De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 564]
| |
De darde handel.
ANDROMACHE. RAEDSMAN. ULYSSES.
Andromache:
Wat mooghtghe dus ontsteld uw hayr aen flarden rucken,
O Phrygiaensche schaer! wat scheurtghe uw' borst aen stucken,
En sprengt uw' wang met vocht dat wt uwe oogen vliet?Ga naar voetnoot603
Druckt schreyen 't lyden wt, soo is 't soo lastigh niet.Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Ghy hebt oud Troien thans, maer ick al lang sien vallen:
Van zedert soo verwoed, rondom de staende wallen,Ga naar voetnoot606
Met sijn' strijdwagen styf, en wacker aengesweept,Ga naar voetnoot607
De wreede Peleus soon mijn' leden heeft gesleept:Ga naar voetnoot608
So dat sijne eygene as van Hectors swaerte steende,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Met ziddring, en gekraeck, en 't waerde lijck beweende:
Doen viel de stad verdelght, en overrompelt neer.
Ick laes versuft door ramp, en ben mijns selfs niet meer,Ga naar voetnoot612
Maer word beroyd van hoofd vast heen en weer gedreven.Ga naar voetnoot613
'T en waer dat dees my hiel, ick had my lang begevenGa naar voetnoot614
615[regelnummer]
Te volgen mynen man, om my den Grieck t'ontslaen.Ga naar voetnoot615
Dees temt myn' moed, en let my in myn' dood te gaen:Ga naar voetnoot616
Dees dwingt my d'harde Goon om troost noch wat te smeecken:
Dees reckt myns lydens tyd: dees heeft my laes versteeckenGa naar voetnoot618
Van 's jammers grootste vrucht, dats angsteloos te staen.Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
De deur is toe voor heyl, maer op voor gruwelquaen.Ga naar voetnoot620
'T is d'aldergrootste ellend noch hopeloos te duchten.Ga naar voetnoot621
| |
[pagina 565]
| |
Raedsman:
Verslegene wat vrees u dus verbaest doet suchten?Ga naar voetnoot622
Andromache:
Wt d'eene ramp ontstaet een swaerder ongeval:
Van 't stortende Ilium houd 't noodlot noch geen' stal.Ga naar voetnoot624
Raedsman:
625[regelnummer]
En of't den Goon geviel te meerdren onse ellenden,Ga naar voetnoot625
Wat neerlaegh kosten sy ons swaerder oversenden?
Andromache:
De stadigh duystre kuyl, en 't slot van d'afgrond StyxGa naar voetnoot627
Sich opent, en op dat ons [die nu door veel schricx,
En ramp sijn afgemat] geen' vreese soude ontbreecken,
630[regelnummer]
Soo komen voor den dagh het hoofd ten grave wt steecken
De vyanden, die lang ter aerde sijn gedaen.
Hoe kan de Grieck alleen dien wegh dan aersling gaen?Ga naar voetnoot632
De dood doet elck gelijck. De Phrygen sich ontstellen
In die gemeene schrick: maer my is komen quellenGa naar voetnoot633-634
635[regelnummer]
Een sonderling gesicht van een' benaude nacht.Ga naar voetnoot635
Raedsman:
Seg wat gesicht het was dat u dees' vreese bragt?
Andromache:
De nacht die met haer' rust ons voed was half ten ende,
De kleyne beer alree sijn blinckend juck omwende:Ga naar voetnoot638
Als my bedruckte omhelsde eene onbekende rust,
640[regelnummer]
En korte slaep bekroop, die myne droefheyd sust:
Soo 's baesenden gemoeds verstocktheyd soude mogen
| |
[pagina 566]
| |
Gereeckent sijn voor slaep: als schielijck voor myne oogenGa naar voetnoot641-642
Stond Hector mijn gemael: niet soo hy wylens plagh
Het forsse Argivische heyr trots leverende slagh,
645[regelnummer]
Met lichten fackelbrand, en swart bepeckte reepen,Ga naar voetnoot645
Te staen na het bederf van all' de Griecxsche schepen:Ga naar voetnoot643-646Ga naar voetnoot646
Nocht soo hy dol, verwoed van moorden, en verslaen,
Een' waeren buyt ondroegh den valschen Peleaen:Ga naar voetnoot648
Die vlammende helderheyd hadde hy niet meer ontloocken
650[regelnummer]
In't voorhoofd, soo hy plagh: maer loof, versuft, gebrokenGa naar voetnoot649-650
Van moed, 't gesicht belaen met traenen soo als wy,Ga naar voetnoot651
Het hayr om 't hoofd beswalckt: nochtans so lusten't myGa naar voetnoot652
Den held op nieus te sien: doen als geparst van rouwe,Ga naar voetnoot653
En schuddende sijn hoofd: ontwaeck, seyde hy, mijn' trouwe
655[regelnummer]
En waerde bedgenoot, ontwaeck, en berg ons kind:
Dit is ons eenigh heyl, dat niemand dit en vind':
Uw schreyen staeckt. Wat steentghe om d'omgestorte steenen?
Lagh Troie daer mede heel. Flucx op, stop yeuwers heenenGa naar voetnoot658
De spruyt van Hectors huys. Tot ziddrens toe my sloegh
660[regelnummer]
Eene eysselijcke schrick, die all' mijn' slaep verjoegh,
Den vaeck wt d'oogen schopte, wt d'oogen, die ick herwaertsGa naar voetnoot661
Bedeesdelijcken sla, nu weer angstvalligh derwaerts,Ga naar voetnoot662
| |
[pagina 567]
| |
Vergetende mijn' soon, ick tast na Hector, doch
'T omhelsen heeft geen vat aen't spoockende bedrogh.Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
O soone! waere lote uws loffelijcken vaders,
Der Phrygen eenige hoop, en toeverlaet, mitsgaders
De troost alleen van 't huys nu laes! ten val gedoemt:
O spruyt van 't oude bloed! al t'edel, en beroemt,Ga naar voetnoot668
Uw' vader heel gelijck: mijn Hector was voor desenGa naar voetnoot669
670[regelnummer]
Dusdanigh van gelaet, van opsicht, en van wesen:Ga naar voetnoot670
Dusdanigh oock van tred: sijne handen sterck, en fier,Ga naar voetnoot671
Syne hooge schouderen, 't hadde alles sulck een' swier:Ga naar voetnoot672
Ia self dat straf gesicht, als hy 't van gramschap sweyde,Ga naar voetnoot673
En om den breeden neck die lange hayrlocken spreyde.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
O die geboren sijt laet voor den Phrygiaen,Ga naar voetnoot675
Maer voor uw' moeder vroegh: sal eens die dagh opgaen,
Sal die geluckige uur oock komen eens voorseker,Ga naar voetnoot677
Dat ghy een schut, en scherm, en der Troiaenen wreecker
Sult sijn, en rechten op het Pergamum, of't schoonGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
Voor desen langen tyd te vallen is gewoon;Ga naar voetnoot679-680
En saemelen by een' de borgery van Troien,
Die d'oorloogh, voor de vlught, deê jammerlijck verstroyen:Ga naar voetnoot682
En stellen 't vaderland, en 't Phrygiaens geslacht
In ouden stand, en naem? maer weder nemende achtGa naar voetnoot684
685[regelnummer]
Op mijn rampsaligh lot, soo weet ick dat mijn wensche
Mijn' staet te boven gaet: 'T most my gevange menscheGa naar voetnoot686
| |
[pagina 568]
| |
Genoegh sijn dat ick leve. Ach vaderloose wees!
