De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 744]
| |
114. De Leeuw, den Haen en den Ezel.Ga naar voetnoot*1 Sulcke Ezels waren de Cymbri. Want als Marius de plaets, daer hij zijn leger ghe- 2 slaghen had, om de stralen des Sons gants onbequaem vondt, om hen slagh te leveren; 3 soo heeft hij hem met zijn Volck ter zijden begeven, 'twelck de Denen ziende meynden 4 dat hij uyt vrees voor haer vluchtede; hebben derhalven sonder rechte slaghoorde 5 haer opghemaect, ende Marium naghetogen. De welcke uyt den Sonneschijn gekomen 6 wesende, hem omghekeert ende haer met groot ghewelt aenghegrepen, ende alle ter 7 selver plaetse nedergheleyt heeft. FRONTINVS 64. | |
[pagina 745]
| |
CXIV
Den hoogh verheven Leeuw vermoeyt van 'tstadigh jagen,
Vant eenen Esel staen, verloomt door't sacke draghen,Ga naar voetnoot2
Daer bij een Lombaertsche Haen, die door zijn luyd gekraey,
Den trotsen Leeuw verschrickt, dat hij met eenen draey
5[regelnummer]
Sich op der vlucht begeeft. Den Esel overmoedigh,Ga naar voetnoot3-5
Waent dat de Leeuw bedeest wort door zijn felheyd woedigh,Ga naar voetnoot6
Hem op zijn hielen volght met een geswinden loop,Ga naar voetnoot7
En t'onbedachtelijck brenght hii zijn vleess te koop.
De Leeuwe' int swinghen siet den tragen Esel volghen,Ga naar voetnoot8-9
10[regelnummer]
Scheurt hem ter aerden stracx met een gemoet verbolghen,
En seght: dit is voor mij, voor't welgebooren bloedGa naar voetnoot10-11
En 'teedle koninghs herte' een doren in mijn voet,
Dat ick voor yemant wijck. Dit is, o slechten broeder!
Dijn uyterste bancquett. O aller Haesen moeder!Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Volgh waenwijs niet dien raed, om als dijn Prince vliet,Ga naar voetnoot15
‘Hem smaet en spot te doen, om voeden zijn verdriet:Ga naar voetnoot16
‘Of u schoon t'Avontuer toont gunstich haere tuyten,Ga naar voetnoot17
‘Sij draeyt te schielijck 'thooft, en steeckt u inde kluyten.Ga naar voetnoot18
‘Verstonden zij te recht den korrel van de saeck,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘Dat onbedachtheyt is t'verderff der dwaesen vaeck,
‘Zij souden wel besint op beter kanssen letten,Ga naar voetnoot21
‘Den Esel souw den Leeuw niet nae zijne' eere setten.Ga naar voetnoot22
|
|