert:Ga naar voetnoot1547-1548
Gelijck een teeder jong van een geweldigh wild,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Al is 't noch swack van tand, sijne ydle beten spiltGa naar voetnoot1550
In't toonen van den aerd, die't doet tot forscheyd neygen,
En van verbolgenheyd geswollen woed met dreygen.
Alsoo dat braeve kind van vyands hand bekneltGa naar voetnoot1553
Had volck en vorsten, ja Ulysses self ontstelt:
1555[regelnummer]
En sijn' gehartheyd deê den mannen 'thart ontvallen.Ga naar voetnoot1555
Alleen en schreyt hy niet die word beschreyd van allen.
En middlerwijle dat Laërtes soon bestondGa naar voetnoot1557
Den paep te bidden na, en aenhitst stijf van mond
Ten offer wreede Goon, is d'onversaeghde jongenGa naar voetnoot1558-1559
1560[regelnummer]
Van selven midden in sijn grootvaêrs rijck gesprongen.Ga naar voetnoot1560
Andromache:
'T geslaght van Colchos fel en bitter in den aerd,Ga naar voetnoot1561
D'onburgerlijcke Scyth met wien sijn huys vervaert,Ga naar voetnoot1562
Of't wetloos volck, het welck bewoont, d'Hyrcaensche stranden,Ga naar voetnoot1563
Waer heeftet oyt geschend aen sulck een stuck sijne handen?Ga naar voetnoot1564
| |
[pagina 608]
| |
1565[regelnummer]
Wie hoorde van Busyr dien wreedaerd sulck een' maer,Ga naar voetnoot1565
En dat oyt kinderbloed besprenckelde het altaer:
Sijn' paerden menschen vleesch gewent voor voeder t'eeten,
En heeft het Diomeed soo jong noyt voorgesmeeten.Ga naar voetnoot1568
Maer wie bestelpt uw' leên, en levertse aen het graf?Ga naar voetnoot1569
Bode:
1570[regelnummer]
Wat leden spaerde doch de steyle plaets daer af?Ga naar voetnoot1570
De swaerte die recht toe recht aen, en sonder hortenGa naar voetnoot1571
Met soo geswind een' slagh quam tegens d'aerde storten,Ga naar voetnoot1572
Heeft al de leen geknispt, en vliegen doen om veer.Ga naar voetnoot1573
'Twtmuntend lijf, die mond gelijckt sich self niet meer.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Sijns vaders eedele kroost, in hooghsels, diepsels, bolten
Sich openbaerende, leyd t'eenemael gesmolten.Ga naar voetnoot1575-1576
De neck is wt het lit: en wt het harssenvat,Ga naar voetnoot1577
Door eenen keyselsteen gekraeckt, is 't breyn gespat.Ga naar voetnoot1578
Het lijf leyd maecxselloos.Ga naar voetnoot1579
Andromache:
Het sweemt sijn' vader weder.
Bode:
1580[regelnummer]
Na dat geworpen was het kind van boven neder,
En 'theyr den grouwel, dien 't gewrocht had, heeft beweent,
Valt aen een ander stuck de selleve gemeent:Ga naar voetnoot1582
| |
[pagina 609]
| |
En aen Achilles tomb. De golven slaen van buytenGa naar voetnoot1583
Hier tegens sachtlijck aen. Van d'andre sijde stuyten
1585[regelnummer]
De vlacke velden op een' heuvel, die al heelGa naar voetnoot1585
Het middelst sluyt, en rijst als sitsteên van tooneel.Ga naar voetnoot1586
De groote toeloop vult terstond den ganschen oever.
Een deel is van geloof, dat dese dood de schroeverGa naar voetnoot1588
Der schepen wesen sal, en brengense in gebruyck:Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Een ander siet met lust wtdroogen's vyands struyck:Ga naar voetnoot1590
Een groot deel graeus [waer by sijn' lichtigheden blijcken]Ga naar voetnoot1591
Verfoeyt het schellemstuck, en loopt het lijckwel kijcken.Ga naar voetnoot1592
Niet min en spoeyt sich na sijne wtvaert de Troiaen,
Die met sich selven komt te lijck en graefnis gaen.Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Onmaghtigh door den angst van ziddren sich t'onthouwen,Ga naar voetnoot1595
Soeckt hy den laetsten val van Troiens vest t'aenschouwen.Ga naar voetnoot1596
Met komen huwlijcxwijs de fackelen voor wt.Ga naar voetnoot1597
Heleen, met buckend hoofd, gaet treurigh voor de bruyt.Ga naar voetnoot1598
Den Troischen dunckt die toorts gehaelt wt Plutoos hoecken,Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
En sulck een' stacy sy Hermione toevloecken:Ga naar voetnoot1600
De vuyle Heleen alsoo haer' man sy t'huys gevoert.Ga naar voetnoot1601
Een schrick ter wedersyds 't verbaesde volck ontroert.Ga naar voetnoot1602
De maeghd haer aenschijn laet van schaemt voor over hangen.