Wat schuylplaets salder nu getrou sijn aen mijn' vrees?Ga naar voetnoot688
Die rijcxste burgh van al het Asiaens geweste,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Omheynt met haylgen muur, en Goddelijcke veste,Ga naar voetnoot690
Wel waerd te sijn benijd, beroemt soo wijd en veer,
Nu maer een puynhoop is. Waer ick myne oogen keer
De vlam heeft alles wech, en van soo hoogh verheve,Ga naar voetnoot693
En overgroote stad is nergens overbleve'
695[regelnummer]
Een' schuylplaets voor een kind. Wat hoeck, wat plaets, amy!Ga naar voetnoot695
Verkies ick best ter nood voor mijn' bedriegery?Ga naar voetnoot696
Daer is een heerlijck graf, 't welck, overmits het haylighGa naar voetnoot697
Mijn' man is toegewyd, voor 's vyands woen bleef vaylighGa naar voetnoot698
En ongeschent tot noch, een eyslijck groot gevaert:Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Dat Priaem, die in rou noyt kosten heeft gespaert,Ga naar voetnoot700
Tot sijnes waerde soons gedachtenis deê bouwen:Ga naar voetnoot701
Wien kan ick beter als sijn' vader hem betrouwen?Ga naar voetnoot702
Ick voel een killend sweet door all' mijn' leden gaen,
En sie dees' naere plaets met droevigh voorspoock aen,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
En vreese dat dit graf een ander graf beteeckent.
Raedsman:
'T heeft veelen 't lijf gebaet voor dood te sijn gereeckent,Ga naar voetnoot706
Alle hoop is wt met ons: hem druckt een lastigh juck,
Sijn adelijck geslacht hem smoort in 't ongeluck.Ga naar voetnoot707-708
Andromache:
Dat niemand ons verra.
| |
[pagina 569]
| |
Raedsman:
Best gaenwe wat ter syen,
710[regelnummer]
Op dat geen' tuyge melde ons' vroome sluyckeryen.Ga naar voetnoot710
Andromache:
Soo vyand na hem vraeght.
Raedsman:
Soo seg in Troiens val
Is hy al lang vermist.
Andromache:
Maer of ick hem nu al
Verschuyl, hy moet doch weer vervallen in hunne handen.
Raedsman:
's Verwinners gramschap plagh in 't eerst op 't heetst te branden.Ga naar voetnoot714
Andromache:
715[regelnummer]
Hy schuylt met swaere vrees in 't wterste gevaer.
Raedsman:
Die in benautheyt steeckt neemt tot beschutting maer
Het reedste dat hy vind: dan die, wien 't magh gebeure'Ga naar voetnoot717
Een veyligh overleg, kan langsaem gaen te keure.Ga naar voetnoot718
Andromache:
Waer is soo verre een' plaets, soo woest een' wildernis,
720[regelnummer]
Die voor u, o mijn soon! een sekre schuylhoeck is?
Wie salder sorgen doch voor ons bedeesde lieden,Ga naar voetnoot721
En in de laeste nood ons hulp en bystand bieden?
Wie sal ons schutsheer sijn? Vaert ghy dit Hector aen:Ga naar voetnoot723
Bescherm ons als ghy staegh uw' magen hebt gedaen:Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Bewaer getrouwelijck uwe eegaes dieveryen,Ga naar voetnoot725
En laet uw dood gebeent dit levend lijck bevryen.Ga naar voetnoot726
Nu soone duyck in 't graf. 'T schijnt of ghy van my vlied,Ga naar voetnoot727
En in soo vuyl een' plaets te schuylen u ontsiet.Ga naar voetnoot728
| |
[pagina 570]
| |
Ick merck uw' eedlen aerd. Ghy schaemt u noch te vreesen.
730[regelnummer]
Leg af dit hoogh gemoed, dat in u plagh te wesen,Ga naar voetnoot730
En treck een ander aen, 't welck 't ongeluck u hiet.Ga naar voetnoot731
Schou wat hier ovrigh is van 't gants Troiaens gebied,
Een' grafstede, een' slavin, een weeskind sonder vader.
Voor ramp men swichten moet. Koom soone, tre wat nader,
735[regelnummer]
En derf het stuck bestaen: Uw' trêen en gangen strecktGa naar voetnoot735
Na d'haylge rustplaets, die uw vaders lijck bedeckt.
Wil't noodlot helpen ons, die in ellende steecken,
Ghy sijt hehouden: wil 't den draed uws levens breecken,
Op voorraed is u dan alreede een graf bestelt.Ga naar voetnoot739
Raedsman:
740[regelnummer]
't Slot heelt 't vertroude pand: het welck om niet gemeld
Te worden van uw' vreese, eyscht datmen daetlijck spoede,Ga naar voetnoot740-741
Naer andre plaets, eer dat de vyand yets vermoede.
