De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 384]
| |
Iob.
HIOB 6.Ga naar voetnoot*
Wanneermen myn jammer woege, en mijn lyden te zamen in een schale leyde, zoo zoudeGa naar voetnootRegel 1 het zwaerder zijn dan het zand aen de zee. | |
[pagina 385]
| |
De lydzaemheyd.Ghy die u maeckt voor God door 't murmureren schuldigh,Ga naar voetnootVs. 1
Komt herwaerts, ziet hoe Hiob zo lijdzaem en geduldighGa naar voetnootvs. 2
De lydzaemheyd uytbeeld, en voor elcx aengezicht
Zijn gouden zetelstoel van eenen misthoop sticht,Ga naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
En zit behangen noch met zy', noch purp're kleeren,
Maer met een mantel rijck van rooven en van zeeren,Ga naar voetnootvs. 6
En puysten geborduurt, gemytert met een hoedGa naar voetnootvs. 7
Van schurft, wiens lamper is slechts etter, en vuyl bloed.Ga naar voetnootvs. 8
De potscherf hem een staf en scepter wil verstrecken:Ga naar voetnootvs. 9
10[regelnummer]
Waer mede hy open klouwt de zweeren, die hy lecken
Laet van zijns huyshonds tongh, die op haer voordeel uyt
Snackt na de leckerny van Hiobs bedragen huyt.Ga naar voetnootvs. 12
Zo pronckende hy van verr' gesneuvelt ziet zijn knapenGa naar voetnootvs. 13
In 't yzer der Chaldeen, en zijn gewolde schapenGa naar voetnootvs. 14
15[regelnummer]
Van 's Hemels vlam geroost: zijn kemelen gerooft,Ga naar voetnootvs. 15
Het dack zyn vrolijck zaed gevallen op het hoofd,Ga naar voetnootvs. 16
In 't midden van haer feest. en als hy straf bejegent,Ga naar voetnootvs. 17
Met een slaghregen van veel rampspoen is beregent,
In plaets van troost daer als aemachtigh hy na gaept,Ga naar voetnootvs. 19
20[regelnummer]
Ontmoet hem dus zijn helft die in zijn ermen slaept:Ga naar voetnootvs. 20
Is 't nu niet wel gesteld? waer is nu Hiobs betrouwen?Ga naar voetnootvs. 21
Wat heyl brenght het nu toe op 's Heeren naem te bouwen?
Ghy noemde hem uwen schild, en schutsheer onversaeght:
Hy helpe u nu indien hem vromigheyd behaeght.Ga naar voetnootvs. 24
25[regelnummer]
Ay (zeght de martelaer) ghy ratelt als d'onvroede:Ga naar voetnootvs. 25
Wy dulden 't quaed van hem die zegende ons in 't goede:
Naeckt rezen wy in 't licht: naeckt varen wy in 't stof:Ga naar voetnootvs. 27
Die 't leende nam ons 't zijn: den Heer zy danck en lof.
Zijn maeghschap oock tot troost vast neffens hem gezeten,Ga naar voetnootvs. 29
30[regelnummer]
Een pijnbanck streckte schier 's mans ongekreuckt geweten,
Dat rijck in God getroost door 't veel gepleeghde goedGa naar voetnootvs. 31
Een blijde schare quam van deughden te gemoet:Ga naar voetnootvs. 32
Tot dat doorloutert hy, in 't aenschijn Gods verkoren,Ga naar voetnootvs. 33
Hem 's Hemels goedheyd gaf meer als hy had verloren.
|
|