De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 736]
| |
110. Den barenden Bergh.Ga naar voetnoot*1 Sulck een saeck heeft Agesilaus Koningh in Grieckenland onderstaen. Want hij 2 maecte een bovenmaten grooten allarm, als of hij een ontelbaer heyrcracht te veld 3 wilde brenghen, en met een onghehoorde menighte land ende lieden bekrijgen: liet 4 oock alom de trommel slaen om volck aen te nemen. Als nu de roep groot was, ende 5 verre luyde, soo heeft den Koning Tachus uyt verwondering hem opgemaeckt, en is 6 in Griecken-land getogen, om dat groote volck te zien. Maer als hij daer quam, soo 7 is Agesilaus met een cleyn veracht krijgshoopken opgetrocken: 'twelck Tachus ziende, 8 seyde hij: Den Bergh was swanger, en heeft een Muysken ghebaert. ATHENAEVS. | |
[pagina 737]
| |
CX
Een steygerende Bergh, wiens kruyn de locht dorst tergen,Ga naar voetnoot1
Vytmunte door haer steylt' de Pireneesche Bergen,Ga naar voetnoot2
Vermat haer stout en koen, dat ijder hoorde' en zagh,Ga naar voetnoot3
Hoe zij een nieuwen Bergh sou brengen voor den dagh:
5[regelnummer]
Dus swanger barst zij uyt of 't fellijck had' ghedondert:
Dus liep de wereld toe, en ijder was verwondert,Ga naar voetnoot6
Verwachtende wat vreemdts: door't krakende gedruysGa naar voetnoot7
Baertse uyt haer swanghre lijf de lachelijcke Muys.Ga naar voetnoot8
Is dit, riep elcken een de vrucht van't hooge roemen?Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het snorcken is maer windt, u krijten wij verdoemen.Ga naar voetnoot10
‘Vergeefs en ijdel is die stoft van groote konst,Ga naar voetnoot11
‘Van macht, van heerlijckheyt, alst blasen is om sonst.Ga naar voetnoot12
‘Poffhanssen zijnt te recht, want ijghelijck kan't mercken:Ga naar voetnoot13
‘Gekrijts genoegh, geen woll, seyd' Nicker, en schoor 'tvercken.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
‘Den eenen van zijn haeff snorckt, d'ander van zijn boecken:Ga naar voetnoot15
‘Hier is heer Calis t'huys, den Doctor moetmen soeckenGa naar voetnoot16
‘In zijne camer daer de Doctors staen te pronck:Ga naar voetnoot17
‘Dees is een man in't velt, en d'ander bij den dronck.Ga naar voetnoot18
‘O onbevaren volck, wilt op dees baken letten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘En leeren op't kleyn schip geen groote seylen setten:
‘Vlaghvoerders striickt de fock, en haelt de wimpels in:Ga naar voetnoot21
‘Veel vlaggen (seght Maetroos) 'tschip heeft geen botter in.Ga naar voetnoot22
|
|