Andromache:
Die van na by vreest is met sorge minst belaen:Ga naar voetnoot743
Maer laet ons vind ghy't goed vry op een ander gaen.Ga naar voetnoot744
Raedsman:
745[regelnummer]
Bedwing uw wesen wat: wilt uw gebaer betoomen:Ga naar voetnoot745
De Cephaleensche vorst schijnt op ons aen te koomen,Ga naar voetnoot746
Met ysselijcken tred.Ga naar voetnoot747
Andromache:
Gaep aerde, en ghy mijn hoofd,
Mijn troost, mijn bedgenoot, 'tgereten aerdrijck klooft,Ga naar voetnoot748
Tot 't binnenste van Styx: dat in die diepe kuylenGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Mijn pand, aen dy vertrout, te veyligher magh schuylen.Ga naar voetnoot750
| |
[pagina 571]
| |
Daer komt Vlysses self, met een' verwarden tred,
Bekommert van gelaet: Hy breyd in 't hart een netGa naar voetnoot751-752
Van loose schallickheen.Ga naar voetnoot753
Vlysses:
Ick die, God wouds, verkoren,
Bedien het strenge lot, voor ditmael u beschoren,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Versoeck voor eerst, schoon ick de boodschap dy maeck kond,
Dat ghyse niet ontfangt als komende wt mijn' mond:
'Tis aller Griecken stem, en d'wtspraeck aller heeren,Ga naar voetnoot757
Door Hectors oir verlet tot noch toe t'huys te keeren:Ga naar voetnoot758
Het noodlot eyscht dit kind. De Grieck schoon over zee,
760[regelnummer]
Nau stellende geloof op een' onsekren vre,Ga naar voetnoot760
Blyft staegh met sorg belaen: de vreese voor sijn' rijcken
Hem, met bekommering, steeds sal te rug doen kijcken,Ga naar voetnoot762
Nocht dulden datmen hang de schilden aen den wand,Ga naar voetnoot763
Soo lang de Phrygiaen, de wraeck van 't vaderland
765[regelnummer]
Wt uwen soon verwacht, en hoopt op sijne sege.Ga naar voetnoot765
Andromache:
Spelt Calches dat?
Vlysses:
En schoon de wichler Calches swege,Ga naar voetnoot766
Soo seyd het Hector self, wiens stam ons houd in vrees.Ga naar voetnoot767
Eelaerdigh saed wast op na'et geen waer wt het rees:Ga naar voetnoot768
Soo loopt de jonge stier ter sijden van den grooten,
770[regelnummer]
Al eer sijne hoorens 't vel beginnen door te stooten:Ga naar voetnoot770
| |
[pagina 572]
| |
Maer als hy hals en hoofd om hoogh komt rechten me,Ga naar voetnoot771
Beheerscht hy self de kudde, en sijnes vaders vee.
Eene afgehouwe telg geplant sal 't hoofd verheffen,Ga naar voetnoot773
En selve in groote eerlang haer' moeder overtreffen,
775[regelnummer]
En levren 't aerdrijck schaeu, den Hemel bosch en loof.Ga naar voetnoot775
Soo neemt de brand weer toe van 't vier, dat niet heel doof,Ga naar voetnoot776
Bleef smeulen in sijne asch. Ick weet wel dat de droefheyd
De saeck, gelijck 't behoort, niet op haer' rechte proef leyd:Ga naar voetnoot778
Indien ghy 't niet te min wel by u selve wickt:Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Ghy sult een' oud' soldaet vergeven, dat hy schrickt,
En na tien oegsten vreest, en soo veel' wintervlaegen,Ga naar voetnoot781
Voor krijgh, en oorlooghsramp, en nieuwe nederlaegen,
En Troie nimmer vlack genoegh voor ons gevelt.Ga naar voetnoot783
'T is geen' geringe vrees die 't Griecxsche leger quelt,
785[regelnummer]
En dus bekommert houd: 't is Hector, maer de tweede,Ga naar voetnoot785
Wiens wackerheyd nu word van ons gevreest alreede.
Verlos ons van dien angst. Dese eenige oorsaeck letGa naar voetnoot787
De schepen, die alree te water sijn geset:Ga naar voetnoot788
Hier hapert onse vloot: en achtme niet moordadigh,Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Dat ick, gelast by lot, uw' soon eysch ongenadigh:Ga naar voetnoot790
Ick eyschte Orestes wel: dus schoume niet voor wreed.Ga naar voetnoot791
Lyd 'tgeen hier voormaels self uw overwinner leed.Ga naar voetnoot792
Andromache:
Och soone! waertghe slechts in uwer moeder handen,
Of wist ick wat gevaer u nu in vreemde landen
| |
[pagina 573]
| |
795[regelnummer]
Veer van my houd verruckt; ick soude het moedershart
Niet eenmael trecken wt: al waer 't schoon dat met smartGa naar voetnoot795-796
Mijne handen doorgesneen in scharpe stricken lagen:Ga naar voetnoot797
Of dat my 'svyands stael sou door den boesem jaegen:
Of dat eene heete vlam van wedersijds gestoockt,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Mijne heupen had verbraen, en lendenen verschroockt,Ga naar voetnoot800
Ick storf, of ging u na: nu kan ick laes niet raedenGa naar voetnoot801
Wat ramp u houd beset: of ghy in achterpadenGa naar voetnoot802
Door bosch, en bergen dwaelt: dan of de woeste smoockGa naar voetnoot803
Der stad u heeft verstickt: en of de vyand oock
805[regelnummer]
Gespeelt heeft met uw bloed: of dat ghy sijt verbetenGa naar voetnoot805
Van 'twild gedierte, of streckt d'Ideesche kraey tot eten.Ga naar voetnoot806
Ulysses:
Wech met dien sotten klap, en die geveynsde praet:
Denck dat Vlysses sich soo licht niet mompen laet.Ga naar voetnoot808
Wy hebben eer verschalckt de moederlijcke treken,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Ia van Godinnen selfs: wech met dit ydel spreecken:Ga naar voetnoot810
Wech met dien ydlen raed. Waer is uw soontie flucx?Ga naar voetnoot811
Andromache:
Waer is al 't Phrijgisch volck na soo veel ongelux?
Waer Hector? waer Priaem? ghy soeckter een' by naeme,
Helaes! Andromache bedruckt soecktse all' te saeme'.
Vlysses:
815[regelnummer]
'T geen ghy van selve ontsegt te melden, sal de dwangGa naar voetnoot815
Wtparssen met geweld.
