De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 322]
| |
Enoch.
ECCLES. 44.Ga naar voetnoot*
Enoch behaeghde den Heere wel, en is wech ghenomen, op dat hy der wereld eenGa naar voetnootRegel 1 vermaninge ter boete ware.Ga naar voetnootr. 2 | |
[pagina 323]
| |
Die 't graf versmade.Myn Meester Seth 'tgezet des Hemels op my ente,Ga naar voetnootvs. 1
En Gods geheymwet in myns herten tafel prente,Ga naar voetnootvs. 2
En goot my in 't gemoed een Goddelycken reuck,Ga naar voetnootvs. 3
En perste my, zoo dat myn ziel van jonghs een kreuckGa naar voetnootvs. 4
5[regelnummer]
Behield van vreeze Gods, die zoo heeft toegenomenGa naar voetnootvs. 5
Dat myne wandel streckte een spoore d'and're vromen:Ga naar voetnootvs. 6
Die weynigh in getal, schier wierden afgematGa naar voetnootvs. 7
Van Kaïns boosheyd, die het heyligh zaed vertrad.Ga naar voetnootvs. 8
Ick speurende hoe hy gaf Godvruchtigheyd ten roove,Ga naar voetnootvs. 9
10[regelnummer]
Met Seth oprechten hielp den standaert van 't geloove:Ga naar voetnootvs. 10
Met ongel, en laeuw bloed des altaers plat beslaen:Ga naar voetnootvs. 11
En met gebeen om hoogh nae 't sterren welf opgaen.Ga naar voetnootvs. 12
Van waer de drymael groote, en heyl'ge God der Goden
My ziende groeijen in veel deughden ongeboden:Ga naar voetnootvs. 14
15[regelnummer]
En hoe myn lyf myn ziel streckte een gewyde kerck,Ga naar voetnootvs. 15
Dat veel te zuyver achte om decken met een zerck:Ga naar voetnootvs. 16
Dat veel te weerdigh schatte om vande dood verbolgenGa naar voetnootvs. 17
Te zyn verbeten, en van 's kerckhofs keel verzwolgen.Ga naar voetnootvs. 18
Waerom, ter aerden hy een vuyrge wolcke boogh:Ga naar voetnootvs. 19-20
20[regelnummer]
Waer in hy my als in een koets ten Hemel toogh:
Van waer het sterflyck volck gejond word noch van verrenGa naar voetnootvs. 21
t'Aenzien myn oogen, niet meer oogen, maer twee sterren,Ga naar voetnootvs. 22Ga naar voetnootvs. 22-25
Twee sterren daer ick mede aenschouwe 'tschoon aenschyn,
't Schoon aenschyn Gods met opgeschovene gordyn,Ga naar voetnootvs. 24
25[regelnummer]
Gordyn die hindert dat de sterffelycke menschenGa naar voetnootvs. 25
Niet zien het geen ick zie met eyndelooze wenschen.Ga naar voetnootvs. 26
O licht! o dagh! o schoon! o doel! o weelde! o vreughd!
Wanneer zal u de rest der heyl'gen zien verheughd.Ga naar voetnootvs. 28
O mann', zon, spel, bloem, troost! wanneer in 'sHemels stoelenGa naar voetnootvs. 29
30[regelnummer]
Zal u elck smaecken, zien, aenhooren, ruycken, voelen.
|
|