De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendTot Lof vande kuische en God-vruchtighe Martelaresse
| |
[pagina 421]
| |
Vermids dees groote MartelaersGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Verstrekte Christus Kercke een kaers,
En heldre Fakkel door haer lydenGa naar voetnoot10-11
Geheughelyk tot allen tyden.Ga naar voetnoot12
Jeugd, schoonheid, Adel, munten uit,
En bloejen in een selve spruit;
15[regelnummer]
En als dees worst'len met malkanderGa naar voetnoot15
Verwint Godvruchtigheid ald'ander.
Want door haer achtse 'tsalichst meest,Ga naar voetnoot17
En Heiligt Gode lyf en Geest:
Als gants verrukt de sinnen vielenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Op Iesvs Bruidegom der sielen.
Vergeefs vergeefs haer d'ydelheid
Bekoren wil en stricken breid.
Vergeefs men tracht haer te verlocken.
Sy is te Hemels opgetrocken.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Als d'overste SymphroniusGa naar voetnoot25
Dingt na haer kuischeid, spreecktse aldus:
Heer rechter houd vry op van smeken.
Geen goud en kan mijn opset breken.Ga naar voetnoot28
Gheen minnevlam mijn ziel besmet.Ga naar voetnoot29-vlgg.
30[regelnummer]
Ick ben verlooft aen 't Bruylofs bed,
Dat d'Eng'len inden Hemel spreien
Voor d'Heylige maegdelijcke Reien.
So loflijck ghy uw soon verheft,
Mijn Bruidegom hem overtreft:
35[regelnummer]
Wiens schoonheid, als hy voort komt treden,Ga naar voetnoot34-35
De Son kan van zijn glants ontkleeden.
Indien ick slechts standvastich hier
| |
[pagina 422]
| |
Bewaer het Godlijck suyver vier,Ga naar voetnoot38
Nocht wulps mijn reinigheid laet schaken,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En dien hem met gebeen en waken.Ga naar voetnoot40
Ghesteenten van veel klaerder schijnGa naar voetnoot41
Als al uw Diamanten zijn,
En rijcker peerlen sal hy geven
Die hier volstandich is gebleven.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Des minnaers vader door dit woord
Verwondert staet, en roept verstoort:
Nu suldy kiesen een van beiden,
Men sal u nae 't bordeel toe leiden,
Of daedlijck Vesta met 'tgemoed
50[regelnummer]
En gaven offerhanden doet.Ga naar voetnoot49-50
Daer op sy haer geweldich trecken,
Om 'tkleed haers Maegdoms te bevlecken.
Maer een gewieckt gesant van GodGa naar voetnoot53
Met glants verschijnt int Hoerekot,
55[regelnummer]
Juyst als de schennis vuyl van oogenGa naar voetnoot55
De Maegd het kleed had uytgetogen.
Agnes omringt word met een licht
Van blixem, 'twelck het aengesicht
Der Goddelosen slaet met stralen,
60[regelnummer]
Die anxstich als in schaduw dwalen.Ga naar voetnoot60
Sy knielt van blyschap, en gespreedGa naar voetnoot61
Vind voor haer een gesterrent kleed,Ga naar voetnoot62
Waer me sy deckt de naeckte leden,
En looft den Hemel met gebeden.
65[regelnummer]
De minnaer met een schaer verseltGa naar voetnoot65
Smaelt op het licht, en word geveld,
| |
[pagina 423]
| |
En van Gods Engel neer gesmeten.Ga naar voetnoot67
Het lijck luidruchtich word bekreten.Ga naar voetnoot68
Maer als Agnes aendachtich knielt,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
God weer het doode lichaem zielt.Ga naar voetnoot70
De faem des daeds als uytgelatenGa naar voetnoot71
Vervult te Roomen alle straten.
De Priesters die het outer voen,
En plechtige offerhanden doen
75[regelnummer]
Van boosheid swellen ongeduldich,
En achten haer der straffe schuldich.
Men grijpt d'onnoosle Maegd die stoutGa naar voetnoot77
En vrolijck op 't gestapelt hout
Gods naem aenroept, als met vergrammen
80[regelnummer]
De beuls 'tvier queken en doen vlammen.Ga naar voetnoot80
Maer onverschrocken van gemoed
Sy in het midden vande gloed
Geen hair versengt door Gods ontfarmen,Ga naar voetnoot83
En van malkandren strekt haer armen.
85[regelnummer]
De Rechter moe' vant lang vertrekGa naar voetnoot85
Des doods, verwijst haer teere nek.Ga naar voetnoot86
Sy sterft eer danse smert kan voelen.Ga naar voetnoot87
De siel vertrekt na hooger stoelen.Ga naar voetnoot88
En langs een wit en suiver padGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Geswint sy reist na 's Heeren stad,
En siet de maen beneen haer voeten
Als d'Engelen vrolijck haer ontmoeten.
Die haer geleien onbesurgt,Ga naar voetnoot93
En weren hooch in 's Hemels burgt:Ga naar voetnoot94
| |
[pagina 424]
| |
95[regelnummer]
Daer sy bevryt van ongelucken
Een dobbel Kroon haer pruick laet drucken.Ga naar voetnoot96
Heldin van Adelijcken stam!
Die als een kuisch en suyver lamGa naar voetnoot98
Uw reynicheydt wout Gode schenkken
100[regelnummer]
Met vreugd wy jaer op jaer gedenkken
Aen uwen striid hier uytgestreen,Ga naar voetnoot100-101
Aen uw verwinning ongemeen,
Gy port ons aen om op te stiigen
En sulken Palmtak te verkriigen.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Uw leerliike gedachtenisGa naar voetnoot105
De Kerke een liefliik Wierook is.Ga naar voetnoot106
Uw sterk geloof doet ons ervaren
Dat het niet leit in't tal der jaren.Ga naar voetnoot108
Ter dood gy stapte met meer moeds
110[regelnummer]
Als Bruit oit na haer bruilofts koets.Ga naar voetnoot110
Het schreiter al gy uitgesondert.Ga naar voetnoot111
Den ouderdom uw jeugd verwondert.Ga naar voetnoot112
Elk bleek gedoodverwt met beklagGa naar voetnoot113
De Roosen op uw wangen sag.
115[regelnummer]
't Aenminnig uitsicht in het striienGa naar voetnoot115
Uw vyand trof met medeliien.Ga naar voetnoot116
Heer Iesvs geeftse kracht altiid
Die u geheel ziin toegewiid.
Geeft dat sy op dit voorbeeld merken,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En wilt haer heilig opset sterken.Ga naar voetnoot120
| |
[pagina 425]
| |
En gy die leeft by God verhoogtGa naar voetnoot122
Hoe veel gy met gebeen vermoogt
Verwerftse segen en genade
En komtse met uw gunst te stade.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Maer hem by naem die met dit dichtGa naar voetnoot125
Ziin duitsche Wereld heeft gesticht,Ga naar voetnoot126
Op dat hem voor dit zoete schriiveGa naar voetnoot127
Een eeuwigh loon ten Hemel bliive.
Want ander loon (nae dat ick raem)
130[regelnummer]
En wil hy niet om dat ziin naemGa naar voetnoot130-vlgg.
Alhier, op hoop van meerder zegen
Zoo ganschelickken is verswegen. Amen.
I.V.V.
|
|