De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 748]
| |
116. De spijse-draghende Ezel.Ga naar voetnoot*1 Veel ongheluckiger als dese last-draghenden Ezel, is geweest die ellendighe ghe- 2 vanghen Keyser Valerianus. Want als hij vanden Koning van Persen Sapor geheeten 3 bekrijght, gevanghen, met stricken ghebonden, ende in slavernije ghebracht was, soo 4 heeft hij als een arme Ezel zeer swaren arbeyt doen moeten, ende hem oock voor een 5 voetschamel laten ghebruycken, als de Koning te peerd wilde zitten; is oock noch 6 ellendigh gheslaghen, ende armelijck ghespijst, tot dat hij in sulcken Ezels arbeyt 7 zijn leven ellendighlijck eyndighde. SABELLICVS. | |
[pagina 749]
| |
CXVI
Hier, hier, ghij Vrecken hier, schout d'Ezel overladenGa naar voetnoot1
Met bouten, hoenders, taert, ghesoden, en ghebraden,Ga naar voetnoot2
Saucijssen, Hasen, Wijn, Capoenen, en Pastey,Ga naar voetnoot3
En hij eet dijstlen self op schraele en dorre wey.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
‘Zoo gaet het oock met u, verschroockte gierghe slaven:Ga naar voetnoot5
‘In rijckdom zijdij arm, becommert gaet ghij draven:Ga naar voetnoot6
‘Hebt stadelijcken sorgh, beswaert met druck en klagh,Ga naar voetnoot7
‘Vindt geen gerust gemoet, en woelt schier nacht en dagh:Ga naar voetnoot8
‘Slurpt wey en water in, schroomt uwen buyck te vullen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
‘Een ander heeft u haef, derf leckerlijcken smullen.Ga naar voetnoot10
‘Die 't goedt heeft, suyght de poot; die 't niet heeft, eet gebraet.Ga naar voetnoot11
‘Dees loert op woeckers winst, en d'ander op verraet:Ga naar voetnoot12
‘En altijd heeft hij vrees, versmoort in ijdle sorghen:Ga naar voetnoot13
‘Komt stadigh broodt te kort, becommert voor den morgen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Onthout zijn lust het goet, en spaertet uyt zijn mont;Ga naar voetnoot15
‘Dat in het eynd verbrast wort door de Katt' of Hondt.
|
|