Andromache:
S'is voor geen sterven bang
Die moet, en wil, en kan in 't sterven syn te vreden.
| |
[pagina 574]
| |
Vlysses:
Een' wie de dood genaeckt ontvallen d'hooge reden.Ga naar voetnoot818
Andromache:
Indien ghy dwingen wilt met vrees my droeve mensch,
820[regelnummer]
Met 'tleven dreyg ons eer: want sterven is mijn wensch,
Vlysses:
De smarte sal eerlang met water, vier en koolen,
En doodelijcke pijn, 'tgeen in de duystere holen
Uws veynsenden gemoeds dus lang verborgen lagh,Ga naar voetnoot823
Wel tegens uwen danck doen komen voor den dagh.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
De nood is starcker als de liefde tot de sijnen.
'Tis sotte trouwigheyd, te willen sich verpijnenGa naar voetnoot826
Om helen, 'tgeenmen doch eerlange melden moet.Ga naar voetnoot827
Andromache:
Laet komen voor den dagh al 'tgeen dat dol verwoed
Een grimmigh overheer bedenckt voor beulsche vonden:Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Vier, water, honger, dorst, en diep gedreve wonden,
En 's kerckers stanck, en smet wt vuyligheyd gegroeyt,Ga naar voetnoot831
En ysers heet van gloed in 't ingewand geschroeyt,
En wat hy meer bedenckt; ick ben't getroost te draegen.Ga naar voetnoot833
Een moedigh moedershart en kan geen' vrees vertsaegen.Ga naar voetnoot834
Ulysses:
835[regelnummer]
Maer hoor Andromache, de selve liefd waer door
Ghy dus hardneckigh blijft, en niemand geeft gehoor,
De Griecken noopt, en raed voor hunne onnoosle kindersGa naar voetnoot837
Te sorgen. Na tien jaer, na soo veel ramps, en hinders,Ga naar voetnoot838
En verre wtheemschen krijgh, ick min sou sijn bevreestGa naar voetnoot839
840[regelnummer]
Voor d'angst, en sorg, waermede ons Calches maeckt bedeest,
| |
[pagina 575]
| |
Vreesde ick voor my alleen. Uw soon ontseyd ten strydeGa naar voetnoot841
Mijn soontie Telemaech.Ga naar voetnoot842
Andromache:
'K sal Griecken u verblyde'
Maer tegens mynen danck. Hoe kan ick, droeve vrou,
Nu smooren in mijn hart mijn' ingekropten rou.Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Atryden alle bey, ghy mooght u vry verheugen,Ga naar voetnoot845
En ghy Vlysses sult met blyde tyding meugen:Ga naar voetnoot846
Gelijck ghy sijt gewent, weer na de Griecken treen,
En seggen: Hectors soon, en oir is overleên.Ga naar voetnoot848
Ulysses:
En dat sulcx waerheyd is, hoe sult ghy 't hun bewysen?
Andromache:
850[regelnummer]
Alsoo gebeurme 't swaerst dat yemands siel doet ysenGa naar voetnoot850
Door 's overwinners grim, en vreeslijck dreygement:Ga naar voetnoot851
Alsoo jon 't noodlot my een rijp en saligh end,Ga naar voetnoot852
Begraef my in mijn land, en Hector, na sijn' waerde,Ga naar voetnoot853
Sy sachtelijck gedruckt van 's lieven vaders aerde:Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Soo waerlijck als hy lichtontbeerigh leyd versmoort,Ga naar voetnoot855
En sielloos wech heeft 't geen sijne wtvaert toebehoort,Ga naar voetnoot856
En onder d'andre doon sijn' bleecke schim gaet mengen.Ga naar voetnoot857
Ulysses:
Ick sal verblyd den Grieck de blyde boodschap brengen,
Dat 't noodlot door de dood van Hectors soon gesust,
860[regelnummer]
Hy op den vrede steun, en stel sijn hart gerust.Ga naar voetnoot860
Wat droomtghe Vlysses, hoe? Sal dy de Grieck vertrouwen?
| |
[pagina 576]
| |
Ghy, wie? de moeder? hoe, in 't midden van 't benouwen,Ga naar voetnoot862
Sou die versieren yet, en bevende in de noodGa naar voetnoot863
Het voorspoock niet ontsien van soo vervloeckt een' dood?Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Voorspoocksel vreesen die geen swaerder dingen vreesen.Ga naar voetnoot865
Met eeden sy haer' trou gestaeft heeft, en bewesen:
Soose eedbreeckt, kanse wel een' swaerdre plaegh ontsien.Ga naar voetnoot867
Nu mijn gemoed, neem vry te hulp, en dat u dien
Bedrogh, en list, en een Vlysses die volmaeckt is.Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Men deckt de waerheyd, maer sy rust niet voor sy naeckt is.Ga naar voetnoot870
Doorsnuffel haere siel. Sy kermt, sy maeckt misbaer,Ga naar voetnoot871
Sy steent, en trappelt vast angstvalligh hier en daer,Ga naar voetnoot872
En vangt de reden, en het geen haer komt te veurenGa naar voetnoot873
Met een bekommert oor. Hier is meer vrees als treuren:
875[regelnummer]
Vernuft is hier van doen. Andre ouders in den rouGa naar voetnoot861-875Ga naar voetnoot875
Behoeven troost; maer ghy geluckigh sijt mevrou,
Dat ghy uw' soon nu mist, die anders most besuurenGa naar voetnoot877
Een' wreede, en bittre dood by d'omgevalle muuren,
En storten over 't hoofd van 's toorens hooge kruyn,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Die eenigh ovrigh rijst in Troiens heete puyn.Ga naar voetnoot880
Andromache:
De moed beswijcktme helaes! 't lijf trilt, de leden sygen,Ga naar voetnoot881
En 't bloed door koude stolckt.Ga naar voetnoot882
| |
[pagina 577]
| |
Vlysses:
Hier hier most ickse krygen,Ga naar voetnoot882
Sy helde na dien wech: De vrees heeft haer verraen:Ga naar voetnoot883
Ick sal een' nieuwen schrick haer weder jaegen aen.