Een glans die speelt haer op de jeughelijcke wangen
| |
[pagina 610]
| |
1605[regelnummer]
Des nietemin, en 't fraey nu loopende op een endGa naar voetnoot1605
Ruym soo bevallijck blinckt als het oyt was gewent:
Gelijck als op sijn schoonst Apol is, wen sijn' rossenGa naar voetnoot1607
Te wet gaen, en hem 't licht der starren komt verlossen,Ga naar voetnoot1608
En dat de twyfeldagh den nacht kryght op den hals.Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
De menight staet versuft. Men prijst doch nau van all's,
Een ding soo seer als 'tgeen dat ons nu word onttogen.Ga naar voetnoot1610-1611
Die door haer schoonheyd, dees is door haer' jeughd bewogen:Ga naar voetnoot1612
Dees door het dwaelsieck luck, dat heyning kent, nocht sloot:Ga naar voetnoot1613
Altsaemen door dien moed wtdaeger van de dood.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
S'heeft Pyrrhus achter haer: ja d'harten selfs der riddrenGa naar voetnoot1615
Soo wel als van het schuym des legers, staen en siddren,
Vol van medoogentheyd, en van verwondering.Ga naar voetnoot1617
Na dat den steylen bergh ten top de jongeling
Beklommen, en dat hy nu op de kruyn verhevenGa naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Van vaders hooge tomb sich had in stand begeven,Ga naar voetnoot1620
De dappere mannin in 't minste niet en swicht:Ga naar voetnoot1621
Sy staet hem fors, den slagh biende een fel aengesicht.Ga naar voetnoot1622
So kloeck een moed doorsnyd het hart van stoute en bloodeGa naar voetnoot1623
En een nieu wonder is hier Pyrrhus suf op doode'.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Met dat van sijner hand de styfgejaeghde klingGa naar voetnoot1625
| |
[pagina 611]
| |
In d'overschoone borst tot aen 't gevest toe ging,
En maeckt een' wyde wond: so dat de ribben knarsten,
De dood daer in, het bloed daer schielijck wt quam barsten:
In 't sterven self nochtans sy van den moed niet scheyd:Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Voor over storte sy met gramme kraghtigheyd,Ga naar voetnoot1630
Als ofse Achilles had met d'aerde willen pletten.Ga naar voetnoot1631
De schaeren schreyende sich allebeyde ontsetten.Ga naar voetnoot1632
De Phrygiaen bedeest geluyt van steenen slaet.
De triomfeerder klaer sijn steenen hooren laet.
1635[regelnummer]
Dus ging het offer toe. Al 't bloed werd van 't verbolgenGa naar voetnoot1635
En wreede graf, eer 't staen of vloeyen kon, verswolgen.Ga naar voetnoot1636
Hecuba:
Gaet Griecken gaet, u roept een veylge wegh te rug:
Ontvout het laecken, maeckt uwe hooge stevens vlug,Ga naar voetnoot1638
En spout de zee: ghy hebt haer weygren niet te schroomen.Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De maeghd en 't kind sijn om, de krijgh ten end gekoomen.Ga naar voetnoot1640
Waer met myn' traenen heen? waer leyder spuw ick wtGa naar voetnoot1641
D'onwyffelijcke siel van desen taeyen huyt?Ga naar voetnoot1642
Sal ick mijn' dochtr', of neef, mijn man, of land betreuren?Ga naar voetnoot1643
Oft all' of my? o dood moght ghy my slechts gebeuren!Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De jonge kinderen, de maeghden ghy verdoetGa naar voetnoot1645
Met kraght, en over al met haestigheden woed:Ga naar voetnoot1646
Alleene schreumtghe my: en weetme tusschen 't stuwenGa naar voetnoot1647
Der pylen, onder 't swaerd, en in den brand te schuwen.Ga naar voetnoot1648
Ghy hebt my die u socht den heelen nacht geweert,
| |
[pagina 612]
| |
1650[regelnummer]
En vyand val nocht vier mijn' leden heeft gedeert.
Stond ick u niet soo reed als Priaem?Ga naar voetnootVs. 1651
Bode:
Slaefsche hoopen,
Ras t'scheep. De vloot wil t'seyl, en is al afgeloopen.Ga naar voetnoot1652
FINIS.
|
|