De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 362]
| |
Michaeas.
3 REG. 22.Ga naar voetnoot*
Zoo waerachtigh als de Heere leeft, ick wil spreken wat my de Heere zeggen zal. | |
[pagina 363]
| |
De vertoonder.Ga naar voetnoot*Als 't heyr van Iosaphat, en Achab met zijn knechten
In 't harnasch bloncken nu, om Ramoth te bevechten,Ga naar voetnootVs. 1-2
Riep 't roth van Iesabels Propheten: 't zal wel gaen!Ga naar voetnootvs. 3
O helden treckt vry op! Iehova zalze slaen!
5[regelnummer]
Mijn raed hier toe gebe'en, ick riep: legh af uw wapen,
'tHeyr Israels ick zie als herderlooze schapenGa naar voetnootvs. 6
Verstroyen op 't geberghte, en overrompelt vli'en:Ga naar voetnootvs. 7
Ghy Koningen ontwaeckt, uw zienders niet en zien:
Een schalcke leugengeest juyght op haer bedeltongen,Ga naar voetnootvs. 9
10[regelnummer]
En smeeckt uw onderlaegh, en broeyt zijn leugenjongen.
Ick eyndigh nauwlycx of de Koningh vol van spijt
My volslaghs met zijn vuyst op 't kinnebacken smyt.Ga naar voetnootvs. 11-12
Hoe, roept hy, heeft met ons niet 's Dryheyds geest gesproken?
Hebt ghy 't geheym alleen des Heeren dan geroken?
15[regelnummer]
Mijn onschuld grijpt geen plaets. zy scheuren mijnen rock,Ga naar voetnootvs. 15
En kluysteren verwoed mijn schenen inden stock.Ga naar voetnootvs. 16
De legers gaen te velde, en vinden op de beenenGa naar voetnootvs. 17
Den vyand toegerust veel vroeger als zy meenen.Ga naar voetnootvs. 18-vlgg.
Hy wijckt hun niet een voet. zo wrocken zy te gaer.
20[regelnummer]
De Philistijn gehert neemt kloeck zijn voordeel waer,Ga naar voetnootvs. 20
Rent op haer vleugels aen, en ketelt zich in 't moorden,Ga naar voetnootvs. 21
En breeckt van wederzijds de kracht van haer slaghoorden.
Een ruyter lost zijn peze, en eermen toeziet schierGa naar voetnootvs. 23
Hy tusschen 't hanghsel, en het Koninghlijck pantzier,Ga naar voetnootvs. 24
25[regelnummer]
Den Koningh Achab groet: die voelende 's doods vlagenGa naar voetnootvs. 25
Den aftocht blaest te spade, en opgeeft inde wagen
Zijn ziele, met het bloed dat 't gulden harnasch smet,Ga naar voetnootvs. 26-27
En 't zammet vande koets, die wierd eerlangh genetGa naar voetnootvs. 28
Van troeteliuff'ren, van iachthonden, en van bracken,Ga naar voetnootvs. 29
30[regelnummer]
Die d'edelheyd versma'en, en 't bloed gestolckt insnacken,Ga naar voetnootvs. 30
Daer 't Iezabel betreurt, die in haer trali light,Ga naar voetnootvs. 31
En met rouwsluyers berght haer rouwigh aengezicht,
Beklaeght haer bedgenood, en Micha voor een vrijeGa naar voetnootvs. 33
Kent, nu de fackel klaer licht van zyn prophecije.
|
|