885[regelnummer]
Dewyle dan het kind, tot soen des muurs verkoren,Ga naar voetnoot885
En nu voor wt getreen, een' sachtre dood deê smooren,Ga naar voetnoot885-886Ga naar voetnoot886
Waer door het niet en kan den priester als 't behoort
Ten offer volgen na; soo seyd ons Calches voort,Ga naar voetnoot888
Dat Hectors assche moet tot soen der golven strecken,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
En sijn in zee verspreyd, op datwe mogen trecken
Ontslaegen van dien vloeck met onse schepen t'huys.Ga naar voetnoot890-891
En moet sijn heerlijck graf gemorselt sijn tot gruys.Ga naar voetnoot892
Vermids dan Hectors soon de dood die hy was schuldigh,
Door 't sterven is ontslipt, soo moetghe sien geduldigh
895[regelnummer]
Dat wy onse handen aen dese haylge rustplaets slaen.Ga naar voetnoot895
Andromache:
Rampsaligh mensch wat raed? wat sultghe best bestaen?Ga naar voetnoot896
Een' dobble vreese breeckt mijn hart nu in twee stucken:
Hier komtme 's mans gebeente, en daer mijn soontie rucken,
Wat syde of 't winnen wil? Ick sweer ick sweer by all'Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
De Goon, by u mijn' man: Wiens siel my altyd sal
Verstrecken voor een' God, dat my niets kan behaegenGa naar voetnoot901
In mynen soon als ghy; dat hy noch reck' sijn' dagen,Ga naar voetnoot902
Op dat ick in hem sie 't afsetsel van uw beeld.Ga naar voetnoot903
Leed ick dan datmen dus met uw gebeente speelt,Ga naar voetnoot904
| |
[pagina 578]
| |
905[regelnummer]
En datme' uwe aschen sprey, en wtstorte op de baeren:
Neen dat dees liever sterve. O moeder vol beswaeren!Ga naar voetnoot906
Hoe sultghe konnen sien dat uw geliefde soon
Gemartelt worde, en sterf soo veel' vervloeckte doon?Ga naar voetnoot908
Hoe sultghe konnen sien, met onbetraende kaecken,
910[regelnummer]
Hem komen rollen neer van d'hooge toorendaecken?
Och ja, en met geduld, als slechts 's verwinners handGa naar voetnoot911
Mijn' Hector na sijn' dood niet stroye langs de strand.Ga naar voetnoot912
Maer hoe? dees' sal sijn' straf met smarte en pyne smaecken,Ga naar voetnoot913
Den afgestorven kan nocht smert nocht pyne raecken,
915[regelnummer]
Maer is in veylge rust. Wat drijftghe tusschen twee,
En twijffelt wienghe wilt bevryden van dit wee:
Staet niet uw Hector daer? Neen, neen, ick sie waerachtigh
Een' Hector hier, en daer: maer dees sijn' sinnen maghtigh,Ga naar voetnoot918
Sal mooghlijck vaders dood noch dienen tot een' wraeck.
920[regelnummer]
Wat doet ghy, droeve vrou! in dees' benaude saeck?
Sy konnen beyde doch niet wel behouden wesen,Ga naar voetnoot921
Behoed dan liever dien, die Grieckenland doet vreesen.
Ulysses:
Gaet heen, gaet snellijck voort, en haelt my voor den daghGa naar voetnoot923
Den vyand onses naems, 't sy waer hy steecken magh,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Door moeders list verschuylt, de leste schrick der Greecken.Ga naar voetnoot925
Daer is hy vast. Vaert voort. Wat magh u doch ontbreecken?Ga naar voetnoot926
Wat vreestghe, en siet noch om? 't is doch met hem gedaen.Ga naar voetnoot927
Andromache:
Och dat my vreese kost noch eenighsins bevaen:Ga naar voetnoot928
| |
[pagina 579]
| |
Maer 't is gewoonte nu voor my altijd te schroomen,
930[regelnummer]
En 't word niet haest verleert dat vast is aengenomen.Ga naar voetnoot930
Ulysses:
Ick sal der Goden raed wtvoeren na'et bescheer,Ga naar voetnoot931
En sal het hooge graf omrucken gants om veer.Ga naar voetnoot932
Andromache:
'Tgeenghe eenmael hebt verkocht.Ga naar voetnoot933
Ulysses:
'T sal evenwel geschieden.
Andromache:
Waer is Achilles woord, waer sijn nu d'HemelliedenGa naar voetnoot934
935[regelnummer]
Beroepen in den eed? o Pyrrhus! koom beschut
Uw eygen vaders gift.
Andromache:
So grouwelijcke wercken
Dorst noyt de Grieck bestaen. Ghy hebt Godhaylge kerckenGa naar voetnoot938
Ia selfs van Goden die u gunstigh sijn geweest
940[regelnummer]
Onthayligt, en geschend: maer hebt tot noch gevreest
De dooden in hun graf wt dolheyd aen te randen.Ga naar voetnoot941
Ick sal u tegen sijn, en met ontwapende handenGa naar voetnoot942
Uw' wapens tegens staen. De gramschap salme maghtGa naar voetnoot943
Verleenen tot dit werck: gelijck met dolle kraghtGa naar voetnoot944
945[regelnummer]
De forsse Amazon plagh te sloopen Griecxsche schaeren:Ga naar voetnoot945
Of als een' Maenas, daer de God is ingevaeren,Ga naar voetnoot946
| |
[pagina 580]
| |
Gewapent met haer' thyrs, met een' beseten tredGa naar voetnoot947
De boomen dreyght, en 't woud, en van verstand ontsetGa naar voetnoot948
Quetst datse 't niet en voelt: So sal ick my begevenGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
In 't midden van 't gedrang, en als ick heb bedreven
Al 't geen tot voorstand van dees' grafstede helpen kanGa naar voetnoot951
Ick vergesellen sal mijn' overleden man.
Ulysses:
Wat toeftghe, kan een' vrou met kermen, en met raesen,Ga naar voetnoot953
En ydle dolligheyd uwe harten noch verbaesen?Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Doet datmen u gebied.Ga naar voetnoot955
Andromache:
Velt my, velt my veel eer,
En met uw vinnigh stael my liever houwt ter neer:
Scheurt op d'Avernsche poel, en breeckt des noodlots marren,Ga naar voetnoot957
Mijn Hector d'aerde rijt, en doetse haer' keel opsparren:Ga naar voetnoot958
Om desen Ithakees den moed te doen vergaenGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Is mans genoegh uw' schim. 'K sie hem gewapent staen:
Hy drilt, en schiet met vier. Siet ghy hem niet, o Greecken!Ga naar voetnoot961
Of sie ick hem alleen?
