De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 756]
| |
120. De krancke Gier.Ga naar voetnoot*1 Insgelijcx word de Koning Merobedus hulpeloos ghelaten, die een grousaem Tyran, 2 ende ijselijcke bloedsuyper was, ende veel Koningen, niet anders als een Diefsche 3 Gier de Hoenderen, vervolgde, die oock den Keyser Tiberio aen zijn landt ende lieden 4 groote schade had gedaen. Dese op een tijdt qualijck gestreden hebbende, ende aen zijn 5 macht grootlijcx gheswact, heeft bij Tiberio hulp gesocht, om dat hij zijn adem mochte 6 verhalen, ende zick weder-stercken. Maer Tiberius sloegh hem alle hulp af, ende seyde: 7 Hij sach hem liever swack dan sterck, doodt dan levendigh, op dat hij ende de zijnen 8 van hem seker, ende onbeschadight moghten blijven. MARCVS WELSERVS. | |
[pagina 757]
| |
CXX
De krancke Vogel Gier bad ernstigh een ghesonden,
Hij wilde hem in 'sdoods nood zijns kranckheyds diepe wondenGa naar voetnoot2
Doch helpen heelen nu met goed en heelsaem kruyd,Ga naar voetnoot3
Of anders ist met mij (sprack d'arme zuchter) uyt;
5[regelnummer]
'Tis heel met mij ghedaen, zal 'tlijf niet houden moghen.Ga naar voetnoot5
Neen (sprack zijn macker) 'kheb met u geen mededooghen,
Ghij hebt mij dick ghebracht in al te veel ghevaers,Ga naar voetnoot7
'Ken maeck zoo licht geen roe voor mijnen eyghen aers.Ga naar voetnoot8
Mijn hulpe is u ontzeyd; kond ghij u zelf niet helpen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ick zal in desen nood u lijden geenzins stelpen.Ga naar voetnoot10
‘D'erfvijand inden anxst belooft al tgeen hij magh,Ga naar voetnoot11
‘Vermits hij in zijn kruys zich geern gheholpen zagh:Ga naar voetnoot12
‘Maer waer hy eens verlost uyt al zijn onghevallen,
‘Van al 'tgeen hij beloofde en hielt hij niets met allen.Ga naar voetnoot14
|
|