De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 740]
| |
112. De Draeck en Oliphant.Ga naar voetnoot*1 Sulcx is den Philisteen gebeurt. Want als zij met arglistigheyt Samson zijn stercte 2 hadden genomen, d'oogen uytgesteken, ende in een meulen deeden malen, hem zeer 3 plagende, ende haer tijdcortinghe van hem maecten: En dat Samson vermercte, 4 datter een groote menighte van Philisteen in haer Afgods Tempel versamelt was, soo 5 nam hij voor, dat hij hem aan haer wreeken wilde na zijn vermoghen: doch wilde 6 niet sterven, of de Philisteen storven met hem. Grijpt der halven beyde de pilaeren, 7 daer't huys op rustede, ende doetse met den Philisteen ter neder vallen, ende doode 8 alsoo hemselven ende haer mede. IVDICVM Cap. 16. | |
[pagina 741]
| |
CXII
Een eysselijcken Draeck bevocht een Oliphant,
En heeft hem metter vlucht seer schricklijck angherant:Ga naar voetnoot2
Omslingherde' hem zijn been, en met vergifte stekenGa naar voetnoot3
Komt 'tbloed als een riviere uyt zijn groff lichaem leken,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Aemachtigh slap en flau door de'uytghemarchde krachtGa naar voetnoot5
Pofte' hij den Draeck op't lijf, doode' hem met gantscher macht.Ga naar voetnoot6
‘Dit is des werelts loop; wanneer de wree TyrannenGa naar voetnoot7
‘De vrome te vertre'en, en d'arme netten spannen,Ga naar voetnoot8
‘Omringhen haer ghelijck, en suyghen uyt haer bloed,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
‘Dan valt de vrome op't lijf die hem de wreedheyd doet.Ga naar voetnoot10
‘Gelijck de snelle Rhee, die op de steylle klippen
‘Den Iager had gejaeght, van meeninge' hem t'ontslippen,
‘Klimt, klautert, toegerust de Iager strengh en stijf:Ga naar voetnoot11-13
‘De Rhee ziet s'doodts ghevaer, springt botz hem op zijn lijf.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘De Iagher breeckt zijn hals, zijn armen en zijn beenen.
‘De Rhee valt onversaeght te barsten op de steenen.Ga naar voetnoot16
‘Soo wie oock yemandt meent te plaghen nae zijn wil,Ga naar voetnoot17
‘Die jaeght hem selven meest, de Iagher staet niet stil.Ga naar voetnoot18
|
|