Vlysses:
'K sal alles af doen breecken.
Andromache:
Wat gaet dy moeder aen! Ghy velt met eenen slagh
Uw' soon, en eegemael: Misschien ghy met geklagh,Ga naar voetnoot963-964
965[regelnummer]
En met gebeen den haet der Griecken sult versetten,
Het swaer gewight van 't graf 't verborgen kind sal pletten:
| |
[pagina 581]
| |
'T ellendigh wicht verga veel eer, 't sy aen wat oord,Ga naar voetnoot967
Eer van den vader 't kind gekneust word, en versmoort:Ga naar voetnoot968
Eer 's vaders last den soon sou pletten en vernielen.
970[regelnummer]
Ulysses ach! ick koom demoedigh voor u knielen;
En d'hand die noyt en dede het geen dat sy nu doet,
Raeckt met verslagenheyd Ulysses uwen voet:Ga naar voetnoot972
Der moeder u erbarm: Wilt gunst aen my besteden,Ga naar voetnoot973
En hoor met sachten sin mijn smeecken en gebeden;Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
En hoe ghy hooger van de Goden sijt gestelt,Ga naar voetnoot975
Soo veel te sachter druckt die staen in uw geweld.Ga naar voetnoot976
De weldaet dieghe doet aen hen die moeten swichten
Dient om 'tgeluck aen u noch wyders te verplichten.Ga naar voetnoot978
Soo moet uw' kuysche vrou u in haer bedde ontfaen:Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Soo moet uw vader noch in jaeren groeyen aen,Ga naar voetnoot980
Tot dat hy sijnen soon met wellekomst magh groeten:Ga naar voetnoot981
Soo moet uw soon u na uw' wederkomste ontmoeten:Ga naar voetnoot982
Soo moet hy meerder heyls als ghy self wenscht ontfaen:Ga naar voetnoot983
Laërt in jaeren, u in raed te boven gaen.Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Erbarm u over dit ellendigh moeders leven,Ga naar voetnoot985
Die niet als desen troost in 't lyden is gebleven.Ga naar voetnoot986
Ulysses:
Breng ons het kind te voorschijn,
Dan salder eerst gehoor sijn.
Andromache:
Koom wt het hol daer ick u heb gevlught,Ga naar voetnoot989
| |
[pagina 582]
| |
990[regelnummer]
O droefste vrous beschreyelijcke vrucht!Ga naar voetnoot990
Dits 't kind dat ghy, Ulysses, wenscht verstickt:
Waer voor een' vloot van duysend schepen schrickt.
Duyck, jongske, duyck: Werp u ter aerde neer:Ga naar voetnoot993
En 't handje vley de voeten van uw' heer.
995[regelnummer]
Beeld u niet in dat yetwes quaelijck past,Ga naar voetnoot995
'T geen de Fortuyn haer' schoovling leyd te last.Ga naar voetnoot996
Vw oud geslacht, dien koninglijcken glans,
En het gerecht des grooten oudenmans,Ga naar voetnoot998
Al 't aerdrijck om vermaert, set wt den sin:
1000[regelnummer]
En nimmermeer en val u Hector in.Ga naar voetnoot1000
Buygh, kleyne knien: uw lijf na'et slaeven set.Ga naar voetnoot1001
Soo u de kindsche onnooselheyd belet,Ga naar voetnoot1002
Ter halver dood uwe wtvaert te bevroen,Ga naar voetnoot1003
Schrey dan, om dat ghy 't siet uw' moeder doen.
1005[regelnummer]
Oud Troie sagh sijn konings kindsheyd meGa naar voetnoot1005
Van traenen nat. De kleyne Priam deê
Den dreygenden Alcides worden weeck:Ga naar voetnoot1007
Die forssert, die, voor wiens geweld besweeckGa naar voetnoot1008
'T woed ongediert, daer oyt af werd gehoort:Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Die na de bres gemaeckt in Plutoos poort,Ga naar voetnoot1010
Sich ruggeling te maecken wist ruymbaenGa naar voetnoot1011
Door 't duyster heen: verwonnen van een' traen,Ga naar voetnoot1012
| |
[pagina 583]
| |
Welck op de wang sijns kleynen vyands lagh:
Ick, seyde hy, gun u 'tkoninglijck gesagh:
1015[regelnummer]
Sit op den troon uws vaders hoogh in 't goud:
En sijnen staf, maer bet uw' woorden houd.Ga naar voetnoot1016
Dit was, wou hy, 's gevangens hardste straf.Ga naar voetnoot1017
Leer Hercules sijn' sachte gramschap af.Ga naar voetnoot1018
Of en vermaeckt u niet als sijn geweer?Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Geen smeecker leyd voor uwe voeten neerGa naar voetnoot1020
Van mindren staet, en bid maer lijfs gena.Ga naar voetnoot1021
Dat het na lust van 't luck sijn erfrijck ga.Ga naar voetnoot1022
ULYSSES. ANDROMACHE. ASTYANAX.
Ulysses:
Verbaesde moedersrou ontroertme wel het harte,Ga naar voetnoot1023
Nochtans ontroertme meer der Griecksche moedren smarte,
1025[regelnummer]
Tot wier groot hartenleet dit kind opwassen sal.
Andromache:
Sou dit de man wel sijn, en hand, die Troiens val
Oprechten sal wt d'asch? Moet Troie daer op hoopenGa naar voetnoot1027
Soo is het hopeloos. 'T is veel te veer verloopen:Ga naar voetnoot1028
'T en leyd soo niet met ons' Troiaensche borgeryGa naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Dat yemand vreest met recht voor onse muytery.
Of sou sijn vaders moed hem wel den moed verhoogen,
Te weten, hy wien self rondom den muur getogen
De moed ontvallen sou, die door veel tegenspoed,
En ramp gebroken word. Indienghe van sijn bloedGa naar voetnoot1032-1034
| |
[pagina 584]
| |
1035[regelnummer]
Eyscht wel verdiende straf, wat soudghe meer begeere'?
Veroorlooft hem voor slaef te dienen u ter eere,
Sijn' knechtelijcken hals ontfange het dienstbre jock:Ga naar voetnoot1037
Wie weygert dat een' vorst?
