De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 754]
| |
119. De Struys en 't Nachtegaelken.Ga naar voetnoot*1 Sulcken manier heeft de Keyser Domitianus inde Schou-spelen, die Quinquatria 2 hieten, opghebracht ende onderhouden. Want in die selve moesten de Hand-werckers 3 haer konstige hand-werck, de Poëten of Rijmdichters hare Carmina, de Redeners 4 hare cierlijcke ende welghestelde redenen, de Schermers haer geswinde schermslagen, 5 de Springers ende goochelaers haer luchtighe ende kromme-spronghen, ende boot- 6 sen vertoonen; ende een ijder zijn kunst, op 't hooghste ende beste loven ende prijsen. MATTHAEVS RADAEVS. | |
[pagina 755]
| |
CXIX
De staelverslinder Struys en't Nachtegaelken t'samen,Ga naar voetnoot1
Elckandren haren roem trotzeerende benamen.Ga naar voetnoot2
De Vogel langhghebeent zijn vederen verhief;Ga naar voetnoot3
De Nachtegael zijn stemme, elck een om hooren lief.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Monarchen (sprack de Struys) die werrelden bestierenGa naar voetnoot5
Met mijne pluymen haer vereedlen en vercieren.Ga naar voetnoot6
Mijn liefelijck gheluyt op welghestelde maetGa naar voetnoot7
(Riep 'tVogelken) verheught een yeder in zijn staet:Ga naar voetnoot8
'tZij Vorsten trots ghehult met purpre en zijde banden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Of landlien die 'tghelust te ploeghen d'ackerlanden.Ga naar voetnoot10
‘Een ijder die hier leeft, 'tzij van wat staet, ghewisGa naar voetnoot11
‘Ghetrocken word tot 'tgeen zijns herten wellust is:Ga naar voetnoot12
‘Dat dunckt hem alderschoonst, en magh hem niet vervelen,Ga naar voetnoot13
‘Elck Zot heeft zijn Marot en tijdverdrijf om spelen.Ga naar voetnoot14
|
|