De werken van Vondel. Deel 1. 1605-1620
(1927)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 732]
| |
108. De Vrouwe en Henne.Ga naar voetnoot*1 Soo gingh het Dionysio den Tyran. Want als hij met de Contributie niet te vreden 2 was, die zijn ondersaten ghewilligh gaven, maer woude altoos haer meer afdringen, 3 ende haer met ondraeghlijcke lasten bezwaren: doe heeft hij haer niet alleen inde 4 grond verdorven, maer oock hem selfs om land ende luyden gebracht, 'twelck hem 5 namaels zijn levedage (doch te vergeefs) is leedt gheweest. PLVTARCHVS. | |
[pagina 733]
| |
CVIII
Een arme, en slechte Sloor, die eerstmael quam aen't schrapen,Ga naar voetnoot1
Bequam een Lombaertsche' Hen, heel sonderling geschapen:Ga naar voetnoot2
Die zwanger dagelijcx haer gretige waerdinGa naar voetnoot3
Een Gulden Ey int nest bracht tot besolding in.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer uyt dan Overvloed en Rijckdom t'greetigh herte
Van dese vrecke Sack, besaten vol van smerte:Ga naar voetnoot5-6
Die met dees vaste rente' en incomst niet vernoeght,Ga naar voetnoot7
Heeft tot der Hennen dus haer redenen ghevoeght:Ga naar voetnoot8
'Tis waer, ick erff van u de daghelijcksche vruchten;
10[regelnummer]
Maer laes! zij knaghen 'thert, en blijf vol onghenuchten:Ga naar voetnoot10
Ick moet self sien den grond, ick moet self sien den schatt,
Daer in mijn droeve Ziel steets droefheyd heeft ghehadt.Ga naar voetnoot11-12
Zy keeltse met een mess, en hoopt met eender vlaghenGa naar voetnoot13
Den heelen schatt, en 'tgout, gelijcklijck uyt te dragen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
De Gierige' haer bevindt bedroghen in haer sin:Ga naar voetnoot15
Terwijl zij schatten soeckt, verliest zij haer ghewin.
‘S'gelijcks is menigh mensch met d'incomst niet te vreeden,Ga naar voetnoot17
‘Maer tracht nae grooten staet, en ijdle' heerlijckheden:Ga naar voetnoot18
‘Waeght al zijns Vaders haeff moetwillich op een bott,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘Verliest zijn schatt en hoope', een onverwachte lott.Ga naar voetnoot20
‘Wijs is hij die ghenoeght, of leert ghenoeghen leeren.
‘Die wickt eerst eer hij't waeght, sal na-rou van hem keeren.Ga naar voetnoot21-22
|
|