Vlysses:
Ulysses nocht sijn wrock:
Maer Calches slaet het af.
Andromache:
O oorsaeck van mijn lyen!
1040[regelnummer]
Toesteller van bedrogh, en tuck op schelmeryen,Ga naar voetnoot1040
Die niemand voor de vuyst in 't stryden hebt vermant:Ga naar voetnoot1041
Maer door wiens quaeden aerd, en dobbel schalck verstandGa naar voetnoot1042
Selfs Griecken sijn vermoord: stoffeertghe om 't kind te doodenGa naar voetnoot1043
Uw' saeck met wichlery, en met onnoosle Goden?Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Wt uwen boesem komt dit schelmstuck nachtsoldaet,Ga naar voetnoot1045
Een man in kindermoord, nu sijtghe een held op straetGa naar voetnoot1046
By lichten dage alleen.
Ulysses:
Mijn' vroomheyd is den GreeckenGa naar voetnoot1047
Genoegh, den Phrygiaen niet dan te veel gebleecken.Ga naar voetnoot1048
De vloot haere anckers licht. 'T is ongelegen tyd
1050[regelnummer]
Dat ick den ganschen dagh met ydle woorden slyt.
Andromache:
Verguntme een' korte wijl, op dat ick mynen soone
Voor 't wterste bediene, en myne gunst betoone,Ga naar voetnoot1052
En voor het laeste omarm den genen dien ick droegh,
En soo mijn' gierge trou omhelsende vernoegh.Ga naar voetnoot1054
| |
[pagina 585]
| |
Ulysses:
1055[regelnummer]
Och of 't geoorlooft waer dat ick wt mededoogen
My uwer deeren moght: Doch 'tgeenwe alleen vermogenGa naar voetnoot1056
Dat word uw' beê vergunt, te weten tyd en wylGa naar voetnoot1057
Na uw' begeerte, en wensch. Versaed u inder ylGa naar voetnoot1058
Met traenen. Droefheyd word verlicht door bitter schreyen.
Andromache:
1060[regelnummer]
O soet, en waerdigh pand! o eere van 't gescheyen,Ga naar voetnoot1060
En neergeslagen huys, en Troiens laeste lijck!Ga naar voetnoot1061
O schrick van Grieckenland! o moeders ydle wijck!Ga naar voetnoot1062
Wien ick sijns vaders lof, en oorloogskunst ervaerenGa naar voetnoot1063
Toewenschte, en oock den tyd, die in sijn' middeljaerenGa naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Sijn bestevader heeft geluckigh doorgebraght:Ga naar voetnoot1065
Maer d'Hemel heeft myn' bede helaes! niet veel geacht.
Ghy sult van Ilium den scepter niet eens swieren,Ga naar voetnoot1067
In koninglijcke sael: nocht met geboden stierenGa naar voetnoot1068
De volcken wijd en sijt. Voortaen en sultghe niet
1070[regelnummer]
Soo menigh land gebragt sien onder sijn gebied:
Ghy sult niet eenmael laes! de Griecxsche ruggen wonden,Ga naar voetnoot1071
Nocht slepen Pyrrhus lijck aen uw' karros gebonden:Ga naar voetnoot1072
De kleyne wapens ghy met uwe teedere handGa naar voetnoot1073
Niet handlen sult: noch' 'twild, verspreyd door 'twoeste land,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
In bergh, in bosch, en dal geswind en stout najaegen,
En na elck vierde jaer, op d'ingestelde dagen,Ga naar voetnoot1076
| |
[pagina 586]
| |
Den sleep van Troiens spel voortbrengen op de baen,Ga naar voetnoot1077
En voeren edel kind de wackre benden aen:Ga naar voetnoot1078
Ghy sult met snellen voet, en met geswinde keerenGa naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Niet eens om d'outers gaen, en met uw' dans vereeren
Der Phrygen tempelfeest: als 't kromkornets geluydGa naar voetnoot1081
De snelle passen treckt ten wackren voeten wt.Ga naar voetnoot1082
O slagh van wreede dood! veel droever als het sterven,Ga naar voetnoot1083
Sal Troie noch yet sien, 'tgeen sal haer hart doorkervenGa naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Veel meer als Hectors moord.
Vlysses:
Nu moeder 'tweenen laet:
Een' groote droefheyd stelt sich selve doch geen' maet.Ga naar voetnoot1086
Andromache:
Heel kort Vlysses is het marren van ons weenen,Ga naar voetnoot1087
Daer ick om smeeck en bid. Gedoog dat ick den geenen,
Die noch in 't leven is, sijne oogen luycken magh.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Kleyn sterftghe, doch alree draeght Argos dy ontsagh:Ga naar voetnoot1090
Uw Troie wacht uw' komst: wy smelten in ons' traenen.Ga naar voetnoot1091
Ga vry en vranck, en vind d'ontslage Phrygiaenen.Ga naar voetnoot1092
Astyanax:
O moeder u erbarmt!
Andromache:
Wat houdghe mijnen schoot,Ga naar voetnoot1093
En 'smoeders hand, die is een ydele hulp ter nood:Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Als 't teeder kalf sich by de moeder weet te vlyen,
Wanneer het brieschen hoort de leeuwen van ter syen:
Maer het verwoede dier de moeder wijcken doet,
En soeckt den mindren roof, die 't met sijn' tand bebloedGa naar voetnoot1098
| |
[pagina 587]
| |
Verscheurt, verruckt, en sleept: soo sal u wt mijne armenGa naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
De vyand rucken oock. Ontfang mijn droevigh karmen:
Ontfang mijn' laesten kus, en 'twtgetrocken hayr:
En dus gekropt van my ontmoet uw' vader, daerGa naar voetnoot1102
Hy dwaelt in 't saligh veld: doch wilt hem overdraegenGa naar voetnoot1103
Heel weynigh' woorden van uw' moeders bitter klaegen.
