De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 483]
| |
Op de doodt van Iongkvrouw Maghtelt van Kampen.aant.Ga naar voetnoot*De May, veraart en slinx, die trof ons maaghdepuick,Ga naar voetnoot1
O Maghtelt, toen sy u benijde 't jeughdigh blosen.
Een andre bloem verwelkt, gesneden van haar struick;
Maar blancke lelie, och! in 't midden van de roosen,
5[regelnummer]
Men u, op uwen steel, sagh flaauwen, en beswijmen,Ga naar voetnoot4-5
Die waart des vryers wensch, der oudren soete hoop.
Vw geest gebluscht is, en de fackel van uw Hymen.Ga naar voetnoot7
't Is kostlijck, dat om gout nocht tranen is te koop.Ga naar voetnoot8
|
|