1105[regelnummer]
Soo 'soverledens schim sich d'eerste sorge aenneemt,Ga naar voetnoot1105
Nocht door 't verbranden niet van d'oude liefd vervreemt:Ga naar voetnoot1106
O wreeden Hector! hoe gedooghtghe nu, ghy braeve,Ga naar voetnoot1107
Dat onder 't Griecxsche juck Andromache dus slaeve.Ga naar voetnoot1108
Wat leghtghe log, en traegh. Achilles quam wel weer.Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Neem van mijn' traenen kind, die noch sijt kleyn en teer,
Neem van mijne hayren weer. Al 'tgeen is overblevenGa naar voetnoot1111
Van d'wtvaert mijns gemaels. Neem kuskens dieghe geven
Mooght aen uw vaders mond. Dit kleed uw' moeder laet
Ten troost; mijn graf en geest aenroerden dit gewaed:Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Nau ick doorsnufflen sal wat asschen hier magh schuylen.Ga naar voetnoot1115
Ulysses:
Hier is nocht maet nocht end van schreyen, en van huylen.
Flucx wech met Hectors soon: ruck wech, en neem hem met,Ga naar voetnoot1117
Die 't leger marren doet, en Argos vloot verlet.
Rey:
Wat plaets of ons gevangene all'Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
By sich ter woon ontfangen sal?Ga naar voetnoot1120
Thessalien vol bergen, of
Koel Tempe rijck van lauwerlof?Ga naar voetnoot1122
| |
[pagina 588]
| |
Of Phtie een veel bequaemer veldGa naar voetnoot1123
Om wt te levren menigh' held?Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Of 't steenigh Trachyn, beter steêGa naar voetnoot1125
In vruchtbaerheyd van 't stercke vee?Ga naar voetnoot1126
Of is 't Iölcos hoogh van moed,Ga naar voetnoot1127
Betemster van den souten vloed?Ga naar voetnoot1128
Of 't ruyme Creten, by elck eenGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Verwondert om sijne hondert steên?Ga naar voetnoot1130
Of oock Gortijne, kleyn van naem?Ga naar voetnoot1131
Of Trice, dor en onbequaem?Ga naar voetnoot1132
Of is 't Methone, dicht begroeytGa naar voetnoot1133
Van lichte steeckpalm, dieder bloeyt?Ga naar voetnoot1134
1035[regelnummer]
Methone, dat alsins bekuyltGa naar voetnoot1135
Dicht onder 't bosch van Oeta schuylt,Ga naar voetnoot1136
En meer als eens de pylen strafGa naar voetnoot1137
Tot Troiens nederlaegen gaf.Ga naar voetnoot1138
Of Olenos, wiens hutten licht,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
En wijd sijn van elckaer gesticht?Ga naar voetnoot1140
Of Pleuros, dat sich altijd draegtGa naar voetnoot1141
Als vyand der Godinnemaeghd?
Of Troezen, wiens kromboghte reeGa naar voetnoot1143
| |
[pagina 589]
| |
Bespoelt word van een' breede zee?
1145[regelnummer]
Of Pelion, wel eer vermaerd
De darde trap ten Hemelwaert,Ga naar voetnoot1145-1146
En streckte Proteus voor een rijck?Ga naar voetnoot1147
Op desen bergh was Chirons wijck:Ga naar voetnoot1148
Daer lagh in wtgehoolde rotsGa naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
De meester van het kind, dat trotsGa naar voetnoot1150
En moedigh doen alreede was,
Mits hy hem sulcke lessen las:
Waer door de grimmigheyd van 't hertGa naar voetnoot1153
Noch meer en meer geslepen werd:
1155[regelnummer]
Als hy sijne harrep klincken liet,Ga naar voetnoot1155
Soo song hy onder 't snaerspel nietGa naar voetnoot1156
Als slechts van houwen kerven slaen,
En wat daer voorts magh hangen aen.Ga naar voetnoot1158
Carystos rijck van marmorsteen?Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Of Chalcis, daer Euripus heenGa naar voetnoot1160
En weer speelt met d'onstuyme zee?
Of sijn 't d'Echidnen, die hunn' reeGa naar voetnoot1162
Bequaem voor alle winden leyd?Ga naar voetnoot1163
Of Gonoës daer 't altyd weyt?Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
d'Enispen, bang voor Boreas?Ga naar voetnoot1165
| |
[pagina 590]
| |
Of Pepareet ter noorder asGa naar voetnoot1166
Aen Grieckens alderwterste end?
Of is 't Eleusis, dat gewentGa naar voetnoot1168
Vrou Ceres stadigh t'eeren is
1170[regelnummer]
In stilligheyd en duysternis?Ga naar voetnoot1170
Of roept ons tegens onsen sin
Des waeren Aiax Salamin?Ga naar voetnoot1172
Of Calydon, sout dat wel sijn,Ga naar voetnoot1173
Alom bekent door 't wilde swijn?Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Of is het Scarphe, en Besse? of 't landGa naar voetnoot1175
Dat Titaressos, die na'et strandGa naar voetnoot1176
Om onder zee te duycken sluypt,Ga naar voetnoot1177
Met sijnen traegen vloet doorkruypt?
Of Pylos dat lang leven geeft?Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Of Pyse, dat een' tempel heeftGa naar voetnoot1180
Iupijn ter eeren opgebout?
Of Phaer? of Elis daermen houdGa naar voetnoot1182
| |
[pagina 591]
| |
En viert de feest, die 's winners hoofd
Den lofkrans van olijf belooft?Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Het raesende onweer hier en ginsGa naar voetnoot1185
Sende ons slaevinnen allesins,Ga naar voetnoot1186
En lande en berg waer't wil ons lijf:Ga naar voetnoot1187
Behoudens datmen verre blijfGa naar voetnoot1188
Van Sparten; 't welck met recht gehaetGa naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Den Phrygen, en den Griecken staetGa naar voetnoot1190
Op soo veel' smarte en ongerijf:Ga naar voetnoot1191
Behoudens datmen verre blijfGa naar voetnoot1192
Van Argos, en Mycenen eerstGa naar voetnoot1193
Door Pelops tiranny beheerst,Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
'T kleyn Neritos min als Zacynth,Ga naar voetnoot1195
En Ithaca, wiens klippen blind
In't water duyckend voor en naerGa naar voetnoot1197
De kielen dreygen met gevaer.
Wat lot of u noch wesen sal
1200[regelnummer]
Beschoren, of wat ongeval
Troiaensche koningin wel eer?Ga naar voetnoot1201
Waer heen, en van wat overheerGa naar voetnoot1202
Sult ghy noch worden omgeleyd?Ga naar voetnoot1203
Wat land is tot u graf bereyd?Ga naar voetnoot1204
|
|